Hoofdstuk 3
Psychodynamische benaderingen
De mens: Freud, een van de eerste grote psychologen
- Bewuste – voorbewuste (soort onderbewust, maar wel iets wat je terug kan halen) –
onderbewuste
- Verborgen, symbolische boodschappen
- Alles is belangrijk, niks gebeurt toevallig (bijv. sucseks i.p.v. succes), ook dromen
- Vroege jeugdperiode is belangrijk, eerste 4 jaar is bepalend voor een mensenleven
Kenmerken van freudiaanse therapie/psychodynamische therapie: afdalen in onbewuste
- Vrije associatie: patiënt ligt in een ontspannende houding, in een veilige sfeer en wordt
aangemoedigd alles te zeggen wat er in hem opkomt.
- Duiden: iets begrijpelijk maken.
- Langdurig
- Afstand/neutrale houding (abstinentie)
- Doel: onbewuste bewust maken
Vier visies/modellen:
- Het driftmodel:
o Van nature geboren met een levensdrift ‘eros’: drift om dingen te maken, te leven of
een doodsdrift ‘thanatos’: drift om dingen kapot te maken
o Es (id): driften (je eigen verlangen en behoeftes)
o Ego (ich): combinatie van wat je wilt, je behoeftes en wat je omgeving van je verlangt
o Superego (über-ich): het geweten, leer je van je ouders
- Het objectrelatiemodel
o Eerste relaties in de vroege kindertijd en de manier waarop deze een deel van
onszelf worden.
- Het zelfpsychologisch model
o De tekorten uit de kindertijd die leiden tot een zwakke identiteit, een zwak
zelfgevoel.
- Het interactioneel model
o Legt de nadruk op problematische conflicten tussen mensen
De dynamiek tussen es, ego en superego ontwikkelt zich in een aantal fasen:
- Orale fase (baby tijd): behoefte bevrediging es, zijn deze niet genoeg bevredigd kunne deze
driften blijven domineren, bijv. veel snoep, drank of drugs
- Anale fase (peuter tijd): koppigheidsfase, ego, leert nee zeggen, leert dat hij zelf de macht
heeft over bepaalde dingen zoals ontlasting. Te weinig controle van de ouder kan leiden tot
problemen met autoriteit of perfectionisme.
- Fallische fase (kleuter tijd): superego, geslachtsverschil centraal. Het Oedipus complex:
castratieangst en penisnijd, meisjes voelen zich minder omdat zij minder geslacht hebben.
- Latentiefase (schoolleeftijd): 11 jaar, meer aandacht voor buitenwereld i.p.v. op zichzelf
- Geniale fase: pubertijd
,Regressie: traumatische gevoelens verwekt, maar er is sprake van een terugval. Gestopt met
verslaving zoals roken en toch ineens een sigaretje doen.
Fixatie: blijven zitten in je terugval/regressie. Gefixeerd blijven op dat punt uit je verleden waardoor
je niet over je vervelende gevoelens heen komt.
Afweermechanismen: doel is om onbewust gevoelens van stress, angst onder de oppervlakte te
houden
- Verdringing: angstwekkende wensen, gedachten, impulsen worden weggestopt, maar
blijven wel invloed uitoefenen. Bijv. via dromen of lichamelijke klachten. De energie uit het
es kan niet weg en blijft opgepot in het onbewuste en zal wss op een minder gezonde
manier toch uitkomen.
- Ontkenning: feitelijke zaken worden ontkend, omdat ze beangstigend zijn. De emoties in de
werkelijkheid kan ons ego niet hanteren. Je kan de werkelijkheid niet onder ogen zien.
- Reactieformatie: een angstwekkend impuls wordt ‘onschadelijk’ gemaakt door het
omgekeerde ervan in het bewuste te laten. Bijv. je bent onnodig boos op je moeder dus je
doet wat aardigs voor haar. Je stelt je superego gerust. Bij extreme angsten: bang voor de
dood dus er grappen over maken. Lachen om een pijnlijke situatie is veel voorkomend.
- Isolering: angstwekkend gevoel wordt afgesplitst van de rest van het persoon. Goed om de
gevoelens op een andere plek wel te uiten.
- Intellectualisering: moeilijke innerlijke zaken worden met veel interessante woorden
weggepraat. Het praten houdt het gevoel op afstand.
- Projectie: een onacceptabele impuls bij jezelf wordt geprojecteerd op een ander. Projectie
kan het gemakkelijker maken voor jezelf, omdat je zo toch iets van een gevoel kunt uiten.
Probleem: je weet niet meer wat van jezelf en wat van de ander is.
- Splitsing: iets of iemand wordt gezien als helemaal goed of helemaal slecht of afwisselend
slecht en goed. Wordt gebruikt als het te veel angst oproept om zowel iemand goede als
slechte kanten te zien.
