100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Hoorcolleges Kwartaal 1 $3.25   Add to cart

Class notes

Hoorcolleges Kwartaal 1

 223 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Collegedictaat van 25 pagina's voor het vak Hoorcollege aan de HR

Preview 8 out of 25  pages

  • January 23, 2013
  • 25
  • 2011/2012
  • Class notes
  • Unknown
  • All classes
avatar-seller
Hoorcollege

Fysiotherapeutische wetenschappen.

Elke stap in het klinisch redeneren valt onder wetenschappen.

Talu crurale gewricht:
- Fibula
- Tbia.
- Talus.

Objectiveerbaar: We kunnen er getallen aan geven. We kunnen het aantonen.

Wat is de reden van wetenschappelijk onderzoek?
- Omdat we willen de voorspellingen te doen met betrekking tot bepaalde fenomenen. –
Bijvoorbeeld weer, beleid etc.

Wetenschappelijk is altijd kansberekening.
Je gaat uitspraken doen over de werkelijkheid.

Wetenschap probeert te generaliseren/ extrapoleren.
- Aan de hand van steekproeven van bijvoorbeeld lengte van kinderen. Maak je een
kansberekening.

Welke vormen van onderzoek: 2 ( vormen).
- Fundamentele onderzoek.  dit gebruik je in je beredenering.
* Anatomie. ( wetenschap naar de vorm)
* Fysiologie. ( wetenschap naar de functie)
* Biomechanica. ( Hoe zit het gewricht in elkaar, wat voor gewricht is het)
- Deze 3 bovenste worden de BETA wetenschappen genoemd
* Psychologie. (persoonlijke factoren)
* Sociologie. ( omgevingsfactoren).

- Toegepast onderzoek.  Wordt de stap gemaakt van een laboratorium setting
richting het dagelijks leven.
* Patient gebonden onderzoek.

Nog 2 vormen onderzoeken. Kwantitatief onderzoek/ kwalitatief onderzoek.

Kwantitatief onderzoek: Onderzoek wordt in getallen uitgedrukt.
* Hiermee kan worden gerekend ( statistieken).

Kwalitatief onderzoek: Is gericht op het verkrijgen van informatie over wat er leeft
onder een bepaalde doelgroep en waarom.
* Geeft informatie over achterliggende motivaties, meningen, wensen en behoeften van
een doelgroep of mensen.

Fysiotherapie is een combinatie van beide methodieken. ( fundamentele, toegepast,
kwantitatief en kwalitatief.)

,Omgang met mensen als fysiotherapeut:
- Verlangt een concreet, natuurwetenschappelijk denkkader als ook een intersubjectief
denkkader van vooronderstellingen of vooroordelen die eigen gemaakt zijn door eigen
levensloop, levensgeschiedenis of historische context waarin we zijn opgegroeid en
gevormd.

* Vul je denkkader door de jaren heen: Hierdoor kan je als je eenmaal fysio ben keuzes
maken en verantwoorden.

Kritisch reflecteren voor jezelf.
- Je doelstelling  Hoe ga ik hieraan komen.
- Heb ik me doelstellingen behaald  Ja of nee? En hoe komt dat?

Een wetenschappelijke attitude is vereist!!
 Dit wordt gekenmerkt door meta reflectieve vaardigheden met betrekking tot het
eigen handelen.

Evidence Based Practice.
- Bewijs uit verschillende bronnen om tot een beslissing te komen voor de
desbetreffende patient.



Externe evidentie




Patient Values. Expertise therapeut.




Expertise therapeut:
Bouw je langzaam in je leven op.
Externe evidentie:
Is wat de fysio doet. ( wat er moet gebeuren).


= Je kennis uit 3 bollen. En dit is je EBP. ( Evidence Based Practice).

EBP: Het gewetensvol, expliciete en oordeelkundig gebruik van het huidige beste
bewijsmateriaal om beslissingen te nemen voor de individuele patiënt.

Expliciet: Uitlegkunde. Je keuzes verantwoorden.

Het doel van EBP: het toepassen van WO en andere evidence in de beroepspraktijk, om
de kwaliteit van zorg te verbeteren en de geleverde zorg te verantwoorden.

