Geld, internationale economische betrekkingen en bedrijfsomgeving
Uitgebreide samenvatting van het boek Algemene economie en bedrijfsomgeving: geld, internationale economische betrekkingen en bedrijfsomgeving (zesde druk), van de hoofdstukken: 1, 2, 3, 4, 5 en 9. Inclusief uitgebreide beschrijvende figuren, tabellen en formules.
Samenvatting Algemene Economie (hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5 en 9)
Hoofdstuk 1 Aanbod van geld
1.1 Geld en het economische proces
Naarmate een economie ingewikkelder wordt, neemt de arbeidsdeling toe. Mensen specialiseren zich in de
productie van één of enkele goederen. Producenten en consumenten krijgen te maken met transactiekosten
(contracten opstellen, informatie uitwisselen, vergaderingen).
Geld oefent drie functies uit in de economie:
1. Ruilmiddel. Hieraan zijn twee aspecten verbonden: geld splitst de ruil op in twee delen en er
kan een tijdsverschil zijn tussen het verkopen van een goed en het kopen van een ander
goed. Het kopen en verkopen van producten ligt in een goederenruileconomie op hetzelfde tijdstip. In
een geldeconomie kunnen koop en verkoop op verschillende momenten plaatsvinden. Geld is
ongedifferentieerde koopkracht. Als iemand goederen ruilt voor geld kan hij in principe een keuze
maken uit alle goederen die voor geld te koop zijn.
2. Rekeneenheid. Geld is een maatstaf waarin mensen de waarde van goederen en diensten
uitdrukken. Bedrijven waarderen al hun activa met het oog op kostprijsberekeningen, het
bepalen van doelen en middelen, verlies en winst en de vermogensverhoudingen.
3. Oppotmiddel. Geld vervult een rol in de samenstelling van de vermogensportefeuilles.
Zeventien landen in de Europese Unie maken deel uit van een monetaire unie, de zogenoemde Economische
en Monetaire Unie (EMU). De oprichting van de eurozone heeft de ruilmiddelfunctie van geld versterkt.
Ondernemingen die internationale contacten onderhouden, hoeven in de eurozone geen rekening meer te
houden met wisselkoersveranderingen. Zij hoeven geen kosten meer te maken voor het indekken van
valutarisico’s.
Een hoge inflatie tast het goed functioneren van het geldstelsel aan. Inflatie is de voortdurende
stijging van de prijzen van goederen en diensten. Inflatie is vaak een gevolg van het streven van
sociaaleconomische groeperingen (werkgevers- en nemers, overheid) naar hun deelbelangen. Als de
lonen sterker stijgen dan de prijzen, hebben de werknemers een grotere koopkracht en zullen de winsten
van bedrijven dalen.
1.2 Geldsoorten
De totale hoeveelheid geld in een economie noemt men het aanbod van geld. De marktwaarde van munten
noemt men de intrinsieke waarde van het geld. De nominale waarde van het geld is de eenheid die erop
wordt vermeld.
Fasen Kenmerken
Spontaan ontstaan van geld Edelmetaal als ruilmiddel
Intrinsieke waarde wordt bepaald door vraag en aanbod
Overheid slaat munten Munten krijgen een nominale waarde
Intrinsieke en nominale waarde kunnen uiteenlopen
Uit de promessen (ontvangstbewijzen) zijn bankbiljetten ontstaan. Het proces van het ontstaan van
bankbiljetten is in drie stappen te verklaren:
1. Een kassier neemt goud in bewaring in ruil voor promessen.
2. De bankier leent promessen uit aan debiteuren.
3. De centrale bank geeft de promessen uit als bankbiljetten in omloop.
1
,Door promessen uit te lenen aan debiteuren, ontstond nieuw geld → geldschepping. De bankiers
gaven schuldbewijzen af aan de debiteuren, de debiteuren aanvaardden op hun beurt de schuld aan
de bank → geldschepping door wederzijdse schuldaanvaarding.
