In deze samenvatting vindt je alle informatie die je nodig hebt voor je Economie Examen. Deze samenvatting is gebaseerd op de boeken van Economie Integraal.
Vraaglijn: Geeft het verband weer tussen de prijs van een product en de
gevraagde hoeveelheid hiervan
Omzet: afzet (verkochte goederen) x prijs
Betalingsbereidheid: Het bedrag dat een consument maximaal bereid is
voor een product te betalen
Consumentensurplus: Het verschil tussen de betalingsbereidheid en de
werkelijke prijs
Verschuiving langs de vraaglijn: Laat zien dat een prijsverhoging/verlaging
leidt tot een daling/stijging van de gevraagde hoeveelheid
Verschuiving van de vraaglijn: Dat consumenten ongeacht de prijs minder
van het product willen kopen, redenen hiervoor:
- Consumenten hebben meer/minder te besteden. Met andere woorden,
het beschikbare budget of besteedbare inkomen van consumenten is
toe- of afgenomen. Bij dezelfde prijs ze dan meer of minder ijsjes
- De voorkeur van consumenten voor ijs kan veranderen. Misschien dat
het weer mee of tegenzit of dat een reclamecampagne om mensen aan
te zetten tot het kopen van meer ijs succes heeft gehad
- Het aantal consumenten kunnen veranderen. Als er meer consumenten
komen, bijvoorbeeld door bevolkingsgroei of immigratie, worden er bij
elk meer ijsjes gekocht
- De prijs van andere producten verandert. In bepaalde gevallen hangt de
vraag naar een product samen met de vraag naar een ander product.
Dat is het geval bij substitutie- en complementaire goederen en
diensten.
Substitutiegoederen: Concurrerende goederen en diensten die elkaar in de
ogen van de kopers kunnen veranderen, als verse bolletjes ijs duurder worden
vervangt de consument het met de goedkopere waterijsjes.
Complementaire goederen: Goederen/diensten die elkaar aanvullen, stijgt
de vraag naar auto’s stijgt de vraag naar benzine ook
Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid (Ev):
Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid
--------------------------------------------------------------------------------
Procentuele verandering prijs
1
,Prijsinelastische vraag: De procentuele verandering van de gevraagde
hoeveelheid is kleiner dan de procentuele verandering van de prijs
Noodzakelijke goederen: Producten waarbij de gevraagde hoeveelheid
relatief minder sterk veranderd dan de verandering van het inkomen
Volstrekt prijsinelastische vraag: Verandert de gevraagde hoeveelheid niet
als de prijs verandert Ev=0. De omzet neemt dan toe bij een prijsstijging en
neemt af bij prijsdaling, Het gaat hierbij om onmisbare goederen (eten)
Prijselastische vraag: De procentuele verandering van de gevraagde
hoeveelheid is groter dan de procentuele verandering van de prijs: Ev < -1. De
omzet neemt dan af bij een prijsstijging en neemt toe bij een prijsdaling. het
gaat hierbij om luxe goederen
Proportioneel elastische vraag: Ev = -1. De omzet verandert in dit geval niet
als de prijs stijgt of daalt.
Inkomensvraaglijn: Een lijn die het ceteris paribus verband aangeeft tussen
het besteedbare inkomen van consumenten en de hoeveelheid goederen die
zij willen kopen
Inferieure goederen: Goederen waar consumenten na een prijsdaling meer
van gaan kopen. Wanneer de prijs nog een keer daalt gaan de consumenten
er minder van kopen omdat bijvoorbeeld de kwaliteit niet goed is
(wasmachine)
Inkomenselasticiteit van de vraag (Ey)
Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid
-------------------------------------------------------------------------------
Procentuele verandering van het inkomen
Inkomensinelastische: Bij noodzakelijke goederen is 0 < Ey < 1
Inkomenselastisch: Bij luxe goederen is de Ey > 1, bij inferieure goederen is
Ey < 0
2
,H3
Afzet: De hoeveelheid verkochte producten in een bepaalde periode
Omzet: totale geldbedrag dat voor de verkochte artikelen in ontvangen
Belasting over de Toegevoegde waarde: Bedrijven moeten aan hun klanten
ook btw over de verkoopprijs in rekening brengen, ook wel omzetbelasting
genoemd.
