Samenvattingen van het boek Anatomie en fysiologie. Hoofdstuk 1 t/m 14.
Toetsen/ Examens hebben vaak plaatjes, de belangrijke plaatjes staan aangeven in de samenvatting met de bladzijde van het boek!
Hoofdstuk 1 terreinverkenning
1.1 A
Anatomie betekend ontleedkunde. Om te weten hoe iets in elkaar zit moet je het eerst
ontleden. (ana=uiteen- Tome=het snijden)
Toch kom je niet alles te weten over het lichaam je ziet niet hoe organen te werk gaan
omdat je meestal met een dood lichaam te werk gaat.
Toch kan het door middel van meetapparatuur. Fysiologie= leer van de functies van
het lichaam. (phusis=natuur- logos=leer)
Fysiologische gegevens: bloeddruk, zuurstofverbruik, samenstelling van urine of
bloed, ademfrequentie, spierkracht, hersenactiviteit.
De bouw van het lichaam bepaald de functiemogelijkheden. Bijv duim kan naar alle
vingers grote teen niet.
Bij bouw en functies van levende mensen zijn er allerlei onderzoeksmethodes
- inspectie: nauwkeurig onderzoek buitenkant lichaam. Hoe beweegt iemand?
- percussie: vinger op de buiten kant kloppen. Hoe is de toonhoogte?
- palpatie: een lichaam aftasten om te voelen naar dieper gelegen organen. Hoe groot is
de lever?
- auscultatie: luisteren naar geluiden van lichaam. Welke tonen maakt het hart?
Ook wordt er gebruik gemaakt van apparatuur.
- röntgendoorstraling: door X- stralen wordt opname gemaakt van inwendig lichaam
- echografie: door ultrazone geluidsgolven zie je doorsnede van inwendig lichaam
- optische zondes door holle buizen kunne holle ruimtes in lichaam bekeken worden.
darmen.
- Ct- scan: doormiddel van geluidsgolven en röntgenstralen doorsnede van lichaam zien
- registraties van elektrische signalen. Gegevens hart en hersenactiviteit.
1.2
Verpleegkundige heeft kennis over menselijk lichaam
- hoe en in welke mate ziekte, letsel of aandoening het normale functioneren
Beïnvloeden.
- welke mogelijkheden en beperkingen verpleegkundige bieden.
Anatomie en fysiologie dienen een doel: het bieden van een stevig fundament waarop
andere leergebieden kunnen bouwen. Bijv. verpleegkundige, ziekteleer en
geneeskunde.
1.3
Terminologia anatomica zo worden anatomische uitspraken genoemd.
A.= Arteria, slagader
V.= vena, ader
N.= Nervus, zenuw van hersen
N.= nervus, zenuw van ruggenmerg
M.= musculus, spier
, HS 2 Cellen A
Cellulus= kamertje
Cel is de kleinste functionele bouweenheid (zelfstandig werkend)
Cel vertoont kenmerken van het leven
Cel heeft eigen energieproductie
Cel kan zich veranderen in zijn leefomgeveing
Cel is gevuld met cytoplasma (organellen)
Om de cel zit een dun laagje, het celmembraan
In het cytoplasma zitten opgeloste stoffen: eiwit, enzym, suiker, vetten en zouten
Metabolisme = verandering (stofwisseling)
Er zijn 2 stofwisselingsreacties:
- 1. kleienere stoffen worden samengevoegd tot grotere. Deze stoffen worden opgeslagen
in cellen voor groei en onderhoud (Assimilatie) ook wel anabole reactie (kost energie)
- 2. tegenovergetselde van 1 hierbij worden de grotere afgebroken in kleinere delen
(dissimilatie) ook wel afbraakstofwisseling. Hierbij komt veel energie vrij (katabole
reactie)
Enzymen zorgen voor een sneller proces in de cel
Kenmerken van enzymen
- ze versnellen de chmische afbraak en opbouw vd stoffen: Biokatalysatoren
- opgebouwd uit 2 delen apo- enzym (eiwit gevormd door cel zelf) en co-enzym
(tegenovergestelde)
- elke chemische reactie heeft eigen enzym
- enzym werkt het beste bij 37 graden
- enzym gevoelig voor zuurgraad weinig zuur= goed actief
- enzym koppelt 2 stoffen
Vet= hydrofoob
Fosfaat= hydrofiel
Celmembraan opgebouwd uit 2 stoffen: fosfolipidenmoleculen
Porie in de huid zorgt ervoor dat water en voedingstoffen in kunnen en water en
afvalstoffen eruit
Celmembraan structuur uit vetten, fosfaten en eiwitten= proteine
Passieftransport= deeltjes kunnen zonder dat de cel zelf een actieve rol bij speelt het
celmembraan passeren (geen energie)
Actieve transsport = cel is erbij betrokken (kost energie)
Passief transport 2 soorten: diffusie en osmose
Diffusie= de beweging vd deeltjes van en plaats waar de in hoge concentratie
voorkomen naar plaats waar er minder voorkomen
Osmose= streven om concentratie overal t zelfde te maken, maar hier zit
scheidingswand tussen de ruimtes
Permeabele= doorlaat baar
Semi permeabele= half doorlaatbaar
Diffusie: uitwisseling van en plaats met de hoogste concentratie naar een plaats met de
laagste concentratie
Osmose: Uitwisseling van een plaats met de hoogste concentratie naar een plaats met
de laagste concentratie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkewouters. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.