Dit document bevat een beknopte en duidelijke samenvatting van de uitwendige/externe deel van het vak Rechtsgeschiedenis. Daarbij bevat het document ook extra belangrijke informatie waaronder de kennisclips (4 in totaal). Zelf heb ik dit vak in één keer gehaald met een 8 door simpelweg dit docume...
By: alyssashanicekarijodimedjo • 6 year ago
By: levso452 • 6 year ago
By: pippijnvanbroeckhuysen • 7 year ago
By: evameijer • 8 year ago
By: GPvB • 8 year ago
Translated by Google
Perfect summary of the EXTERNAL legal history !!! Internal legal history is as good if not treated
By: GPvB • 8 year ago
Translated by Google
I would like to add to my previous review though the content of the knowledge clips (so do some domestic law) is discussed in the abstract, but not all. Well a lot of information in the other document "schedule 's Legal " about the CIC
Seller
Follow
aysesekerdag
Reviews received
Content preview
Uitwendige/externe rechtsgeschiedenis
#Week 1: L&G nrs. 1-14, 25-40 ‘’Inleiding’’
Uitwendige/externe rechtsgeschiedenis De verschillende ontwikkelingsstadia van het recht
en het rechtsdenken in de continentale traditie.
Inwendige/interne rechtsgeschiedenis Aan de hand van een fundamenteel vraagstuk uit het
aansprakelijkheidsrecht wordt geprobeerd de geschetste uitwendige geschiedenis te illustreren en
tot leven te brengen.
- Vraagstelling: Als door menselijk gedrag, buiten de contractuele sfeer, inbreuk wordt
gemaakt op de persoon van een ander (diens lichamelijke of geestelijke integriteit of diens
vermogen) welke reacties worden dan door het recht gelegitimeerd of in het vooruitzicht
gesteld?
Periodisering van de geschiedenis in het algemeen
1. De Oudheid (2000 voor Chr. – 590 na Chr.)
2. De Middeleeuwen (590 – 1500)
3. De vroegmoderne tijd (1500 – 1800)
4. De moderne tijd (1800 – 1945)
5. De huidige tijd (1945 tot heden)
De Oudheid:
- ‘Germaanse periode’ > in de 2de eeuw voor Chr. vestigden in het gebied dat tegenwoordig
NL vormt Germaanse stammen.
o Het recht bestond in deze periode uit gewoonterecht
- In het zuiden van Europa kwam het Romeinse rijk tot bloei.
o De stad Rome werd gesticht in de 8ste eeuw en ontwikkelde zich tot een wereldrijk
o In dit rijk ontwikkelde zich een rechtstelsel
De Middeleeuwen:
- In onze gebieden leefden drie stammen > de Friezen, Saksen en Franken.
o In de vroege Middeleeuwen werd het gewoonterecht van deze stammen
opgetekend in de volksrechten/leges barbarorum (wetten van de niet-Romeinen).
- De Frankische koningen Karel Martel (ca. 689-741) en Karel de Grote (742-814)
onderwierpen later de andere stammen aan zich en vaardigden aanvullende wetgeving uit
> Capitularia.
- Ook in het zuiden van Europa werd het recht opgetekend met een sterkere invloed van het
Romeinse recht.
o De Lex Romana Visigothorum (506)
1
, - Nadat het rijk van Karel de Grote uiteen was gevallen begon de ‘landsheerlijke periode’.
o Landsheerlijkheden = waren gebieden waarover een heer of vrijheer het hoogste
overheidsgezag uitoefende.
o Deze landsheren waren zelf leenmannen van de Duitse keizer, maar oefenden hun
gezag vrij zelfstandig uit.
o Feodaal > voor het gebruik van grond moesten bepaalde diensten worden verricht
als contraprestatie. Allodiaal > onbelaste grond.
o Het recht bestond in deze periode uit gewoonterecht dat soms was opgetekend en
verschilde van gewest tot gewest.
- De middeleeuwse samenleving werd gekenmerkt door ‘rechtspluralisme’ > houdt in dat er
niet één, maar meerdere organisaties en verbanden bestaan die het maatschappelijke leven
beheersen, rechtsnormen kunnen opleggen en de naleving ervan afdwingen.
o Het recht van de vorst*
o Het recht van de katholieke kerk
o Territoriale eenheden (landen, gewesten en heerlijkheden) met eigen recht*
o Personele rechtskringen (adel, burgers van een stad, gilden etc.) met eigen recht*
LET OP: *Rechtsnormen met een beperkt geldingsgebied = ius proprium (eigen recht).
- Een strikte scheiding tussen privaatrecht en (publiek) strafrecht was nog onbekend.
- In de Middeleeuwen ontstond ook het gemeenschappelijk rechtscultuur, ‘ius commune’,
dat niet was beperkt tot een afgebakende territoriaal gebied of gesloten rechtskring.
o Het recht van de katholieke kerk (kerkelijk/canoniek recht); universele gelding
voor iedere gedoopte, ongeacht diens herkomst, stand of geslacht.
o Het Romeinse recht met als belangrijkste bron het Corpus iuris civilis (het geheel
van het wereldlijke recht).
