1. Historisch denken
2. De oerknal
3. De evolutie van de aarde
4. De evolutieleer
5. Archeologie
6. De evolutie van de mens
7. De Neolitische revolutie
8. Het ontstaan van de beschaving in Egypte en Mesopotamië
9. Het derde millennium
10. Het tweede millennium
11. Het eerste millennium
...
Geschiedenis: Prehistorie en ONO
1. Historisch denken
1.1 Inleiding
Realistische houding Subjectivistische houding Perspectivistische houding
Vertrek vanuit eigen Vergroot rol historicus, zo ges Begrijpt hoe historici tot beeld
werkelijkheid. Focus op zien als kwestie van van verleden komen. Ges is
uitkomst ges en geloof historici interpretatie door historici. constructie verleden obv
waarheid verleden kunnen Verhaal combo interessant lijkt bronnen en geen kopie.
achterhalen. uit bronnen en geloof ges is Historici blijven bij bronnen en
→ Probeer subj component te was wij ervan maken. rekening wat geschreven. Je
(h)erkennen, zo volledig relatie → Probeer geloven dat begrijpt relatie tssn verleden,
zien verleden, ges en historici. onderzoek wet en regels heeft. ges en historici.
1.1.1 Wat is Geschiedenis?
Ernest Renan (Frans filosoof) = Ges is een speculatieve wet, een manier waarop dingen hadden
kunnen gebeuren.
Verleden ≠ ges
o V: niet meer bestaande werkelijkheid → niet volledig reconstrueren + nt altijd bronnen van.
o G: relatie tssn vroeger en nu → wnnr historicus het belangrijk vindt en onderzoekt.
1.1.2 Definitie van geschiedeniswetenschap
Geswet streeft ernaar waarheden vast te stellen over het verleden. Moeilijk want te veel of te weinig
bronnen.
Elke wet wil zorgvuldig met bronnen omgaan. Moet op betrouwbaarheid, volledigheid en
representativiteit w getoetst en dan conclusies nemen. Bij ges over alle tijden en gaat het over een
verdwenen werkelijkheid in het verleden. Geswetenschapper kan niet via eigen waarnemingen
werken, maar doen met overblijfselen die willekeurig en onvolledig kunnen zijn.
Waarheden moeilijk vast te stellen, want altijd vanuit een perspectief.
- Weinig bewijsmateriaal.
- Taal: beeld van verleden altijd bespreken in hedendaagse taal (W&N).
vb: beeld Leopold II → Context is belangrijk!
Enkel taal gebruiken van bijhorende tijd anders onbegrijpelijk. Hierdoor ges bekijken vanuit eigen
perspectief. Historicus moet zo goed mogelijk verplaatsen in omstandigheden, tijd en rekening
houden met gezichtspunten. Hij is een tolk en probeert denkwerelden van personen uit andere tijden
verstaanbaar te maken voor eigen tijdgenoten.
Waarheden over verleden = zaken die wij tegenwoordig obv overgebleven dingen mbv hedendaagse
taal en perspectief als feit kunnen vaststellen over wat vroeger gebeurd is. Daarom ges steeds
opnieuw herschrijven, want perspectief heden verschuift, nieuwe vragen en soms nieuwe gegevens.
Ges gaat over relatie tssn vroeger en nu, over beelden die mensen hebben tov verleden.
Het verleden?
Verleden = nt meer bestaande werkelijkheid. Beelden over verleden nt zelfde als werkelijkheid
verleden. Verleden beeld gegeven door geswetenschapper waarbij historicus hedendaagse
werkelijkheid bestudeerd om beelden verleden vast te stellen.
1
,Verleden of verleden werkelijkheid = alles wat vroeger gebeurd is?
o Veel gebeurtenissen geen bruikbaar bewijsmateriaal overgebleven.
o Veel gebeurd dat nt aandacht historicus trekt. Historici nt enegien die verleden bestuderen.
- Geoloog: studie ontw aardkorst zoals die zich miljoenen j heeft voorgedaan.