,EBP: Is niet alleen vanuit je kennis handelen en dit te kunnen verantwoorden.
* alle factoren die besproken staan in deze aantekeningen spelen een rol bij jou EBP.


Hoorcollege

Functionele anatomie van de enkel, onderbeen en voet.

De enkel = Een regio.
De enkel = bestaat uit verschillende gewrichten.

De talus = het enige botstuk in de enkel die niet vastligt aan spieren.
De talus= Is niet even breed. De voorzijde is breder als de achterkant.

De talus hangt aan 4 ligamenten vast.
Lateraal: Fibularis anterior, fibularis posterior. Bewegen in het sagittale vlak!
* Is vaak als eerste kapot( beschadigd bij een inversie probleem)
Mediaal:

Extrinsieke voetspieren: Als de origo in het onderbeen ligt en de insertie in de voet ligt.
Intrinsieke spieren: Als de origo en insertie in hetzelfde lichaamsdeel liggen.

Er zijn 3 extrinsieke voetspieren om de tibia en fibula op de talus en calcaneus te
houden:
1) Musculus Peroneus longus (Lateraal gelegen).
2) Musculus peroneus brevis (lateraal gelegen).
3) Musculus tibialis posterior ( Mediaal gelegen).

Uni pedale stand: Op 1 voet rustend. ( op 1 been staan)
* hierin corrigeer je met je voet op gebied van supinatie en pronatie.

Krachtsluiting: is een belangrijk mechanisme waardoor je de spier kracht waarborgt.
(spierkracht).
* Dit wordt aangestuurd door de hersenen en dit gaat onbewust.

Vormsluiting: Wordt de stabiliteit ook geregeld door de vorm hoe je bot is opgebouwd.

Bovenste spronggewricht: (talu crurale)
Grotere uitslag met plantair en dorsaal
Kleinere uitslag pronatie en supinatie

Onderste spronggewricht:
Grotere uitslag op gebied van pronatie en supinatie.
Kleinere uitslag: Plantair en dorsaal.

Bovenste Spronggewricht: (talu crurale).
- De ongelijke vork ( je malleolus lateraal en je malleolus mediaal) beperkt je functie:
supinatie en pronatie.
Hij heeft wel veel functie op het gebied van plantair en dorsaalflexie.

,Het talu crurale is een zadelgewricht
Een ei gewricht (kogelgewricht) is bijvoorbeeld het heup gewricht.

Een zadelgewricht bestaat altijd uit een concaaf botstuk en een convex botstuk.


De richtingen van gewrichten kun je op 2 manieren beschrijven:
- Artrokinamatisch. ( vanuit gewrichten gekeken) ( Wat het gewricht doet aan de hand
van de botstukken)
- Osteokinamatisch ( vanuit botten gekeken). ( wat het botstuk in de ruimte gezien doet)

Artrokinamatisch:
Rol schuif bewegingen (convexe botstukken)
schommel glij bewegingen. ( concave botstukken)




Dit wordt bepaald aan de hand van concave en convexe botstukken..

Rol schuif beweging: Is een tegenovergestelde beweging. ( autoband met ijs) ( bal in
een fruitmand)

Schommel en glij beweging: De richting is hetzelfde. ( slinger aan de rekstok)

Iedere eindstand in een gewricht: Is als er geen beweging in mogelijk is.
(Closed packed position) (CPP) >> Elleboog in volledige extensie.

(Maximale loose packed position) dit betekent dat het gewricht het meeste los is.

Een tractie: Is een beweging op de looplijn.

Plantairflexie kan ongeveer 30-50 graden.
Dorsaalflexie kan ongeveer 20-30 graden.
 Dit is bij ieder persoon verschillend en per persoon ook nog per extremiteit.

Als je veel plantairflexie doet. Helemaal tot de eindstand komt de talus tegen het
onderbeen aan. (bot op bot contact).

Dancersheel. Meer mogelijkheid tot een grotere uitslag plantairflexie.
Voetballersvoet. Minder mogelijkheid tot een kleinere uitslag dorsaal.

