In de samenvatting zijn de belangrijkste begrippen gearceerd. Naast de begrippen worden ook de belangrijkste informatie van de colleges en het boek behandeld in de samenvatting.
H1. Organisatiekunde in historisch perspectief
Organisaties > doelgerichte samenwerkingsverbanden.
• Profit organisaties met producten en of diensten zo veel mogelijk winst maken.
• Non-profit organisaties producten en of diensten aanbieden voor een zo laag mogelijke prijs.
• Overige organisaties bieden geen producten en of diensten aan.
Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid
1. eenmanszaak
2. maatschap
3. vennootschap onder firma
4. commanditaire vennootschap
Samenwerkingsconstructies
• fusie twee of meer organisaties samengevoegd in een nieuw verband. De oude organisaties houden op te bestaan.
• overname de ene organisatie neemt de andere over. De overgenomen organisatie is geen zelfstandige unit meer, maar om
marketingredenen kan het wenselijk of zinvol zijn om haar onder de oude naam op de markt te laten opereren.
• joint venture twee samenwerkende organisaties brengen deel van vermogen in, in een nieuw bedrijf, dat voor gezamenlijke
rekening valt (en risico), een project tot ontwikkeling brengt. De samenwerkende organisaties blijven bestaan.
• strategische samenwerkingsverband tussen twee of meer organisaties die met behoud van zelfstandigheid en identiteit
samenwerking samenwerken op een deelgebied dat van belang is voor de continuïteit van de afzonderlijke organisaties.
• inkoop juridisch zelfstandige detaillisten zetten een eigen inkoopcentrale op die orders verzamelt en deze in een keer
combinatie plaatst bij fabrikanten waardoor lagere prijzen kunnen worden bedongen.
• vrijwillig vergelijkbaar met de inkoop combinatie maar bij het vrijwillig filiaalbedrijf werken de juridisch zelfstandige
filiaalbedrijf detaillisten met een of meer groothandels.
• franchise eigenaar (franchise gever) maakt van een marketingformule afspreken met juridisch zelfstandige detaillisten
(franchisenemer) over de exploitatie van zijn formule.
De franchisenemers betalen in de regel een entry fee en een percentage van de omzet aan de eigenaar.
Licentie > hiermee krijgt de licentienemer toestemming van de octrooihouder om de uitvinding zelf te maken, te verkopen of toe te passen. Als
tegenprestatie betaalt de licentienemer meestal een vergoeding aan de octrooihouder.
Frederick Taylor (1841-1915)
• Scientific management (stroming die op kwam begin 20e eeuw).
• Shop management.
Henri Fayol (1841-1915)
• General management theory.
• Prevoir (vooruitzien, plannen), organiser (organiseren), commander (opdrachten geven), coordonner (afstemmen, coördineren) en
controller (controleren).
Max Weber (1864-1920)
• Ideeën over de rationele organisatie.
• Werknemers zouden op basis van objectieve criteria (kennis en vaardigheden) in plaats van vriendjespolitiek.
Begin jaren dertig werd de aanzet gegeven tot de zogenoemde humanrelationsbenadering. Door oog te hebben voor de intermenselijke
verhoudingen (human relations) in de organisatie, kon meer succes worden behaald. Volgens Bennis en Perrow is de
humanrelationsbenadering te eenzijdig gericht op het individu en houdt te weinig rekening met de technische aspecten van de organisatie.
• scientific management “organisatie zonder mensen”
• human relations “mensen zonder organisatie”
1
, Revisionisme > herziening, probeerde scientific management en de human relations te integreren: “mensen en organisatie”. Voorbeelden:
Contingentiebenadering > er is geen beste manier van leidinggeven en structureren. Wat de beste manier is wordt bepaald door de situatie
waarin de organisatie zich bevindt, de aard en het niveau van de medewerkers en de mate waarin de omgeving invloed heeft. Er is sprake van
een contingency factor (omstandigheid) die bepalend is voor de organisatievorm en de aansturing van de organisatie.
• toetredingsbarrières kunnen concurrenten tegenhouden om op een markt actief te worden.
• uittredingsbarriéres kunnen het mogelijk maken om een markt die bewerkt wordt te verlaten.
Netwerkfirma / netwerkorganisaties > organisatie die voor bepaalde taken in haar primaire of ondersteunende processen afhankelijk is van
partners in haar werk.
Wet van Martec > de technologie groeit harder dan dat organisaties kunnen veranderen.
Management > inputfactoren (mensen en middelen) te sturen om de effectiviteit van de organisatie te vergroten. Door deze inputfactoren te
combineren, kunnen we met de verkregen outputfactoren (producten en diensten) de doelstellingen zo goed mogelijk worden bereikt.
Organisatie-evenwicht > wanneer een organisatie erin slaagt haar externe en interne belanghebbenden (stakeholders) zodanig te belonen dat
zij gemotiveerd blijven deelnemen aan die organisatie.
General management theory
• beleidsvorming analyseren, doelstellingen en plannen
• structurering organisatiestructuur ontwerpen
• uitvoering uitvoeren, beheersen en bijsturen
Constituerende beslissingen > scheppen van een kader waarbinnen de daadwerkelijke uitvoering kan plaatsvinden.
Op basis van een analyse, doelstellingen en strategieën vaststellen en om voorwaarden en omstandigheden te scheppen waarmee deze
doelstellingen waargemaakt kunnen worden.
Structurering > verdeling van functies, toekenning van bevoegdheden en verantwoordelijkheden en vaststellen van communicatie structuur.
Vaststellen van de communicatie structuur heeft betrekking op coördinatiemechanismen en overleg structureren.
Structure follows strategy – Alfred Chandler
De eerste stap wordt op strategische niveaus bedacht en bepaald hoe de organisaties zich verhouden tot de omgeving, vervolgens wordt de
interne structuur bedacht.
Missie > heeft net als de visie een langetermijnperspectief. De volgende beleidsuitgangspunten worden geformuleerd in het missionstatement.
• werkterrein (business definition en business scope)
• ambities (wat we willen bereiken)
• culturele uitgangspunten (waarden en normen)
• betekenis voor stakeholders
Visie > gericht op de (vage) toekomst. In een corporate-visionrapport wordt aangegeven waar ze het bedrijf zien in de wereld van morgen.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller michellehylkema. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.59. You're not tied to anything after your purchase.