Er zijn 3 btw-percentages
- 21% (algemeen tarief of hoog tarief). Dit tarief geldt voor goederen die
niet onder het tarief van 0% of 9% vallen; dit zijn de meeste goederen
- 9% (bijzonder tarief of laag tarief). Voor belangrijke basisgoederen zoals
levensmiddelen, maar ook boeken, kranten, tijdschriften en diensten
van kappers
- 0% Voor goederen die worden verkocht aan het buitenland. Daarnaast
zijn er van btw vrijgestelde goederen; een voorbeeld is medische hulp
Consumentenprijs: Verkoopprijs inclusief btw
Totale omzet: Afzet x verkoopprijs (p x q)
Totale opbrengst (TO): Omzet
Gemiddelde opbrengst (GO): Opbrengst per verkochte product
Marginale opbrengst (MO): De extra opbrengst als er 1 product meer wordt
verkocht
Constante/vaste kosten: Kosten die niet veranderen als er meer of minder
wordt verkocht of geproduceerd, voorbeeld huur, interestkosten en
afschrijvingskosten
Variabele kosten: Kosten die wel veranderen als er meer/minder wordt
verkocht of geproduceerd, bijvoorbeeld grondstofkosten
Totale kosten (TK): Totale variabele kosten (TVK) + totale constante kosten
(TCK)
Gemiddeld variabele kosten (GVK): Variabele kosten per stuk
Gemiddeld constante kosten (GCK): Constante kosten per stuk
Gemiddeld totale kosten (GTK): Totale kosten per stuk
Marginale kosten: Extra kosten als er 1 eenheid product meer wordt
geproduceerd/gekocht
TW = TO - TK: Totale winst bereken je door de totale kosten van de totale
opbrengst af te trekken
Break-evenafzet: Afzet waarbij geen winst en geen verlies wordt
gemaakt/waarbij totale kosten precies worden terugverdiend. Hierbij geldt dus:
3
, TO = TK of TW = 0. Ook geldt GO = GTK. Break-evenafzet (BEA) is ook te
berekenen door:
Break-evenomzet: Omzet waarbij de winst precies 0 is, BEA x verkoopprijs
Totale winst (TW): TO - TK
Gemiddelde winst (GW): TW/q en GO - GTK
Marginale winst (MW): </ TW/</ q en MO - MK
Totale winst is maximaal: Wanneer MO = MK en MW = 0
Aanbodlijn: Een lijn die het verband tussen de prijs van een product en de
aangeboden hoeveelheid van dat product weergeeft
Individuele aanbodlijn: Lijn die het verband weergeeft tussen de prijs van
een product en de aangeboden hoeveelheid van 1 aanbieder
Collectieve aanbodlijn: Lijn die het verband weergeeft tussen prijs en de
totaal aangeboden hoeveelheid van alle aanbieders. Dit is de optelling van
alle inviduele aanbodlijnen. Oorzaken verschuiving van de collectieve
aanbodlijn:
- Toename van het aantal producenten/concurrenten
- Daling van de variabele productiekosten zoals grondstofkosten
- Toename van de arbeidsproductiviteit waardoor loonkosten per product
dalen
- Mechanisatie, automatisering en robotisering leiden tot efficiëntere en
zo goedkopere productiemethoden
- Een daling van de rente leidt tot een kostenbeperking. Ook wordt het
goedkoper om (diepte-) investeringen te financieren, die tot een lagere
kostprijs per product kunnen leiden.
Productensurplus: Het verschil tussen de feitelijke marktprijs en de minimale
prijs die de producenten willen ontvangen om de extra kosten te dekken
Verkoopbereidheid: De minimale prijs die een producent wil ontvangen
voordat hij bereid is het product te verkopen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lynnvanstarrenburg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.70. You're not tied to anything after your purchase.