,Hoorcollege

Talus  Omringd door kraakbeen.
Talus  heeft 7 gewrichtsvlakken.
Talus  is zonder spieren gestuurd!

* Achterste kamer van het onderste spronggewricht is een ei/kogelgewricht.

* Op de calcaneus ligt gewrichtskapsel.  het gewrichtskapsel is gevuld met
synoviaalvloeistof  die scheidt de verschillende gewrichtsvlakken.

Onderste spronggewricht heeft 2 componenten:
- Achterste kamer. ( Hoed op je hoofd)
- Voorste kamer ( tram, rails constructie).
Hoofd: calcaneus.
Hoed: Talus.
Tram: Talus.
Rails: Calcaneus.

Een ruimte in een botstuk: ( De talus en de calcaneus vormen samen een sinus).
- Sinus.

Talo calcanium interossium: Ligament tussen je talus en calcaneus. ( zorgt voor
stabiliteit).

Onderste spronggewricht: is volledig afhankelijk van de ligamenten rondom.  Voor
de stabiliteit.

Talo calcanium interossium cervicale: Is het verlengde van het ligament van de talus en
calcaneus.

De voorste en achterste kamers worden gescheiden door een tunnel en in die tunnel
zitten de 2 belangrijke ligamenten.
* veel vormsluiting!!!

De inversie uitslag is bijna altijd 2 keer zo groot als de eversie.
Het eindgevoel is ‘hard’/’stug’

Een pijnlijke tunnel lateraal of mediaal verwijst naar schade in de ligamenten.

De tunnel wordt kleiner als je eversie maakt en groter als je inversie maakt.
* De tunnel ligt tussen de calcaneus in de talus.
* Als je door de enkel bent gegaan. Vaak sneller last bij eversie beweging dan bij inversie
beweging.

,Achterste kamer van het onderste spronggewricht: Het articulatio subtalare.
( bestaat uit gewrichten)


Voorste kamer  is een ingewikkelde kamer. ( bestaat uit een gewrichtsdeel en met
ligamenten)

Een ligament tussen de naviculare en de talus waar de kop van de talus op rust.
* Ligament Talu calcanium naviculare plantare ( het spring ligament)

Het sprong ligament vormt een hangmat waar de talus kop inhangt.
Het sprong ligament is onderdeel van de facia plantaris.

Als je staat of slentert door de stad zakt je talus kop steeds verder op het sprong
ligament en aan het eind van de dag geeft dit een pijnlijk gevoel.

Plantaire facie is onderdeel van je achillespees.
Achillespees gaat over in collagene vezels en die collagene vezels gaan onder de
plantaire facie door. Het sprongligament krijgt ook collagene vezels van de achillespees
mee.

Als dit ligament is door gezakt, krijg je een platvoet. Dit is niet terug draaibaar.

Onderbeen:
3 anatomische eenheden:
- Distale eenheid.
- Proximale eenheid. (synoviaal gewricht)
-

Syndesmosis tibia en fibula  Tussenliggende stof.
* Is gemaakt om de tibia en fibula niet uit elkaar te laten gaan.

Membrana interossia: Zorgt voor stabiliteit tussen de fibula en tibia.
* Krachtsluiting.

Fibula en tibia worden bij elkaar gehouden door ligamenten.

Als je normaal belast zal je enkel vork niet wijken; deze worden in takt gehouden als je
ligamenten in orde zijn.  heb je hier spierkracht voor nodig? NEE!

Membrana interossia: (stabiliteit)  die is verbonden met de ventrale loge en de diepe
ventrale loge verbonden. Dus als je spieren aanspant trek je aan de membrana
interossia.

Op de membrana interossia zit krachtsluiting.
Wanneer is je enkelvork een risico: als je te laat bent met het aanspannen van je
membrana interossia. En dan ritst die open.

,Ritsluiting: die van de onderkant openscheurt  syndesmosis tibiofibularis scheurt als
eerste.

Van een stoepje afstappen: knalt je enkelvork op het brede deel van de talus. Dan
scheurt je membrana interossia van distaal naar proximaal open.