- Astronoom: ontw heelaal vanaf oerknal.
- Evolutiebiologen: ontw leven op aarde + onstaan mens.
1.1.3 Vanaf wanneer begint geschiedenis?
Ges: het verleden van menseljke cult, alles wat hierin bedacht, ontw heeft en zo aan waarheden kan
w vastgesteld. Dus pas vanaf geschreven bronnen geproduceerd is het ges. Mesopotamië en Egypte:
5000 j geleden. → Eigenlijk cult vak: bestuderen menselijke cult en product van studie
geschiedbeelden is menselijke cult.
Bij ges vooral besef van tijdsverschil belangrijk; kijken bril met
perspectief van toen en nt van nu.
Wetenschappelijkheid ges obv eerlijkheid en toepassen ges
onderzoeksmethode.
Problemen
o Bronnen ontbreken om verleden volledig te reconstrueren.
o Te veel bronnen of element nt kunnen achterhalen.
1.1.4.1 Verzamelen
Overblijfselen uit andere tijd, moeilijk te interpreteren. Want moet historische context achterhalen,
dit is inhoud, moment en omstandigheden waarin geschrift is ontstaan. Ook inof opzoeken over
schrijver/maker bron.
→ Representatieve bronnen selecteren.
→ Kritische beoordeling (wie, waar, wanneer, welke bedoeling en context).
His bronnen zijn overblijfselen verleden gebruikt om meer te weten menselijke cult. Overblijfselen
pas bron v info als historici bewijzen aan ontlenen tov redeneringen verloop ges. Bewijsmateriaal is
betere term dan bron.
Brongerichte aanpak Probleemgericht aanpak (hedendaags ges O)
Bronnenverzameling als uitgangspunt. Bestuderen Historicus stelt duidelijk onderzoeksthema en vraag,
materiaal en laten zich leiden door interessantste vervolgens op zoek archiefmateriaal dat iets over vraag
gegevens. kan zeggen.
Hoe historici aan goede onderzoeksvragen: toevallig, na vrijkomen archiefmateriaal of onderzoek
collega.
1.1.4.2 Ordenen
Kan enkel vanaf een achterafperspectief. Indelen volgens keerpunt, verandering, continuïteit?
→ Historisch referentiekader opbouwen (tijd, ruimte en domeinen).
→ Historische begrippen beheersen en toepassen.
→ Verandering en continuïteit onderscheiden.
2
, Domeinen
Econ Soc
Manieren waarop mensen levensonderhoud voorzien: Verhoudingen tssn verschillende groepen in sl: arm/rijk,
landbouw, ambachten, nijverheid, industrie, handel, … machtig/minder macht, …
Bestuurlijk-pol Cult-mentale
Hoe mensen sl besturen. Gevoelens en gedachtewereld mensen: waarin geloven,
o Pol intern: machtsverhouding binnen sl. wat mooi, wat zinvol, waarvoor bang?
o Pol extern: machtsverhouding tssn sl, als geen o Materiële cult: zichtbare vormgeving bestaan:
overkoepelende instelling gestaat dan conflicten kunst, kleding, gewoonten en gebruiken.
met geweld of overleg oplossen. Oorlog en o Immateriële cult: niet direct zichtbare wereld:
vrede tot internationaal-pol terrein. overtuiging, gevoelens en gedachten zoals in
godsdienst, ideologieën, mentaliteit en wet.
Periodisering kan op micro en macroniveau waarbij historici jaartallen van overgang kiezen. Mensen
geneigd cyclisch denken, maar ges heeft lineair beeld omdat alles 1x voorkomt en nt terugkeert, veel
minder structuur en ritme dan cyclisch patroon. Zo geschiedenis opdelen obv eigen karakteristieken.
Oude Nabije O Klassieke Nieuwe tijd Moderne tijd Hedendaagse
... Prehistorie 3500 vc ME 1492
800 vC oudheid 476 1798 1945 tijd ...