Het omzetten van girale tegoeden in bankbiljetten en omgekeerd staat bekend als substitutie. Door
substitutie blijft de geldhoeveelheid gelijk. Voor de bank heeft substitutie grote gevolgen, als de klanten
bankbiljetten opvragen, zal haar liquiditeitspositie verminderen.
Actie Gevolg
Vordering op termijn op de klant
Banken lenen geld uit ↕ Wederzijdse schuldaanvaarding
Geldschepping
Klanten lenen geld Liquide boekvordering op de bank (giraal geld)
Substitutie van giraal geld ↔ chartaal geld Liquiditeit van de bank daalt/stijgt
1.3 Liquiditeitenmassa
De primaire liquiditeiten bestaan uit:
De munten die de overheid in omloop brengt (chartaal)
De bankbiljetten die de centrale bank in omloop brengt (chartaal)
Het girale geld dat de banken in omloop brengen (giraal)
De hoeveelheid primaire liquiditeiten is te berekenen door de girale en chartale geldsoorten
(creditzijde van balansen van geldscheppende instellingen) op te tellen. De primaire
liquiditeitenmassa is gelijk aan de hoeveelheid primaire liquiditeiten verminderd met het geld dat
zich in de kassen van de geldscheppende instellingen bevindt. Primaire liquiditeitenmassa staat ook
bekend als totale/maatschappelijke geldhoeveelheid of M1.
Instelling Geldsoort Enkele begrippen van toepassing op geldsoorten
Overheid Munten Nominale waarde: vermeld op geld
Intrinsieke waarde: marktwaarde van materiaal
Geldscheppende instellingen:
Centrale bank Bankbiljetten Fiduciair geld: waarde gebaseerd op vertrouwen in
de balans van geldscheppende instelling
Banken Giraal geld Betaalinstrument: cheque/plastic geld
Een cheque of creditcard is geen geld, het is een middel om de betaling te regelen.
Naast de primaire liquiditeitenmassa bestaat er een secundaire liquiditeitenmassa.
De secundaire liquiditeitenmassa ontstaat doordat bedrijven en gezinnen soms liquide
middelen over hebben.
De primaire en secundaire liquiditeitenmassa vormen samen de binnenlandse
liquiditeitenmassa (M3).
De centrale bank kan de M3 uit de
balansen van geldscheppende
instellingen berekenen.
De partijen met liquiditeitsoverschotten
kunnen deze aan hun bank uitlenen, die op
haar beurt de liquide middelen weer uitleent
aan partijen met een tekort.
2
,Als de looptijd korter is dan twee jaar, behoren de beleggingen tot de secundaire liquiditeitenmassa.
De secundaire liquiditeitenmassa bestaat uit vorderingen van het publiek op geldscheppende
instellingen die op korte termijn, massaal en zonder koersverlies kunnen worden omgezet in geld. De
omzetting van primaire liquiditeiten ↔ secundaire liquiditeiten heet transformatie. Door
transformatie kan men overtollige liquide middelen omzetten in kortlopende beleggingen bij banken en
omgekeerd. Als klanten hun geld voor een bepaalde vaste tijd aan de bank uitlenen, spreekt men van
termijndeposito’s.
Binnenlandse liquiditeitenmassa (M3)
M3 is de som van M1 en de secundaire liquiditeitenmassa. De Centrale Bank beschouwd een overmatige groei
van de binnenlandse liquiditeitenmassa (M3) als een opmaat voor inflatie. De Europese Centrale Bank meet M3
en de groei ervan om te bepalen of er aanleiding bestaat maatregelen te nemen.
Berekenen van M3
Uit de balansen van de geldscheppende instellingen en de overheid kan M3 worden bepaald: de centrale bank
verzorgt de bankbiljettenomloop, de algemene banken geven het girale geld en de korte schuldbewijzen uit en
de overheid voorziet in de behoefte aan munten. De bank heeft een giraal goed bij de centrale bank. Dit girale
geld wordt in beginsel op dezelfde wijze geboekt als bancaire kredietverlening aan het publiek.
