Ontwikkeling blok 1
Introductie college
Hoe ontstaat kennis?
Wat kunnen baby’s?
• Ze hebben alle zintuigen
• Ze kunnen al een beetje bewegen
o Vanuit hier gaan ze kennis ontwikkelen = basis
Schema’s → telkens veranderen van wat kinderen al konden
• Zijn noodzakelijk om omgeving te begrijpen en te voorspellen
• Samenhangende, vaststaande reeksen van acties / redenaties die kunnen worden toegepast op
meerdere situaties / objecten
• Hebben interne consistentie en zijn georganiseerd in een structuur
• Bijvoorbeeld actiepatronen, redeneringen, regels of strategieën
Op een bepaald moment leert een kind ook concepten
• Bijvoorbeeld vogel → iets dat vliegt
Adaptatie →
• Schema / denkstructuur
• Nieuwe situatie (bijvoorbeeld nieuwe vogel)
• Twijfelgeval (disequilibrium)
• Accommodatie → aanpassen van het schema
• Assimilatie → nieuw evenwicht integratie
→ vliegtuig kan niet worden geassimileerd in het schema van de vogel → nieuw schema worden
aangemaakt.
→ later worden het abstractere termen
→ gaat hetzelfde als het ontstaan van nieuwe soorten. Nieuwe kennis ontstaat door adaptatie.
Constructivisme
• Kind is geen passieve opslurper van informatie (zoals volgens behaviorisme)
• Actieve rol in het creëren en uitvogelen van de omgeving
• Hiermee construeert het kind zijn/haar eigen kennis
STADIA TABEL
,Hoorcollege 1
Embryologie → oe bevruchtte eicel al die type cellen worden (differentiatie), patroon-vorming → bouwplan
Elementen bouwplan:
• Bilaterale symmetrie
• Polariteit
• Kiembladen
• Lichaamsholten
o Intra-embryonale coeloom → pericardholte, twee pleuraholten en de peritoneale holte
o Viscerale mesoderm om te organen heen
o Pariëtale mesoderm bekleed de delen van de holten die grenzen aan het mediastinum, het
diafragma en de lichaamswand
• Segmentatie → bij vertebraten beperkt. Wervelkolom, ribben, bijbehorende musculatuur en
bloedvaten vertonen segmentaal karakter → ze bestaan uit een herhaling van min of meer gelijke
elementen (metamerie). Wordt opgelegd door homeote genen.
• Chorda
• Kieuwbogen
Type cellen waaruit volwassen organen bestaan
• Parenchymcellen: oefenen de orgaanspecifieke functies uit
o Bijdragen aan de vorming van een orgaan → cellen ontwikkelen zich meestal rechtstreeks
uit een van de drie kiembladen
• Stromacellen: vormen de bindweefselcomponent van de organen
o Cellen van één orgaan kunnen uit alle drie de kiembladen afkomstig zijn (mesoderm meeste
bijdrage)
• Mesenchym → losmazig pluripotent embryonaal bindweefsel, afkomstig van alle drie de kiembladen
o Uit mesenchym ontstaan stromacellen en parenchymcellen van sommige organen
>> elk vertebraat embryo bezit de volgende elementen die per soort op een andere wijze tot ontwikkeling
zal komen
Prenatale ontwikkeling
• Vroege ontwikkeling tot 3 weken
• Embryonic organogenesis → tot 8-13 weken
o Einde eerste semester → alles
wordt functioneel in feutale periode
• Feutale periode → 13 tot 40 weken
-2 → moment van bevruchting. Is niet handig in
kliniek, dus vanaf laatste menstruatie.
