Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen
Samenvatting voor het vak Systeem en Ontwikkeling, van het boek Ontwikkelingspsychopathologie van Rigter en Van Hintum.
Zeer volledige en uitgebreide samenvatting van hoofdstuk 1 t/m 16 van 63 pagina's lang en met begrippenlijst .
Met deze samenvatting hoef je het boek niet meer te lezen!
SV S&O, Rigter en van Hintum
Hoofdstuk 1
Begrip Definitie
Ontwikkelingspsychopathologie De wetenschappelijke discipline die onderzoekt hoe psychische stoornissen
ontstaan en zich ontwikkelen. Ontwikkelingspsychopathologie verschilt van
psychiatrie. Psychiatrie is een medische discipline die zich bezighoudt met
onderzoek, diagnose en behandeling van psychische stoornissen.
Drie thema’s Vroeger en nu:
ontwikkelingspsychopathologie Iemands gedragsmogelijkheden worden in de loop van zijn leven complexer.
Bij het veranderen en complexer worden van het gedrag spelen niet alleen
actuele verwachtingen en eisen die worden gesteld een rol maar ook
vroegere ervaringen.
Herinneringen beïnvloeden namelijk de waardering van bepaalde
ervaringen, maar andersom beïnvloeden ervaringen ook weer
herinneringen. Het is in principe een eindeloze wisselwerking.
Een dynamisch gezichtspunt:
Door het benadrukken van de “ontwikkeling” wordt er niet gezegd of je
afwijkend gedrag of een stoornis hebt, maar dat je er in wisselende mate en
onder verschillende omstandigheden meer of minder last van hebt. OF we
gedrag normaal of wenselijk vinden hangt dus samen met de
ontwikkelingsopgaven die een kind op een bepaalde leeftijd heeft.
Een uniek individu met unieke ervaringen:
Verschillende factoren beïnvloeden op verschillende momenten zowel het
ontstaan als het beloop van gedrag. Hierbij gaat het om:
A: Kind gebonden factoren: sekse, leeftijd, intelligentie en impulsbeheersing;
B: Ouder- en gezinsgebonden factoren: opleiding, inkomen,
opvoedingsvaardigheden en gezondheid (geestelijk & lichamelijk);
C: Maatschappij- en omgeving gebonden factoren: sociale (on)gelijkheid,
welvaart, onderwijs, media, culturele normen en waarden.
Alles heeft invloed, maar niet alles heeft bij iedereen invloed en bovendien
is die invloed niet bij iedereen even groot. Hoe ernstig een stoornis wordt en
hoe sterk een kin en/of zijn omgeving eronder lijden is afhankelijk van
verschillende factoren. Kinderen en jongeren zijn unieke individuen met
unieke ervaringen.
Hoofdstuk 2
Begrip Definitie
DSM Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders is een
classificatiesysteem. Het is het handboek voor psychiaters en wordt
uitgegeven door de APA (American Psychiatric Association.
A: Geschiedenis DSM
De DSM is gebaseerd op afspraken die specialisten (voornamelijk
Amerikaanse en enkele Europese psychiaters en hoogleraren psychiatrie)
1
, maken voor elke groep stoornissen. Die afspraken hebben een
wetenschappelijk basis, maar staan vaak ter discussie. Criteria bepalen is een
keuzeproces en andere psychiaters, (klinisch) psychologen en
patiëntenverenigingen zijn het niet altijd eens met de keuzen vanuit de
DSM.
B: Uitgangspunten DSM
Behalve het soort symptomen beschrijft de DSM ook welk aantal
symptomen in welke mate en gedurende welke termijn aanwezig moet zijn
wil er sprake kunnen zijn van een stoornis.
De indeling in categorieën die de DSM hanteert, suggereert dat stoornissen
haarscherp van elkaar zijn te onderscheiden, Dat is niet zo. Allerlei
stoornissen delen symptomen met elkaar. Het is dan ook niet toevallig dat
bijvoorbeeld angst en depressie heel vaak samen voorkomen.