Aan de creditzijde staan de posten die geldscheppende instellingen als schuld aanvaarden en een
liquide karakter dragen. De primaire liquiditeitenmassa kan men als volgt berekenen:
De secundaire liquiditeitenmassa is te berekenen
door de secundaire liquiditeiten aan de creditzijde
op te tellen.
3
, De som van M1 en de secundaire liquiditeitenmassa levert M3 (90 + 185 = 275).
Het publiek kan overtollige liquide middelen ook voor langere tijd beleggen in waardepapieren (langlopende,
termijndeposito’s en lang spaargeld). Dit noemen we tertiaire liquiditeiten.
Bruto- en netto geldscheppende bedrijven
Het bruto geldscheppende bedrijf omvat de totale kredietverlening aan de private sector en de
overheid. Banken financieren een deel van de kredietverlening met middelen die zij voor een termijn
langer dan twee jaar van het publiek aantrekken. Vermindert men het bruto geldscheppend bedrijf
met de lange aangetrokken middelen dan verkrijgt men het netto geldscheppend bedrijf.
1.4 Financieel systeem en bankbalans
Op de financiële markten spelen financiële instellingen een grote rol. Deze instellingen beschikken over grote
sommen geld van derden, die zij vervolgens uitgeven of beleggen. We bespreken:
De functies van financiële instellingen
De soorten financiële instellingen
Functies van financiële instellingen
Het financiële systeem van een economie vervult allerlei functies die een hoogontwikkelde groeiende
economie verlangt. Het financiële systeem heeft de volgende functies:
1. De eerste functie van het financiële systeem is het scheppen van geld.
2. De tweede functie van het financiële systeem is dat het in staat moet zijn liquide middelen
van overschothuishoudingen door te geven aan tekorthuishoudingen.
3. In de derde plaats heeft het financiële systeem een functie in het betalingsverkeer. Hoe
efficiënter het financiële systeem, des te lager de transactiekosten van de goederenruil.
4. Het financiële systeem biedt in de vierde plaats nog allerlei diensten aan waarnaar de vraag
door de toegenomen welvaart enorm is vergroot. De overeenkomsten van verzekeringen is dat
de financiële instellingen het risico van andere economische subjecten overnemen.
De toename van de activiteiten van banken op het gebied van verzekeringen en andere producten staat
bekend als branchevervaging.
De belangrijkste functie van de centrale bank is het vaststellen van het monetair beleid. Dit is in het
eurogebied voorbehouden aan het Europese Stelsel van Centrale Banken (ESCB). De ECB houdt
toezicht op het bankwezen. Dit toezicht kan onderscheiden worden in een bedrijfseconomisch
toezicht (liquiditeit en solvabiliteit van het bankwezen) en het sociaaleconomisch toezicht
(koopkracht van de €). Verder verzorgt de ECB de bankbiljettencirculatie. De centrale banken spelen
een rol in het betalingsverkeer door de overboekingen van banken onderling te verwerken.
Liquiditeit van banken
De liquiditeit geeft aan met welk percentage de verplichtingen van de bank tegenover schuldeisers
zijn gedekt met liquiditeiten. De mate waarin banken liquide moeten zijn, is door de centrale bank
voorgeschreven in het kader van bedrijfseconomische toezicht. Voor de kortlopende verplichtingen met een
looptijd korter dan twee jaar, zijn de percentages hoger dan voor de langlopende verplichtingen, zoals
obligaties en lang spaargeld. T.o.v. de kortlopende verplichtingen dient 20% aan liquide middelen aanwezig te
zijn. T.o.v. de langlopende verplichtingen dient 10% aanwezig te zijn. De liquide middelen die een bank
nodig heeft ter dekking van de schulden noemt men de gebonden liquiditeiten. De resterende
liquide middelen noemt men de vrije liquiditeiten.
Solvabiliteit van banken
Onder solvabiliteit verstaan we de mogelijkheid van de bank met het eigen vermogen garant te staan
voor eventuele verliezen op debiteuren. Bij het onderwerp solvabiliteit zullen we zien dat:
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rilanapal. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.