Samenvatting Het resultaat - Bedrijfseconomie - VWO 5/6 - Luc Repriels en Huib Stoffels
41 views 1 purchase
Course
Bedrijfseconomie
Level
VWO / Gymnasium
Complete samenvatting van het boekje/katern Het Resultaat. Met deze samenvatting kan je zowel je examen als toets maken, zonder nog maar een blik te werpen in het katern. Het katern is gemaakt door Luc Repriels en Huib Stoffels. Perfecte samenvatting als voorbereiding voor toets of examen.
Bedrijfseconomie samenvatting
Het resultaat
Inhoud
Hoofdstuk 1 Kosten................................................................................................................................2
1.1 Categoriale kostenindeling...........................................................................................................2
1.2 Constante en variabele kosten.....................................................................................................3
1.3 Transfer pricing.............................................................................................................................3
Hoofdstuk 2 Waarderingsgrondslagen activa.........................................................................................4
2.1 Grondslagen.................................................................................................................................4
2.2 De voorraadwaardering................................................................................................................4
Hoofdstuk 3 De handelsonderneming....................................................................................................6
3.1 De winst bij een handelsonderneming.........................................................................................6
3.2 Voorcalculatorische en nacalculatorische winst bij een handelsonderneming.............................7
3.3 Analyse van de verschillen tusen de begrote en de gerealiseerde resultaten..............................7
Hoofdstuk 4 De dienstenonderneming...................................................................................................8
4.1 De dienstenonderneming ‘pur sang’.............................................................................................8
4.2 Dienstverlening en productie.......................................................................................................8
4.3 Voorcalculatorische en nacalculatorische winst bij een dienstenonderneming...........................9
4.4 Analyse van de verschillen tussen de begrote en de gerealiseerde resultaten...........................10
Hoofdstuk 5 De breuk-evenanalyse......................................................................................................11
5.1 De break-evenafzet.....................................................................................................................11
5.2 De break-evenomzet..................................................................................................................12
Hoofdstuk 6 De integrale kostprijsberekening.....................................................................................13
6.1 Voorcalculatorische resultaten...................................................................................................13
6.2 Nacalculatorische resultaten......................................................................................................14
6.3 Integrale kostencalculatie versus variabele kostencalculatie.....................................................17
6.4 Variabele budgettering...............................................................................................................17
6.5 Het doorberekenen van de constante kosten d.m.v. een opslag................................................17
Hoofdstuk 7 Niet-financiële informatie................................................................................................19
7.1 Kritische succesfactoren.............................................................................................................19
7.2 De ‘balanced scorecard’..............................................................................................................19
7.3 Perspectief en kritische prestatie-indicatoren............................................................................19
7.4 Social accounting........................................................................................................................20
1
, Hoofdstuk 1 Kosten
Kosten kun je omschrijven als de in geld uitgedrukte waarde van de opgeofferde productiemiddelen
(arbeid, natuur en kapitaalgoederen) die nodig waren bij de productie van goederen of diensten. De
kosten vooraf berekenen noem je een voorcalculatorische kostenberekening. Toegestane kosten is
van tevoren kijken hoeveel een bepaalde factor bijvoorbeeld arbeid mag ‘kosten’, de werkelijke
kosten zijn de kosten achteraf gekeken wat de kosten echt zijn.
1.1 Categoriale kostenindeling
Bij de categoriale kostenindeling worden kosten uitgesplitst naar hun ontstaansbron tijdens het
productieproces. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende kostensoorten:
- Kosten van grond, bijvoorbeeld landbouw of als vestigingsplaats.
- De inkoopwaarde van de omzet, inkoopwaarde van de verkopen.
en kosten van materialen en grondstoffen, grondstoffen/hulpstoffen en productiekosten.
Bij fabricage van een product kan er afval ontstaan, dat is het onvermijdbaar verlies van grondstoffen
bij de productie. Deze kosten worden meegerekend en verhogen de kostprijs. Opbrengst van
verkopen van afval verlaagd de kostprijs weer.