C: Groepen stoornissen DSM 5
In de DSM 5 worden ruim 300 stoornissen beschreven. Bij veel van deze
stoornissen woeden nog nadere specificaties omschreven. Er is geen aparte
categorie meer voor stoornissen die vooral bij kinderen en adolescenten
voorkomen. Dit sluit aan bij het uitgangspunt van de
ontwikkelingspsychopathologie dat stoornissen vaak levenslang zijn en niet
opeen verdwijnen als een kind volwassen is.
D: Comorbiditeit
Mensen hebben vaak meer dan één stoornis tegelijk. Dat noemen we
comorbiditeit. Psychische stoornissen komen niet alleen vaak tegelijk voor,
maar gaan vaak samen met lichamelijke klachten. Denk aan hoofdpijn, of
astma.
E: Kanttekeningen DSM
De DSM houdt onvoldoende rekening met de ontwikkelingscontext waarin
de stoornis ontstaat. Zo kunnen symptomen per leeftijd verschillen en ook
per geslacht.
De DSM houdt weinig rekening met de culturele context. Dus de culturele
normen en opvattingen, die hebben namelijk invloed op de definitie en het
voorkomen van psychische stoornissen.
Classificeren Classificatie is een persoon (of een voorwerp of situatie) herkennen, er een
naam aan geven en indelen in een categorie. Het is iets wat we de hele dag
door doen. Classificeren en interpreteren gaan vaak samen. Interpretaties
zijn daarentegen cultuurgebonden. Of iemand een stoornis heeft is dus ook
afhankelijk van de geldende normen en waarden in de cultuur waarin
diegene opgroeit. Ontwikkelingspsychologie heeft als doel afwijkend of
vreemd gedrag in gaart te brengen: psychische stoornissen worden herkend,
van elkaar onderscheiden en ingedeeld. Een classificatiesysteem kan dan
helpen om niet alleen onderscheid te maken, maar ook overeenkomsten te
signaleren. In ontwikkelingspsychologie wordt onderscheid gemaakt grote
groepen stoornissen, zoals gedragsstoornissen, psychotische stoornissen en
angststoornissen. Binnen die groepen worden subgroepen onderscheiden.
Diagnostiek Bij diagnostiek gaat het om drie “waarom-vragen”:
1. Waarom heeft dit kind deze klachten op dit moment gekregen?
2. Waarom blijven juist deze problemen en klachten bestaan?
3. Wat zegt het over dit kind en zijn gezin dat deze problemen zijn
ontstaan en blijven bestaan.
2
, De diagnose is een aanzet om te kunnen verklaren en begrijpen wat
hulpverleners zien bij een kind. Daarbij maken ze gebruik van
wetenschappelijke inzichten.
Er zijn 4 diagnostische methoden:
1. Het diagnostische gesprek: Het gesprek is het belangrijkste
instrument, het gaat hierbij om drie dingen: luisteren, vragen stellen
en observeren. Hulpverleners moeten zich kunnen verplaatsen in de
ander, begrijpen en aanvoelen war deze meemaakt en openstaan
voor zijn verhaal. Tegelijk mag een hulpverlener zijn eigen normen
en waarden niet vergeten.
Het diagnostisch en hulpverleningsproces begint met een
intakegesprek, hierin wordt een anamnese afgenomen (de
voorgeschiedenis van problemen in kaart brengen op grond van
informatie die hij krijgt van ouders en kind en zo nodig andere
betrokkenen). Na dit gesprek kan een (diagnostisch) interview
volgen, waar bij er gestandaardiseerde vragen gesteld worden van
bijv. een vragenlijst.
2. Observeren: Het doelgericht, opzettelijk en systematisch
waarnemen. Zo kan er gelet worden op concentratievermogen,
motoriek, verlegenheid of mate van activiteit.
3. Psychodiagnostiek: bij psychodiagnostisch onderzoek wordt gedaan
door een gespecialiseerde psycholoog.