- Rationalisatie: een impuls die eigenlijk wordt afgekeurd wordt toch uitgeleefd en vervolgens
goedgepraat.
- Verplaatsing: als je een impuls die gericht is op een bepaald persoon, uit bij iemand anders.
- Sublimatie (freud): het ego kanaliseert hierbij je behoeften op zo’n manier dat iedereen
tevreden is. Bijv. je hebt agressieve neigingen, dus maakt een carrière in de vechtsport.
- Afweer en weerstand: afweer heeft te maken met het afweren van gevoelens. Weerstand is
verzet tegen de therapie of ten een gesprek.
Therapieën vanuit het driftmodel:
- Abstinentieregel: therapeut is onverschillig en projecteert zijn mening niet op client. De vrije
associatie van de client doet het werk wanneer hij kijkt naar een neutraal scherm zodat die
zijn oude conflicten kan overdragen.
- Overdracht: roept verplaatsing op. De client heeft de neiging om het beeld over zijn verleden
te projecteren op de therapeut. De therapeut blijft neutraal waardoor het gedrag van de
client volledig iets zegt over zichzelf.
o Tegen overdracht: wanneer de therapeut door overdracht dicht klapt, door eigen
verleden, heb je ook een soort overdracht. Een actie reactie situatie uit het verleden
die in een huidige situatie geplaatst wordt.
- Langdurig proces: de client zal weerstand vertonen en afweermechanismen gebruiken,
omdat het ego het conflict onbewust wilt houden. Eigenlijk wil de client niet weten wat er
met hem aan de hand is.
, - Kortere trajecten: de client zit hierbij tegenover de therapeut. Meer aandacht voor 1
situatie.
Therapeutische technieken en houding bij het driftmodel
- Met ‘vrij zwevende aandacht’ bij het verhaal van de client betrokken blijven
- Stimuleren van de client om vrijelijk zijn beleving te verkennen
- Open kunnen staan voor eigen reacties en gevoelens, zodat tegenoverdracht ontstaat
- De beleving van de client exploreren
- Verbanden zien tussen verschillende zaken
- Herhalingspatronen kunnen waarnemen en duiden
- Duiden, interpreteren: mogelijke verklaringen voor gevoelens, gedachten en gedrag
- Open kunnen staan voor verschillende interpretaties
- De symbolische betekenis van gedrag, dromen, gevoelens en gedachten kunnen verkennen
- Respectvol kunnen omgaan met weerstanden van de client
- Het kunnen doorwerken van verschillende afweermechanismen
Objectierelatie model: benadrukt het belang van de eerste relaties uit ons leven. Objectrelatie is een
innerlijke representatie (beeld) van de relatie met een belangrijke ander. Object is een persoon. Het
innerlijke beeld geeft de manier weer waarop deze relatie beleefd is.
- Beseffen dat er een eigen ik is en dat er een ander is. (separatie-individuatie)
- De eerste relatie met de ouder leidt tot een innerlijk werkmodel voor het omgaan met
anderen en met relaties.
- Holding: het kind moet zich op een veilige manier vastgehouden hebben gevoeld.
- Transisitional object: kan gebruikt worden wanneer het kind los moet komen van de ouder,
bijv. een knuffel die altijd bij het kind blijft.
- Emotionele objectconstantie: het kind moet begrijpen dat de moeder dezelfde blijft, ook al
wisselt haar gedrag en stemming soms.
- Wanneer dit proces niet goed verloopt kan therapie gericht op de ik-opbouw geschikt zijn
Zelfpsychologie
- Een zwak ik hebben en zeer slecht tegen afwijzing kunnen. Zichzelf voortdurend gespiegeld
in de bewonderende ogen van anderen willen zien en anders zich waardeloos voelen. Zij
hebben te weinig bevestiging gehad als kind.
- Het kind ontwikkeld een zelfgevoel doordat de moeder de gevoelens van het kind bevestigd
waardoor het afwijzing kan incasseren en de zelfwaardering intact blijft.
o Bij te veel bevestiging: grandioos zelf, verwend, narcistisch en arrogant
o Bij te weinig bevestiging: te weinig zelfvertrouwen
- Therapie: gebrekkig ik herstellen
Therapeutische technieken en houding bij psychodynamische therapieën
- Steunen, structureren, benoemen en tegelijkertijd kunne bevestigen en begrenzen
- Fungeren als transitional object: een steunfiguur waar de client houvast aan ontleent
- Angsten van de client kunnen opvangen en verdragen, in staat zijn om heftige gevoelens van
een client rustig op te vangen
- Het innerlijk van de client op een bevestigende manier kunnen spiegelen
- Een geschikt identificatiefiguur zijn voor de client
- Het verhelderen van gevoelens
- Interpreteren: gevoelens in verband brengen met de levensgeschiedenis
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hannafesten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.54. You're not tied to anything after your purchase.