➔ Farmacokinetiek: concentratie ifv. tijd
➔ Farmacodynamiek: effect ifv. concentratie
INLEIDING
AANGRIJPINGSPUNTEN GENEESMIDDELEN
1. Niet specifiek
o Lage chemische en biochemische specificiteit
• Chemische specificiteit: 3D conformatie GM bepaald affiniteit met doelwit
• Biologische specificiteit: verschillen in expressie van bv. receptoren
o Simpele fysisch-chemische werking
o Grote hoeveelheid van nodig
o Bv. antacida, bulklaxativa, osmotische diuretica, …
• G-eiwit gekoppeld = metabotrope
bv. mAChR, …
--> seconden
--> kan Gq, Gs of Gi zijn
1. Gq --> IP3 --> Ca uit SR --> Ca contractie via MLCK bv. alfa1-receptor
2. Gs --> cAMP --> inhibitie MLCK --> relaxatie* bv. Beta2-receptor
3. Gi --> geen cAMP --> geen rem op contractie
*Werking cAMP per celtype
→ GSC: relaxatie (behalve in uterus), hart: contractie, neuronen: extra vrijgave neurotransmitters
1
,GENEESMIDDEL-RECEPTOR INTERACTIES
➔ agonist en antagonist
AGONIST: affiniteit en activiteit
AFFINITEIT
A + R = AR met: K+1 associatiesnelheidscontante en K-1 dissociatiesnelheidsconstante
XA = concentratie agonist
PA = NA/Ntot = bezettingsgraad
KA = K-1/K+1 = dissociatieconstante (hoe hoger affiniteit, hoe lager KA) Bij 50% PA: KA = XA
--> aflezen op X-as grafiek bij overeenkomstige 50% PA op Y-as
➔ Hill-langmuir vergelijking: PA = XA / (XA + KA)
INSTRINSIEKE ACTIVITEIT
Kijken op dosis-antwoord curve (DAC)
Wat zien we?
- Maximum effect: Emax (maat voor
effectiviteit)
- EC50: conc. die 50% van max antwoord
induceert (maat voor potentie)
--> lees op X-as bij 50%
- pD2 = -logEC50
Soorten agonisten
- volle agonist: maximale antwoord van een weefsel oproepen
o affiniteit gemeten door KA
o is met die Emax en EC50 enzo
- partiele agonist: dezelfde bezettingsgraad maar kleiner effect
o lagere intrinsieke activiteit
- inverse agonist: constitutieve activiteit stoppen
<--> antagonist: GM met affiniteit voor receptor maar zonder effect op te roepen
2
,ANTAGONIST: affiniteit en geen activiteit
Soorten
- Competitief irreversiebel
➔ EC50 =
o Hoe meer antagonist hoe meer onderdrukking maximum effect
o Geen rechtsverschuiving
- Competitief reversiebel
➔ EC50 ≠
o Hoe hoger conc. antagonist hoe meer KA naar rechts verschuift en
dus hogere conc. agonist nodig voor zelfde effect te bereiken
o Als genoeg agonist dan kan nog steeds tot 100% effect
o KB = concentratie antagonist die DAC met factor 2 naar R
verschuift
o pA2 = - log KB
- Andere vormen
o Competitief dualisme
o Functioneel of fysiologisch antagonisme
o Niet competitieve antagonist
o Farmacokinetisch antagonisme (GM interacties)
Hoe hoger pD2 of pA2, hoe potenter
➔ Afh. van de agonist concentratie (eigenschap van het product)
ADAPTATIE
1. Desensitisatie = tachyfylaxie
o Plotse en snelle afname van het effect na continue of herhaalde toediening
o Verhogen dosis amper effect
o Oplossing: drug free period
2. Tolerantie
o Geleidelijke afname effect bij herhaalde toediening
o Dosis verhoging nodig
Therapeutische index
→ maat voor veiligheid van geneesmiddel
→ GM met brede therapeutische marge is veiliger
3
, FARMACOKINETIEK
➔ Belang: belangrijke reden van falen in geneesmiddelenontwikkeling, bron van variatie van
GM-effect in klinische praktijk
PASSAGE VAN GM DOOR MEMBRANEN
1. Diffusie
o Gewoon door het membraan
o Niet-verzadigbaar
o Passief
o Via Wet van Fick
o 1e orde kinetiek: hoeveelheid die geabsorbeerd wordt is afhankelijk van de
toegediende dosis GM
o Lipofiel farmacon --> hoge P waarde, hydrofiel farmacon --> lage P waarde
o Ionisatietoestand
i. Als veel protonen aanwezig (lage pH)
--> evenwicht gaat naar L (AH <--> A- + H+ of BH+ <--> B + H+)
--> diffusie is in niet-geïoniseerde toestand
ii. Als weinig protonen aanwezig (hoge pH)
--> evenwicht gaat naar R
iii. Als pH = pKa dan is geïoniseerde = niet-geïoniseerde fractie
iv. Iontrapping: zuren accumuleren in basisch milieu en basen accumuleren in
zuur milieu
2. Filtratie
o Diffusie door een waterkanaal
o Niet-verzadigbaar
o Passief --> door filtratiedruk
o Hoe?
i. Poriën in plasmamembraan (niet voor farmaca)
ii. Intercellulaire kanalen (permeabel voor meeste GM)
o Waar?
i. Epithelia: tight junctions dus niet
ii. Endotheelcellen: wel porien maar heterogeen
o 1e orde kinetiek
3. Carriers
o GM actief opgenomen via carrier
o Verzadigbaar
o Soorten:
i. Gefaciliteerde diffusie : solute carriers (SLC) : OAT en OCT
ii. Actief transport : ATP binding cassette (ABC) transporter : P-glycoproteine
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Geneeskundesamenvatting. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.69. You're not tied to anything after your purchase.