100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Economische topics $6.96
Add to cart

Summary

Samenvatting Economische topics

 12 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van 33 pagina's voor het vak Economische Topics aan de Artesis (Succes!)

Preview 4 out of 33  pages

  • February 24, 2023
  • 33
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Economische topics 2022-2023
Hoofdstuk 0 - Inleiding
0.1 Doel van economische wetenschap
Het nut van economische analyse is het gevolg van de spanning die ontstaat tussen enerzijds de
individuele en collectieve behoeften van een samenleving enerzijds en anderzijds de schaarse
beschikbare middelen

 Behoefte (worden niet onderzocht op hun morele waarde= het aanvoelen van een tekort en het
streven om dit tekort te bevredigen)
 Schaarse middelen (beperktheid van ons inkomen)

Er wordt niet geoordeeld over behoefte, schaarse middelen zijn gelinkt aan beperktheid van ons inkomen.
Schaars= aanbod kleiner dan vraag indien gratis.

Economie is keuzeprobleem
Link naar handboek

Een schaars goed is een goed waarvan de
gevraagde hoeveelheid groter is dan de
beschikbare hoeveelheid als het gratis ter
beschikking staat.

Een economisch principe: Een individu handelt
volgens het economische principe wanneer hij
met zijn beschikbare middelen een maximale
behoeftebevrediging bereikt.

0.2 Welvaart en welzijn
Welvaart = mate waarin mensen met de beschikbare schaarse middelen in hun behoeften kunnen
voorzien. Welzijn = ruimer (welbevinden)

0.3 Soorten goederen
 Vrije goederen (niet-schaarse goederen)
 Economische goederen (individuen, bedrijven, overheid)
• Zuiver individuele goederen
• Fiets, auto,
• RIVALITEIT & UITSLUITBAAR
• Zuiver collectieve goederen
• Brandweer
• NIET RIVALISEREND & NIET UITSLUITBAAR
• Quasi collectieve goederen
• Overheid doet de organisatie
• RIVALITEIT & UITSLUITBAAR
• Onderwijs
• Consumptie en Investeringsgoederen
• Gebruik & Verbruiksgoederen  wc en wc-papier

,0.4 Consumptie en productie
Consumptie, productie en productiefactoren

Arbeid, kapitaal, natuur en ondernemingsschap

0.6. Ceteris Paribus
• Al het overige blijft gelijk

• Alle andere variabelen blijven constant

0.7. Micro, meso en macro-economie
• MICRO: Gedrag van een individueel persoon, gezin, bedrijf,…

• MACRO: Alle gezinnen, alle bedrijven,…

• MESO: bepaalde groep gezinnen, sector, regio,..

Hoofdstuk 1 - Consumenten
1.1. De keuze van de optimale goederencombinatie
De keuze van de consument wordt bepaald door:

a) Niet-economische factoren = voorkeuren of preferenties  * Sociologische en
psychologische prijs zal koopgedrag beïnvloeden. Kaviaar is te duur maar vind het wel
lekker, dus ik koop het niet door de prijs.

a. Sociologische factoren (alle invloeden die te maken hebben met het feit dat mensen
tot een bepaalde bevolkingsgroep behoren)
i. Gezinssituatie – enorme verandering in koopgedrag. Kinderen uit huis,
minder kopen.
ii. Sociale klasse/ inkomensklasse  dicht tegen armoedegrens, kopen meer
basisproducten, omgekeerd koopt men meer luxeproducten.
iii. Religie  Kopen bv geen varken
iv. Woonplaats  in een stad koop je minder vaak een auto, platteland dus wel.

b. Psychologische factoren

i. Persoonlijkheid/overtuiging vegetariër koopt geen vlees, leeftijd
jongere mensen gaan sneller naar festivals

ii. Levensstijl (bandwagoneffect en het snobeffect)  BWE= koopgedrag
doordat iedereen dit koopt. Ik koop Apple omdat iedereen dat doet.
Marketing gaat dit effect proberen versterken  SE= “ik wil mij als adel
gedragen”  bepaalde gdrn kopen omdat anderen dit niet kopen. Rolls
Royce kopen zodat andere sukkelaars dit niet kunnen kopen. Zich
onderscheiden en neerkijken op..

iii. Attitude

, b) Economische factoren

 Prijzen
 Inkomen

Uitgangspunt
De consument streeft naar nutsmaximalisatie, maximale behoeftebevrediging.

De eerste wet van Gossen = Wet van dalend grensnut
Naarmate men meer beschikt over een aantal eenheden van een bepaald goed, daalt voor de consument
het nut van de laatst toegevoegde eenheid. Examenvraag.

1.1.2 Budget en prijzen
Budgetlijn = P1 . Q1 + P2 . Q2 = budget

Link handboek

Door middel van de budgetrestrictie vinden we de
punten op de X-as en de Y-as.

In ons geval staat de hoeveelheid pintjes op de Y-as
(waarbij je de hoeveelheid broodjes op 0 zet; X=0) en de
hoeveelheid broodjes op de X-as (waarbij je de
hoeveelheid pintjes op 0 zet, Y =0).

Dan kan je die twee punten verbinden om de budgetlijn
te vormen.

Verlaging van het inkomen
Nominaal inkomen = inkomen in geldeenheden

Reële inkomen = inkomen gecorrigeerd voor de
hoeveelheid goederen en diensten die we voor een
bepaald inkomen kunnen kopen.

Onderscheid is belangrijk om de koopkracht te bepalen

De koopkracht wordt gevormd door het reële inkomen

Daling van de prijs
Als de prijs van één van de goederen (hier broodjes)
daalt en de prijs van het andere goed (pintjes) blijft
constant, dan kan de consument met hetzelfde budget
meer eenheden van het kopen ene goed kopen (hier
broodjes). Dit betekent een toename van het reële
inkomen terwijl het nominale inkomen constant is
gebleven.

De reële inkomenswijziging zorgt voor een verandering
in de helling/kanteling van de budgetlijn.

, Aard van het goed
Inferieur goed  Gevraagde hoeveelheid daalt ondanks toegenomen inkomen vb. minderwaardig
varkensvlees kopen ipv steak

1.2 De prijsvraagcurve
1.2.1 De afleiding van de individuele
vraagcurve
 Relatie tussen hoeveelheid en de prijs van 1 goed

 Alle andere factoren constant (is ceteris paribus)

Welke stadia?

 Prijs van ‘pintje’ daalt van 2,5 naar 2 euro

 De preferentie van de consument is
constant, 25 broodjes. Uitgaven voor
broodjes bedragen dan 100 EUR (25 maal 4)

 Met het resterende budget koop ik het
andere goed.

= indifferentiecurve  C1= voorkeur in combinatie gegeven budget P=2,5/pintje C2= Voorkeur in
combinatie gegeven budget P=2/pintje  prijs broodjes wijzigt niet

De individuele vraagcurve geeft weer welke hoeveelheden van een bepaald goed de consument bereid
is te kopen tegen een reeks verschillende prijzen. =EXAMENVRAAG

1.2.2 Een beweging langs de vraagcurve
=prijswijziging

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marthevandosselaer. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.96
  • (0)
Add to cart
Added