Samenvatting Bedrijfsadministratie 3
Module 24 en 25.1/2
Module 24.1 het productiebedrijf
Bij een productiebedrijf is er sprake van een productieproces, waarbij grondstoffen worden omgezet
in eindproducten. Op enig moment kunnen goederen in productie nog niet gereed zijn. Dit noemen
we ‘producten in bewerking’.
De goederenstroom bij een productiebedrijf ziet er als volgt uit:
Inkopen -> voorraad grondstoffen -> produceren -> voorraad eindproduct -> verkopen.
Er is dus sprake van drie soorten voorraad:
1. Voorraad grondstoffen
2. Voorraad producten bewerking
3. Voorraad gereed product
Productiebedrijven kunnen we grofweg onderverdelen in bedrijven waar massaproductie plaatsvindt
en bedrijven waar stukproductie plaatsvindt.
Massaproductie kenmerkt zich doordat een product in grote aantallen op voorraad wordt
geproduceerd op basis van collectieve wensen van de doelgroep. In het productieproces is er sprake
van een hoge mate van herhaling, waardoor veel ervaring wordt opgedaan met het product. De
noodzakelijke productiekosten (hoeveelheid x prijzen) zijn bekend, waardoor kan worden gewerkt
met harde productienormen. Een hoger verbruik dan toegestaan leidt tot een negatief
efficiencyverschil. Massaproductie duiden we ook wel aan met de term ‘make to stock’.
Stukproductie kenmerkt zich doordat elk product nieuw is. Het product is namelijk geheel afgestemd
op de individuele wensen van de klant. Doordat het product nieuw is, is er weinig productie-ervaring.
Hierdoor is de voorcalculatie een schatting. We spreken dan van ‘zachte normen’. Naast door
efficiencyverschillen kunnen afwijkingen tussen voor- en nacalculatie ook worden veroorzaakt door
schattingsfouten in de voorcalculatie. Stukproductie duiden we ook wel aan met de term ‘make to
order’.
Module 24.2 kostenindelingen bij een productiebedrijf
Bij productiebedrijven is het noodzakelijk om kosten op verschillende manieren onder te verdelen.
Vaste kosten en variabele kosten
Het onderscheid tussen vaste en variabele kosten houdt verband met het gedrag van deze kosten bij
wijziging in de productieomvang.
Vaste kosten
Vaste kosten zijn kosten waarvan het totaalbedrag niet verandert bij een wijziging in de
productieomvang, althans binnen een bepaalde capaciteit. We noemen vaste kosten daarom ook wel
constante kosten of capaciteitskosten. Een voorbeeld van vaste kosten zijn de afschrijvingskosten van
een machine. Of de machine nu één of honderd producten maakt is niet van invloed op de
afschrijvingskosten. Echter mocht de productiecapaciteit worden uitgebreid (met een tweede
machine), dan nemen de vaste kosten wél toe.
, Variabele kosten
Variabele kosten zijn kosten waarvan het totaalbedrag wel verandert bij een wijziging in de
productieomvang. Een voorbeeld van variabele kosten zijn de kosten voor de grondstoffen waaruit
de eindproducten zijn opgebouwd. Worden er meer producten gemaakt, dan worden er ook meer
grondstoffen verbruikt.
Directe en indirecte kosten
Het onderscheid tussen directe en indirecte kosten houdt verband met de mate waarin de kosten al
dan niet rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan een kostendrager: een product, dienst, order
of serie.
Directe kosten
Directe kosten zijn kosten die rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan een kostendrager: een
product, dienst, order of serie. Voorbeelden van directe kosten zijn de grondstoffen die verbruikt zijn
bij de productie en de loonkosten van arbeiders die aan de producten hebben gewerkt.
Indirecte kosten
Indirecte kosten zijn kosten die niet rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan een kostendrager:
een product, dienst, order of serie. Voorbeelden van indirecte kosten zijn de afschrijvingskosten van
het gebouw, rentekosten van een lening en de loonkosten van de directie.
Werkelijke en toegestane kosten
Bij het productieproces worden kosten gemaakt zoals voor het verbruik van grondstoffen en
loonkosten. Deze kosten dienen te worden beheerst want verspilling van geld is niet de bedoeling.
Door de werkelijke kosten te confronteren met de toegestane kosten weten we of we de
productiekosten onder controle hebben.
Werkelijke kosten (ook wel: nagecalculeerde kosten)
Werkelijke kosten zijn de kosten die werkelijk gemaakt zijn met betrekking tot de werkelijk
geproduceerde producten. De werkelijke kosten berekenen we door het werkelijke verbruik te
vermenigvuldigen met de werkelijke prijzen.
Toegestane kosten
Toegestane kosten zijn de kosten die hadden mogen worden gemaakt met betrekking tot de
werkelijk geproduceerde producten. De toegestane kosten berekenen we door het toegestane
verbruik te vermenigvuldigen met de toegestane prijzen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller berendstamsnijder. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.