1. Een vraagcurve heeft de volgende vergelijking:
Qv= –24p + 2500
Een prijsstijging van 20 naar 24 leidt tot
a. een stijging van de gevraagde hoeveelheid.
b. een toename van de omzet.
c. een daling van de omzet.
d. een afname van de prijselasticiteit van de vraag.
2. De inkomenselasticiteit van de vraag naar luxegoederen
a. ligt tussen 0 en 1.
b. is kleiner dan 0.
c. is gelijk aan 0.
d. is groter dan 1.
3. Aan het begin van de corona-crisis nam de vraag naar mondkapjes sterk toe.
De prijs van mondkapjes steeg toen in een week tijd van € 0,85 naar € 5,00.
Dit is te verklaren door
a. een hoge prijselasticiteit op korte termijn.
b. een lage aanbodelasticiteit op korte termijn.
c. een hoge vraagelasticiteit op korte termijn.
d. een hoge inkomenselasticiteit.
4. Een onderneming brengt een product X op de markt. De afzet van X stijgt door een prijsdaling van
goed Y. Goed X
a. heeft een positieve kruiselingse prijselasticiteit.
b. heeft een neutrale kruiselingse prijselasticiteit.
c. is een substitutiegoed.
d. is een complementair goed.
5. Als de prijs van haar product onder de gemiddelde totale kosten ligt, maar boven de variabele
kosten per product dan
a. is het voor de onderneming rationeel het product op korte termijn te blijven aanbieden.
b. moet de onderneming onmiddellijk stoppen met het aanbieden van het product.
c. maakt de onderneming winst noch verlies.
d. zijn de marginale kosten hoger dan de marginale opbrengsten.
6. Een onderneming behaalt maximale winst als
a. de marginale kosten het laagst zijn.
b. de gemiddelde totale kosten het laagst zijn.
c. de marginale kosten gelijk zijn aan de marginale opbrengsten.
d. de marginale opbrengsten het hoogst zijn.
, 7. De vraag- en aanbodcurve op een bepaalde markt zijn als volgt.
De vraagcurve luidt: qv = –12p + 385
De aanbodcurve luidt: qa = 9p + 28
In dit model geldt het volgende:
a. de evenwichtsprijs bedraagt 17 en de evenwichtshoeveelheid is 181
b. er ontstaat in deze situatie geen evenwicht.
c. de evenwichtsprijs 24,50 en de evenwichtshoeveelheid .
d. er ontstaat een vraagoverschot van 10.
8. Het instellen van een maximumprijs
a. beschermt de producenten.
b. leidt tot een aanbodoverschot.
c. verhoogt de overheidsinkomsten.
d. beschermt de consumenten.
9. Het interne concurrentieproces in een bedrijfstak verhevigt als
a. het aantal ondernemingen in de bedrijfstak afneemt.
b. de productdifferentiatie in de bedrijfstak toeneemt.
c. de vraag in de bedrijfstak stagneert.
d. er minder import is.
10.Gegeven is de volgende vraagvergelijking: q = -8p + 300 Welke van onderstaande vergelijkingen
geeft een verschuiving weer van de vraagcurve naar links ten opzichte van de bovenstaande
vergelijking?
a. q = -8p + 600
b. q = -8p + 200
c. q = -5p + 150
d. q= 3p + 400
11.Toetredingsbarrières belemmeren de concurrentie. De toetredingsbarrières worden groter
naarmate
a. de kapitaalintensiteit groter is.
b. de internationaliseringsgraad hoger is.
c. er minder uittredingsbelemmeringen zijn.
d. er minder reclame wordt gemaakt.
12.Een belangrijke overeenkomst tussen een monopolie en een oligopolie is
a. het aantal aanbieders.
b. dat beide marktvormen volgens de Nederlandse wet verboden zijn.
c. dat bij beide marktvormen de toetreding beperkt zo niet onmogelijk is.
d. dat beide marktvormen altijd worden gekenmerkt door homogene producten.
13.Wat is een belangrijk kenmerk van de marktvorm monopolistische concurrentie?
a. Veel vragers en één aanbieder.
b. Homogene goederen.
c. Makkelijk substitueerbare producten.
d. Nauwelijks veranderende prijzen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Hmz010. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.94. You're not tied to anything after your purchase.