De vroegmoderne tijd:
- Hier kwam de rechtsvorming steeds sterker in handen van wereldlijke gezagsdragers te
liggen, vooral ten koste van het canonieke recht.
- Na de Reformatie behield het canonieke recht zijn gelding in interne kerkelijke
aangelegenheden, maar daarbuiten slechts op beperkte schaal en dan alleen nog in
katholieke landen.
- Er ontstond een striktere scheiding tussen privaat- en publiekrecht. De strafrechtelijke
vervolging van delicten kwam voortaan alleen aan de overheid toe.
- Onze gewesten werden in 1581 een onafhankelijke Republiek.
- Receptie van het Romeinse recht in het noorden van continentaal Europa.
- Binnen het continentale rechtsdenken ontstond een nieuwe traditie > het natuurrecht.
- Binnen de wetenschappelijke bestudering van het Romeinse recht ontstond een nieuwe
tak > het juridisch humanisme.
2
,De moderne tijd:
- In 1815 werd het Koninkrijk der Nederlanden gevormd.
- Werd gekenmerkt door ‘codificatie’ > het van overheidswege vastleggen van grote,
autonome delen van het recht in systematische wetboeken.
o De Franse Code Civil van 1804
o Het Oude BW van 1838
o Het Duitse Bürgerliche Gesetzbuch van 1900
LET OP: In Engeland heeft geen receptie van het Romeinse recht plaatsgevonden en het recht is
nooit gecodificeerd. Het Engelse recht is voortgekomen uit gewoonterecht en heeft zich
ontwikkeld tot Common law (gemeenschappelijk recht van het koninkrijk).
- Later werd de Engelse Common law aangevuld en gecorrigeerd door de Equity, een
tweede rechtsmassa met eigen rechtsnormen en een eigen rechtsgang.
- Het beginsel van stare decisis: houdt in dat de rechter gebonden is aan eerdere rechterlijke
uitspraken in vergelijkbare gevallen.
- Engeland kent wel wetgeving (Statutes, Acts), maar het recht is niet opgetekend in
wetboeken (Codes).
Het Romeinse recht
Het ‘eerste leven’ > Romeinse recht in de Oudheid.
Het ‘tweede leven’ > De hernieuwde bestudering van het Romeinsrechtelijke teksten vanaf de
12de eeuw.
Het ‘derde leven’ > Het gecodificeerde recht van de 19de eeuw.
Justinianus en zijn tijd
- Justinianus was in de 6de eeuw keizer van het Oost-Romeinse Rijk, maar beschouwde zich
keizer van het gehele Romeinse Rijk.
o Zijn ideaal was 1 rijk, 1 godsdienst (de Christelijke) en 1 codificatie van het recht.
- Codificatie was nodig omdat het keizerrecht en het juristenrecht waren overgeleverd in
een onoverzichtelijke en moeilijk toegankelijke hoeveelheid aan kenbronnen en
rechtsbronnen.
o Kenbron: wil zeggen dat het recht uit die bron kan worden gekend.
o Rechtsbron: wil zeggen dat deze bron zelf verbindende kracht heeft.
- De laatklassieke juristen (begin 3de eeuw) zijn o.a. Paulus, Papinianus en Ulpianus.
Eerdere pogingen het recht te ordenen
- Men wilde geen nieuwe regels en nieuwe teksten ontwerpen, maar bestaand materiaal
verzamelen, bewerken en ordenen.
- Vóór Justinianus was geen enkele keizer erin geslaagd om het juristenrecht en het
keizerlijke recht te codificeren.
- Tweemaal kwam er een particuliere verzameling tot stand van keizerlijke constituties, de
Codex Gregorianus (291) en de Codex Hermogenianus (295).
3
, o Deze konden wel dienen als kenbron van het keizerlijke recht, maar zij waren
géén rechtsbron.
- Een eerste poging om het oude juristenrecht te ordenen bestond in de ‘citeerwet’, lex
citandi, uitgevaardigd in 426 door keizer Theodosius II (401-450). In deze wet werd een
vijftal juristen uit de klassieke periode aangemerkt als de grote juristen, van wie de
adviezen bindende kracht hadden.
o Gaius, Paulus, Papinianus, Ulpianus en Modestinus.
o De citeerwet bracht wel enige ordening, maar kon de oude juristengeschriften niet
vervangen.
- Keizer Theodosius II heeft ook nog een compilatie van het keizerlijk recht gemaakt, de
Codex Theodosianus uitgevaardigd in 438.
o Bevat een officiële verzameling van keizerlijke constituties vanaf keizer
Constantijn, die anders dan de particuliere compilaties uit de 3de eeuw kracht van
wet had.
LET OP: De rechtsscholen van Beiroet en Constantinopel hebben een belangrijke bijdrage
geleverd aan het wetgevingsproject van Justinianus. De hoogleraren werden antecessoren
genoemd.