Uitval is een product dat niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen. Uitval kan soms weer verkocht
worden, maar voor een veel lagere prijs.
De kosten van arbeid bedragen loonkosten, telefoonkosten, auto van zaak, reiskostenvergoeding en
kledinggeld etc. Bij een handelsonderneming worden de personeelskosten in hun totaliteit in
mindering gebracht op de brutowinst, wat de omzet min de inkoopwaarde van omzet is.
Een dienstverlenende onderneming hanteert een uurtarief. Het factuurtarief is het uurtarief met een
opslag voor de bedrijfskosten en winstopslag.
Bij de kosten van diensten van derden moet je denken aan werkzaamheden van bedrijven die door
een ondernemer ingeschakeld worden, omdat zij de diensten veelal goedkoper kunnen uitvoeren.
Bijvoorbeeld accountants, transportbedrijven etc.
Duurzame productiemiddelen gaan meerdere jaren mee, bijvoorbeeld gebouwen en machines. Hier
vinden afschrijvingen op plaats. De afschrijvingen samen met de interestkosten (of leasekosten)
vormen de kosten van de duurzame productiemiddelen. De overige kosten zoals onderhoudskosten,
verzekeringskosten etc. zijn de complementaire kosten.
Degressieve afschrijving is het afschrijven van een procentaantal op de boekwaarde van een
productiemiddel. Hierdoor wordt de afschrijving elk jaar lager. De afschrijvingen hebben invloed op
de winst.
De kostprijsverhogende belastingen moeten betaalt worden aan de overheid, bijvoorbeeld
motorrijtuigenbelasting, invoerrechten en accijnzen. De btw is geen kostprijs-, maar prijsverhogende
belasting.
2
,De kosten van vermogen zijn kosten die gemaakt worden bij het aantrekken van vermogen zoals
interestkosten. Deze zitten eigenlijk al in bij andere kostensoorten. Ook wanneer je investeert met je
eigen vermogen heb je interest kosten, je loopt namelijk interestopbrengsten mis. Je berekent de
interestkosten over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen (Aanschafprijs + Restwaarde/2)
gedurende de hele levensduur.
1.2 Constante en variabele kosten
Constante kosten reageren niet (tot bepaalde mate) op verandering van productie. Variabele kosten
veranderen dan wel. Soms worden interestkosten niet berekent over g.i.v. maar zo:
(Boekwaarde d.p.m. (duurzaam productiemiddel) begin jaar + boekwaarde d.p.m. einde jaar / 2)
1.3 Transfer pricing
De transfer price of interne prijs is de prijs die een bedrijf dat bij een multinational hoort, aan een
zusterbedrijf in rekening brengt voor bijvoorbeeld een bepaald onderdeel. Transferpricing vindt ook
plaats tussen verschillende afdelingen binnen een bedrijf, wanneer een afdeling een product levert
aan een andere afdeling. Met interne verrekenprijzen kan gespeeld worden om zo de hoogst
mogelijke winst te behalen, gekeken naar lage belastingtarieven in verschillende landen. Door middel
van kostenallocatie, het verdelen van de kosten over de verschillende landen, kan het moederbedrijf
een hogere winst na belasting realiseren. Het sjoemelen hiermee is niet alleen maatschappelijk
afkeurenswaardig, maar het zorgt er ook voor dat managers van bedrijfsonderdelen niet goed
kunnen afgerekend worden op de financiële doelstellingen die ze moesten halen.
Door de OESO is een regel bedacht dat bedrijven binnen een concern zaken met elkaar moeten doen
zoals ze dat ook zouden doen met elke willekeurige andere partij. Vaak kan dit goed in de gaten
gehouden worden door gewoon de transacties tussen zusterbedrijven te vergelijken met
onafhankelijke derden. Maar soms wordt er niet (voldoende) aan andere bedrijven geleverd om dit
te kunnen controleren. Het is voor de belastingdienst lastig om alles goed te belasten. Vaak worden
er op transfer-pricingbeleid met de belastingdienst in achterkamertjes onderhandeld over dit soort
zaken. Deze afspraak heet dan een ‘Advance Pricing Agreement’.
