Financieel Management: Theorie En Cases (2102TEWACF)
Institution
Universiteit Antwerpen (UA)
Docent: Stefan Straetmans (18/20 gehaald)
In mijn persoonlijke samenvatting vind je al de te kennen theorie terug, inclusief verdere verduidelijking en voorbeelden. Daarnaast zorgt het gebruik van kleur ervoor dat het makkelijker studeerbaar is!
Financieel Management: Theorie En Cases (2102TEWACF)
All documents for this subject (8)
4
reviews
By: mevecel • 1 year ago
By: emmachristiaens • 1 year ago
By: BertV • 1 year ago
Translated by Google
Top summary that makes everything a lot clearer! The subject matter can sometimes be vague, but the summary made everything clear!
By: RobbeSchoenmaker • 1 year ago
Top samenvatting!
Seller
Follow
studentmodeltraject
Reviews received
Content preview
Les 1 (H1,4,6,9): Inleiding
1. Taken van CFO
De belangrijkste doelstelling is het
maximaliseren van de
aandeelhouderswaarde
-> doormiddels:
Rode draad door cursus:
Nettocontante waarde
-> om te beoordelen of een
investering goed of niet goed is
Waar gaan we het over hebben?
1.1 Thema 1: Aandeelhouderswaarde vergroten via
- ‘Juiste’ investeringsbeslissingen
Nieuwe machines kopen? Een buitenlands filiaal openen? Een
overname van een ander bedrijf? Etc.
- Verander de financierings ‘mix’ van het bedrijf: optimaliseer de
vermogensstructuur (= samenstelling van EV en VV) bv. aandelen en
bankleningen
- Dividendbeleid of alternatieve manieren om cash aan aandeelhouders uit
te keren (bv. aandeleninkoop)
1.2 Thema 2: Waardering. Wat bepaalt de marktwaarde van de
aandelen en obligaties van het bedrijf?
- Marktwaarde ≠ boekwaarde (balans) ≠ intrinsieke (faire) waarde
een bedrijf kan over-of ondergewaardeerd zijn.
- vb. 1: Een investeringsbank moet een “correcte” uitgifteprijs bepalen voor
de aandelen van een privaat bedrijf dat naar de beurs wil trekken (IPO)
- vb. 2: beleggers zoeken naar “ondergewaardeerde” aandelen
1.3 Thema 3: Het verband tussen risico en rendement van een
investering
- Waarom hebben sommige investeringen (aandelen, obligaties, vastgoed,
een overname, een machine etc. ) gemiddeld een hoger rendement dan
andere? Vanwege hun hoger risico
- Hoe meten we rendement en risico?
- Via risicomanagement: risicomijdende beleggers willen risico spreiden door
portefeuilles of gebruik van derivaten (=afgeleide financiële producten)
1
, 2. Naast aandeelhouderswaarde, streven bedrijven verschillende
doelstellingen na via ESG
- Environment: bedrijven (zeker vervuilende) worden in toenemende mate
afgerekend op hun milieubeleid door overheden, pensioenfondsen, etc.
- Social: gelijke behandeling man/vrouw, binnenlandse/buitenlandse
werknemer etc.
- Governance: Diversiteit (geslacht, afkomst etc.) in raden van bestuur of
aan top van bedrijven (CEO/CFO)
=> “ESG” scores worden gepubliceerd naast klassieke credit ratings
- Ook “Duurzaamheid” of “sustainability” krijgen meer en meer aandacht
- Gevaar: greenwashing = menen bedrijven ook wat ze claimen te doen in
functie van de maatschappij/milieu maar eig enkel een “marketingtruc”.
3. Waarom krijgen we rente op (spaar)geld?
- …vanwege de tijdswaarde van geld: geld kan op een productieve manier
gebruikt worden via banken door te investeren in een project en zo reële
groei te realiseren
- Tijdswaarde van geld meestal hoger wanneer de economie boomt (je gaat
dan geen geld in een sok bewaren maar er iets productiefs mee doen)
- Spaarders willen een compensatie want hun geld ligt vast voor een termijn
- Banken maken winst door kleine deposito’s samen te voegen, zodat ze
kredieten kunnen verlenen aan huishoudens (hypotheken) en bedrijven
- Rente is de opportuniteitskost van kapitaal. Als je het bv onder je matras
laat liggen, gebeurt er ook niets en verlies je dus eigenlijk omdat je er
anders nog rente voor had gekregen.