Volgens elites:
o Prehistorie = schrifteloze cult.
o Oudheid: oude beschaving + ‘klassieke’ cult van W.
o ME: gewijd aan Christelijke cult van christenheid.
o Vroegmoderne tijd: cult van Renaissance, Humanisme en Classicisme;
o Moderne tijd: rationaliteit en wet, indus en democratische sl.
Volgens sl: (nt chronologisch, bestaat vandaag allemaal).
o Jagers-verzamelaars (preagrarisch): jacht en voedsel verzamelen is bestaansmiddel, vaak nomadisch bestaan.
Landbouwrevolutie, agrarische revolutie, neolitische revolutie.
o Landbouwsl (agrarisch): landbouw enig bestaansmiddel: kenmerkend is autarkisch (zelfvoorzienend)
plattelandsbestaan in kleine dorpen, soms grootgrondbezit.
Urbane revolutie
o Landbouwstedelijke sl (agrarisch-urbaan): landbouw voornaamste bestaansmiddel, maar ook gespecialiseerde
ambachten en handel. Naast dorpsleven en platteland ook stedelijk centra.
Industriële revolutie
o Industriële sl: gemechaniseerde productie op schaal, gebaseerd op gebruik kunstmatige E. Boern in minderheid
en grote verstedelijking.
Technologische revolutie
o Post-industriële sl (tech sl of kantoorcult): verstedelijkt sltype met gemechaniseerde en geautomatiseerde
productie. Meerderheid bevolking in steden, nt meer in directe goederenproductie maar dienstensector.
1.1.4.3 Verklaren
Bij his verklaring, belang dat om menselijk handelen gaat. Wat zijn motieven mensen? Tijdsverschil?
Ook belang kennis his context. Enkel verklaren met historische distantie omdat onvoorspelbaarheid
en onbedoelde gevolgen grote rol spelen in ges.
→ Zoeken dwarsverbandn tssn domeinen.
→ Zoeken oorzaken en gevolgen (lange en korte termijn/bedoeld en onbedoelde gevolgen).
1.1.4.4 Beeld vormen
Tijdsverschil grote rol, perspectief heden vaak beslissend.
→ Verschillende perspectieven onderscheiden.
→ Oog hebben voor gebruik ges (les leren, machtsaanspraken rechtvaardigen, ID, …).
→ Rekening afstand tot verleden (plaatsgebondeheid).
→ Rekening rol waarden.
3
, 1.1.4.5 Bronnenonderzoek
Noodzakelijk voor classificatie bronnen en kritisch stellen vragen aan bron om juiste beeld te krijgen
van verleden.
Soorten bronnen
Primair Secundair
Materiaal dat stamt uit de tijd. Materiaal dat die tijd naderhand reconstrueert en
interpreteert.
Geschreven Ongeschreven
Gepubliceerd of ongepubliceerd. Afbeelding of mondeling. Biedt mogelijkheid zaken vanuit
andere optiek te bekijken en info verschaffen dat nt
beschreven ‘kan worden’.
vb: Schilderij 17e E door maker gesigneerd en gedateerd is geschreven bron, maar handtekening en
jaartal vertellen niets waar landschap en/of het heeft bestaan. Dus beroep op kunsthistoricus
→ ongeschreven bron.
Historici meer gebruik geschreven dan ongeschreven bronnen. Redenen:
o EUR vanaf j 1000 meer geschreven materiaal.
o Grotere meerwaarde?
o Beter vast te stellen wanneer tot stand en wie, waar geschreven?
o Geven inzicht gedachten, gevoelens en overwegingen. Vertellen gebeurtenissen en daden
van mensen op manier ongeschreven materiaal nt kan evenaren.
o Doelen geschreven bron: propaganda, wetgeving, persoonlijke correspondentie.
→ Ongeschreven meer voor archeologen.
Gevaar:
Niemand vraagt af of fotograaf werkelijkheid goed nagebootst? Foto’s slechts weerspiegeling.
1.1.4.6 Bronnenkritiek
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller martevdv. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.32. You're not tied to anything after your purchase.