Een instabiele enkelvork heeft te maken met de syndesmosis tibiofibularis.  scheurt
open doormiddel van te laat aanspannen.

Als je eenmaal bent gescheurd dan zijn je malleolus lateraal en mediaal beide dichter bij
de grond.

Iemand met een laesie van de syndesmis tibiofibularis  Hoort niet bij een
fysiotherapeut thuis.

Actie ale krachtsinwerking: als je loodrecht op de transversale as met je
lichaamsgewicht op je calcaneus en talus knalt.  als je dit ook niet verwacht.
* Hier beschadig je geen enkelbanden mee.
* Je beschadigd ze alleen als je supineert of proneert.

Bij een inversie trauma beschadig je wel banden maar niet je enkelvork.
Bij een eversie trauma beschadig je wel je enkelvork.

Syndesmosis tibiofibularis: ( compartiment)
1) Verbinding tussen fibula tibia
2) Interossia ligamenten.
3) Synoviaal gewrichts kenmerken.

Ligamenten:
Tibiofibularis distale anterior.
Tibiofibularis distale posterior

Niet iedereen heeft het voorste ligament. Die achterste heeft iedereen.

Bij dorsaalflexie van de enkel: Gaat de fibula met het distale deel naar dorsaal en
proximaal naar ventraal. ( sagitale vlak).  ten opzichte van de tibia.

Fibula kantelt ook om zijn eigen as heen: Ligt aan de ligamenten die je wel of niet
hebt.
- Als je hem wel hebt. Dan kantelt die om zijn eigen as naar binnen toe ( endorotatie).
- Bij plantair flexie kantelt die weer terug.
- Als je dat ligament niet hebt. Dan kantelt die om zijn eigen as naar buiten toe
(exorotatie).
- Bij plantair flexie kantelt die weer terug.

Oppervlakkige ligament:
- Tibiofibularis distale anterior. ( die heeft niet iedereen).

, Maximale close packed position:
- Eversie staat alles maximaal op spanning.

Heeft het onderbeen een maximale close packed position:
- Is niet beschreven, maar als die er is:
* Dorsaalflexie met de enkel.
Hoorcollege


3 steunpunten bij het staan.
- Calcaneus.
- Metatarsale 1.
- Metatarsale 5.

Lengte gewelf: vanaf de calcaneus tot de voorvoet. ( sagitalle vlak).
Dwarse gewelf: Vanf de calcaneus naar de voorvoet ( frontale vlak).  loopt van smal
naar brede voorvoet. (naviculare,os cuboidium).

Achtervoet: Talus en calcaneus.
Middenvoet: naviculare, os cuboidium, os cuneiformen.
Voorvoet: Metatarsale.

Tarsus: Talus, calcaneus, naviculare, cuboidium, cuneiformen.
Meta tarses: Metatarsale.

Naviculare en cuboidium  eerste (achterste) boog van het dwars gewelf.
Cuneiformen en os cuboidium  tweede (middelste) boog van het dwars gewelf.
Metatarsale  derde (voorste) boog van het dwarse gewelf.

Lijn van Chopart tussen de achterste en Midden voet.
Lijn van Lisfranc tussen de metatarsale.

De mediale boog ligt hoger dan de laterale boog. (lengte gewelf).

Aan de plantaire zijde van de voet zijn vooral alle fascie platen gelegen van de
intrinsieke spieren en extrinsieke spieren.

Fascie: Ligamenten plantare ligt aan de plantaire zijde.

Een platvoet is vaak een stoornis van de spierkracht in de voet en daarom zakt de
lengtegewelf in. (langdurig staan en te weinig bewegingen (stabilisatie)).

Intrinsieke voetspieren: Als je van ligt naar stand komt zakt je gewelf en spannen je
intrinsieke voetspieren. ( reageren op de verstoring in de voet).

Extrinsieke voetspieren: Speelt al een rol bij het aanspannen van de actie die je gaat
doen.

In de toe off fase: speelt de hallucis longus een rol.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AxelQuist. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75323 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.25  1x  sold
  • (0)
  Add to cart