3
, Hoofdstuk 2 Waarderingsgrondslagen activa
Waarderen is het toekennen van geldbedragen aan activa en het vreemd vermogen op de balans. Bij
waarderingsgrondslagen gaat het om de waardering van de activa en passiva op de externe balans.
Hier gelden strenge regels voor. Twee belangrijke uitganspunten bij de waardering zijn het
continuïteitsbeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel. De eerste houdt in dat de waardering van
activa gezien moet worden binnen het kader van bedrijfsvoering, en dus niet tegen de prijs die ze op
het moment van waardering bezitten. Bij ophef is deze activa namelijk minder waard dan waarvoor
ze op de balans staan. Het voorzichtigheidsbeginsel houdt in dat als er twee manieren zijn om de
waarde te bepalen, de manier met de laagste waardering aangehouden moet worden bij activa en de
hoogste waarding in het geval van vreemd vermogen. Volgens de minimumwaarderingsregel, moet
de balanswaardering naar beneden worden aangepast als de opbrengstwaarde lager is dan de
boekwaarde.
2.1 Grondslagen
Bij waardering van activa zijn er twee grondslagen van waardering. De historische kostenmethode
en de actuele waarde op het moment van waardering.
- Historische kostenmethode
Er zijn twee varianten, de verkrijgingsprijs (de inkoopprijs inclusief bijkomende kosten die ervoor zijn
betaald) en de vervaardigingsprijs (alle kosten die gemaakt zijn om het procuct te realisere). Deze
laatste wordt veel toegepast bij bedrijfsmiddelen zoals materiele vaste activa (de in eigen bedrijf
voortgebrachten machines) en voorraden (valt ook onderhanden werk bij). De historische
kostenmethode is administratief eenvoudig. Het nadeel hiervan is dat prijzen stijgen, dit staat niet op
de balans, de balans geeft dan een te lage waardering. Bij waardering op actuele waarde heb je hier
geen last van.
- De actuele waarde
Dit is de prijs die op het waarderingsmoment van toepassing is. Nadeel is dat de prijs kan
schommelen. Ook voor activa waar geen markt voor is, waar een prijs tot stand komt, is waarderen
moeilijk. Dan moet een schatting gemaakt worden. Er zijn drie varianten:
Vervangingswaarde, de bedrijfswaarde, en de opbrengstwaarde. Vervangingswaarde is prijs die bij
vervanging betaald zou moeten worden, dit is de meest gangbare. Bedrijfwaarde is de opbrengst die
nog kan worden bereikt door het activa nog in te zetten bij productie. De opbrengstwaarde is de
waarde die het oplevert bij verkoop. Waardestijging door stijgende prijzen wordt verantwoord op de
post ‘herwaarderingsreserve’.
Nog andere waarderingsgrondslagen zijn boekwaarde, dit is de actuele waarde min de
afschrijvingen. De contante en nominale waarde hebben betrekking op activa in de geldsfeer, zoals
een lening. Nominale waarde van een schuld is het not te betalen bedrag. Bij contante waarde houd
je ook nog rekening met rente. Liquidatiewaarde is waarde bij opheffing van de onderneming.
2.2 De voorraadwaardering
Voorraden staan op de balans voor de historische inkoopprijs. Maar de prijs kan veranderen,
verschillende goederen kunnen verschillende inkoopprijzen hebben. Wat gebeurt er als deze
goederen verkocht worden? Hiervoor moet een onderneming voor een systeem van
voorraadwaardering kiezen. Opties zijn het fifo-systeem, het lifo-systeem, en het systeem met vaste
verrekenprijs. Lifo en fifo zijn voorbeelden van verkrijginsprijs en de vaste verrekenprijs juist niet op
de verkrijgingsprijs.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Jacodj. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.