De totstandkoming in de 6de eeuw na Chr. van het Corpus iuris civilis
- De wetgeving van Justinianus bestond uit een compilatie en bewerking van bestaand
materiaal.
- Hij wilde het juristenrecht (ius) en het keizerlijke recht (leges) volledig codificeren.
- Zijn wetgevingsproject heeft geleid tot een drietal teksten:
o de Codex (529, 534) > een compilatie van keizerlijke constituties,
o de Instituten (533) > een leerboek voor beginnende studenten.
o de Digesten (533) > een compilatie van het oude juristenrecht.
- Ook werden van de constituties van Justinianus zelf uit de periode na 534 particuliere
verzamelingen gemaakt > Novellen.
o Deze werden in de Middeleeuwen in het Corpus iuris opgenomen.
- Justinianus heeft het selecteren en bewerken van het oude bronnenmateriaal overgelaten
aan commissies. De leden van die commissies (compilatoren) waren verbonden aan de
rechtsscholen of kwamen uit de rechtspraktijk.
o De belangrijkste compilator was Tribonianus
- De commissies die de Codex en de Digesten moesten samenstellen kregen van Justinianus
de opdracht om waar nodig de teksten te wijzigen > interpolaties.
o Hij liet bewust bepaalde verouderde of in onbruik geraakte rechtsbegrippen en
rechtsinstellingen uit de teksten verwijderen. De oorspronkelijke tekst werd soms
ook gewijzigd om deze aan te passen aan de veranderde omstandigheden.
Het Corpus iuris was dus samengesteld uit bestaande teksten, die in een nieuwe samenhang een
nieuwe betekenis kregen. Het waren geen uitspraken meer van individuele juristen of keizers uit
het verleden, maar bepalingen van een en hetzelfde wetboek. Het was keizer Justinianus die sprak
door de mond van de klassieke juristen en die van zijn voorgangers. ‘’Justiniaans recht’’
4
, LET OP: De teksten van de Instituten waren vooral descriptief en beschreven het recht in
algemene bewoordingen. De teksten in de Digesten en de Codex waren vaak meer casuïstisch en
gingen in op rechtsvragen die zich in een concreet geval hadden voorgedaan met alle daarbij
behorende bijzonderheden.
LET OP: Afkortingen >
D. 9.2.27.28 = Digesten boek 9, titel 2, fragment (lex) 27, paragraaf 28
Inst. 4.3.9 = Instituten boek 4, titel 3, paragraaf 9
C. 8.4.7.1 = Codex boek 8, titel 4, fragment (lex) 7, paragraaf 1
!! De eerste paragraaf wordt aangeduid met pr en de tweede paragraaf is dan nummer één.
De Codex Vetus (529)
- Justinianus begon met het ordenen van het keizerlijke recht. De Codex Theodosianus was
al honderd jaar oud en inmiddels waren er vele nieuwe constituties uitgevaardigd in het
Westen en Oosten.
- Voor de compilatie van de eerste versie van de Codex (Codex Vetus) stelde Justinianus in
528 een commissie samen.
o Belangrijkste compilatoren waren Tribonianus en Theophilus
- De commissie moest de leges verzamelen en samenvatten in 1 Codex, onderlinge
tegenspraak wegwerken en overbodige inleidingen, herhalingen en verouderde bepalingen
schrappen.
- Na de afkondiging van de Codex Vetus verloren alle niet opgenomen constituties hun
gelding.
- Toen de ordening van de constituties was voltooid, begon het werk aan de Instituten en de
Digesten. Daarna werd de Codex weer aan de Instituten en Digesten aangepast en kwam
er zo een nieuwe versie van de Codex tot stand.
De Digesten of Pandekten (533)
- In 530 kreeg Tribonianus de opdracht om een commissie te vormen om het juristenrecht
uit de klassieke periode te codificeren. De commissie bestond o.a. uit Theophilus en
Dorotheus.
- De commissie kreeg de opdracht teksten te verzamelen, herhalingen en tegenstrijdigheden
te verwijderen en de teksten aan te passen aan de veranderde rechtsopvattingen. Zij mocht
ook naar eigen inzicht interpolaties (veranderingen) aanbrengen.
- Voor het samenstellen van de Digesten gebruikten de compilatoren 200
juristengeschriften, afkomstig van 39 juristen. De oudste van hen was Quintus Mucius
Scaevola en de jongste Hermogenianus. De meeste fragmenten kwamen uit de geschriften
van de juristen die werden genoemd in de citeerwet.
- Bij ieder fragment (lex) dat werd opgenomen, gaven de compilatoren in de inscriptie aan
van welke jurist en uit welke werk de tekst afkomstig was.
- De Digesten zijn opgebouwd uit 50 boeken, die weer zijn onderverdeeld in titels, ieder
met een eigen onderwerp.
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aysesekerdag. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.57. You're not tied to anything after your purchase.