4. Toekomstige (finale) en contante waarde van geld (‘cash flows’)
Toekomstige waarde (FV) FV = C0 .(1+r)T
Contante waarde (C0 / PV) C0 = FV /(1+r)T
- T = aantal belegginsperioden
- r = interestvoet voor de beschouwde
belegginsperiode
- Interest of verdisconteringsfactor: (1+r)T
Voorbeeld oefeningen 1
Bij de geboorte van zijn jongste kleindochter schenkt opa een initieel kapitaal
2
, van € 30.000, dat wordt belegd aan cumulatieve jaarlijkse interest van 7%.
a) Over welk bedrag zal ze kunnen beschikken wanneer ze 21 jaar wordt?
b) Wat indien u slechts € 20.000 kunt schenken ?
Opa wenst dat zijn kleinzoon, die nu 10 jaar is, op zijn 21ste verjaardag over
eenzelfde kapitaal beschikt als zijn kleindochter, namelijk € 124.217.
a) Welk bedrag moet vandaag worden belegd als de interestvoet 7% is?
-> T is 21-10 jaar = 11
b) Wat indien de kleinzoon reeds 15 jaar zou zijn?
-> T is 21-25 jaar = 6
De interest is in principe een rendement op jaarbasis. De intrestfactor wordt
groter als je sneller herbelegt (rente op rente berekent). -> Hoe groter het
aantal deelperioden, hoe groter je m. Deelperioden = bv kwartaal, halfjaarlijks,…
=> noodzaak aanpassing formule:
Toekomstige waarde (FV) r T.m
FV = C0 .(1+ )
m
- T = aantal belegginsperioden
- r = interestvoet voor de beschouwde
belegginsperiode
- Interest of verdisconteringsfactor: (1+r)T
- m = aantal deelperioden per jaar
Voorbeeld oefeningen 1 (toepassing op oefening 1 van vorig deel)
Bij de geboorte van zijn jongste kleindochter schenkt opa een initieel kapitaal
van € 30.000, dat wordt belegd aan cumulatieve halfjaarlijkse interest van 7%.
3
, a) Over welk bedrag zal ze kunnen beschikken wanneer ze 21 jaar wordt?
r T.m 0,7 21.2
a) FV = C0 .(1+ ) FV = 30.000 .(1+ ) = 127.237
m 2
5. Investeringsbeslissingen: het concept van de Netto Contante
Waarde (NCW)
NCW is een concept om investeringen te beoordelen. Hierbij is de centrale vraag:
Wegen de toekomstige cash flows van deze investering op tegen de
investeringskost van nu?
Het verschil tussen de contante waarde van de
NCW / NPV toekomstige positieve cashflows (inclusief eventuele
restwaarde) en een investeringsuitgave.
NCW
- I = initiële investeringskost
- CFt = cash flow op het einde van jaar t
- r = huidige rente (op jaarbasis)
- T = duurtijd van het investeringsproject
- A = restwaarde na depreciatie
Beslissing:
- NCW > 0 -> investeren is beste keuze
- NCW < 0 -> niet investeren (maar sparen) is beste keuze
- NCW = 0 -> indifferent tussen sparen of investeren
Opmerking: Toekomstige cash flows zijn onzeker en dus risicovol
Voorbeeld oefening 1
Elon Musk heeft een mogelijke investeringsopportuniteit waarvan de
aankoopkost 10 000 000 bedraagt. Ten gevolge hiervan bedraagt de
verwachte cash flows per jaar (voor komende 3 jaar)= 400 000.
-> We houden geen rekening met depreciatie of restwaarde
-> A>B: Musk kan zijn geld beter op de bank houden.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentmodeltraject. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.