Letten op klinische of embryonale schaal
Gametogenese
Vorming van de gameten → geslachtscellen
Proces waarbij een voorloper van die gameet (primordiale kiemcel (diploïd)) wordt een haploïd gameet
1. Ontstaan van primordiale kiemcellen en migratie naar gonaden
a. Is maar een klein groepje cellen
b. Mannelijke en vrouwelijke ontwikkeling hetzelfde, hierna dissociatie naar mannelijke of
vrouwelijke pad
2. Vermeerdering door mitose
3. Meiose (reductie aantal chromosomen) → rijping
, a. Meiose I → verdubbeling van het genoom, condenseren van de chromosomen naar twee
chromatiden → verdeling in twee gelijkwaardige sets → natuurlijke recombinatie → kans op
crossing over
b. Meiose II → segregatie
c. Uit één diploïde kiemcel → 4 primordiale geslachtscellen
4. Functionele en structurele maturatie
Positief kleurt voor transcriptiefactor voor totipotente cellen →
die nog elk celtype kunnen worden
>> op een gegeven moment negatief, programmeerd zodat het
niet meer alles kan worden. Ergens in ontwikkeling word
groepje cellen aangelegd
1) locatie en migratie → primordiale kiemcellen voor het eerst
herkenbaar in wand van de dooierzak (dus niet in de gonaden zelf)
• Actieve migratie, in staat om te lopen door dat embryo
• Uiteindelijk op de plek van de gonaden
• Locatie is verschillen tussen soorten
• Migratie pad is ook verschillend
Klinisch intermezzo: teratomen >> verdwalen en niet geremd in de groei → teratomen, celwoekeringen,
tumoren. Hele bijzondere woekeringen waar je alle elementen ziet terugkomen
2) vermeerdering
Verschil tussen mannelijke en vrouwelijke ontwikkeling
• Vrouw: kiemcel wordt oögonum (-a)
o Tussen 2e en 5e maand: 2000-700000 geslachtscellen
o Maximaal gevonden aantal, hierna sterft veel af
• Man: kiemcel wordt spermatogonium (-a)
o Pas bij puberteit
o Oneindige pool van geslachtscellen
Spermatogenese
➔ Type A en type B spermatogonia
o Type B gaat door in ontwikkeling
o Type A kan weer opnieuw mitotisch delen
Type B gaat verder de ontwikkeling in tot een volwassen zaadcel
• Ze liggen in de wand van de kleine buisjes in de testikels
(epitheel van deze zaadbuisjes >> sertoli-cellen)
• Eerste stap is dat ze van spermatogonium type B door gaan
naar primaire spermatocyten
• Dan secundaire spermatocyt → meiose II
• Spermatiden → onvolwassen zaadcellen. Wel al juiste
hoeveelheid DNA
• In spermiogenese → vormverandering van normale cel naar
een typische cel met een staartje en een kop → spermatozoa
>> tijdens meiose zijn de spermatiden verbonden met cytoplasmatische verbindingen om ervoor te zorgen
dat ze synchroon rijpen en zodat haplo-insufficiëntie niet optreed.
3/4 ) meiose / maturatie
>> zaadcel → massaverlies. Alleen maar als doel inhoud afgeven aan eicel.
, • In de kop zit een mutsje, zit een springlading in die ervoor zorgt dat de barrière wordt opgeheven
>> syndroom van Kartagener → dyneïne-gen is gemuteerd waardoor hun zaadcellen niet kunnen
bewegen. Vaak ook last van situs inversus & luchtweginfecties.
Oögenese
• Alle eicellen liggen los in het ovarium
• Wordt ondersteund door een groepje cellen die er
omheen gaan zitten
o Follikel cellen. Cellen van het ovarium (heeft
ook gezegd om sperma cellen)
• Eerst naakt, zonder ondersteuning. Dan steeds meer
cellen om dat oögonium
• Follikel cellen nemen in veelvoud toe en gaan er als laag
omheen zitten
• Zone pellucida → wordt gevormd na volledige omsluiting
door follikelcellen
• Er wordt daarna een antrum (holte) gevormd tussen
follikelcellen
• Graafse follikel → follikel rondom oocyte: cumulus
oöphorus.
• Deel van follikel blijft om geovuleerde oocyt
o Tijdens de ovulatie → contractie van weefsel van
eierstokken, dan wordt een deel van het follikel
eruit gedrukt. Eicel met een wolkje follikel cellen
eromheen
• Bevruchting en einde ontwikkeling eicel
• Lange tijd dat de eicellen in rust zitten. Tussen
menarche en menopauze (lijkt bevroren)
o Ook tweede fase van rust in meiose II. Wordt alleen afgemaakt als er een bevruchting wordt
gemaakt, zal de cel afsterven tijdens meiose II. Tenzij bevruchting. Dan pas krijg je een
poollichaampje (voorkomt dat we elke keer een vierling krijgen)
>> spontane activatie van eicel → parthenogenese of maagdelijke voortbrenging
Ovulatie door een LH piek (luteïniserend hormoon)
• Secundaire oocyt met een deel van de cumulus cellen (corona radiata) komt los van het follikel
• Geheel wordt opgevangen door het infundibulum (tuba uterina)
Spermatogenese vs. Oögenese
1. Uit 1 prim. Spermacyt → 4 spermatiden
Uit 1 prim. Oöcyt → 1 rijpe eicel / sec. oöcyt
2. spermatogenese → continu proces
oögenese → discontinu proces
3. start spermatogenese → puberteit
start oögenese → vóór geboorte
4. per leven veel zaadcellen
per leven relatief weinig eicellen
5. na geboorte productie van prim. Spermacyten
na geboorte geen productie van prim. Oöcyten
6. einde spermatogenese → overlijden man
einde oögenese → menopauze
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller simonedebruin1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.45. You're not tied to anything after your purchase.