Hierbij worden functietesten gebruikt: testen die bijvoorbeeld
intelligentie, concentratie en geheugen meten.
Er worden zelf-invullijsten gebruikt: om te kunnen vaststellen in
welke mate een psychisch kenmerk of probleem aanwezig is.
Er kan gebruik worden gemaakt van projectieve testen: hierbij moet
een kind bijvoorbeeld reageren op een plaatje. Wat deze testen
meten is nog onduidelijk. Hierom zijn ze ook omstreden.
4. Lichamelijk onderzoek: Alleen een arts mag lichamelijk onderzoek
doen en bloed- of urineonderzoek aanvragen. Zulk onderzoek wordt
gedaan om uit te sluiten dat een psychisch probleem eigenlijk een
lichamelijk probleem is.
Epidemiologie Epidemiologisch onderzoek probeert een antwoord te vinden op de vraag
hoeveel kinderen een stoornis hebben. Het is onderzoek naar het
voorkomen en de verspreiding van psychische en lichamelijke ziekten onder
de bevolking. Epidemiologische onderzoekers proberen ook een samenhang
te vinden tussen het voorkomen van een stoornis en specifieke factoren,
door iemand naar bepaalde ervaringen en/of gedrag te vragen.
Hoofdstuk 3
Begrip Definitie
Bio-ecologische systeemtheorie Er zijn verschillende factoren die gedrag beïnvloeden, bijvoorbeeld
geboortecomplicaties, zelfcontrole en de thuissituatie. Hierbij gaat het
Biologische, psychologische en sociale factoren. In de
ontwikkelingspsychopathologie wordt een aan het biopsychosociale model
verwante theorie gebruikt: het bio-ecologische systeemmodel. Daarbij
verwijst ecologisch naar het idee dat je een kind alleen in zijn natuurlijke
omgeving goed kunt bestuderen en niet in een kunstmatige psychologische
3
, testsituatie. Binnen dit model worden verschillende contexten
onderscheiden waarin gedrag zich ontwikkelt. Dit wordt gedaan in een cirkel
met in de kern de persoon zelf. Daaromheen staan in toenemende afstand
micro-, meso-, exo- en macrosystemen. Het geheel wordt omgeven door het
chronosysteem, het verloop van de tijd.
1. In het centrum staan de intrapersoonlijke-factoren van het kind, bijv.
temperament;
2. Onder microsystemen verstaan we de relaties die ene kind heeft met
zijn directe omgeving; zijn ouders, broertjes en zusjes, opa en oma,
vriendjes/vriendinnetjes, leerkracht etc.
3. Op het niveau van mesosystemen ontwikkelen zich de relaties
tussen de verschillende microsystemen waarvan het kind deel
uitmaakt. Bijv. ouders die met een leerkracht overleggen. Opvoeders
kunnen een kind direct en indirect beïnvloeden, dit laatste door het
beïnvloeden van andere microsystemen.
4. Exosystemen zijn verschillende maatschappelijke systemen die via
meso- en microsystemen de ontwikkeling van het kind beïnvloeden
(indirect). Denk aan de vriendenkring en werkkring van ouders.
5. Bij macrosystemen gaat het om wetten, instituties en daarbij
horende waarden en normen. Dus de culturele, politieke en
religieuze normen; maatschappelijke trends (social media, mode);
vrijetijdsbesteding; jeugdcultuur en welvaartsniveau.
6. Het chronosysteem is de lichamelijke, psychische en sociale
ontwikkeling die mensen door de tijd heen doormaken. Tijd
betekent verandering, maar ook continuïteit. Het chronosysteem
slaat ook op de tijdsperiode waarin iemand opgroeit en die invloed
heeft op zijn persoonlijkheidsvorming.
Het bio-ecologische systeemmodel kent een aantal uitgangspunten:
1. Oorzaak en gevolg zijn circulair (kind beïnvloed omgeving en vice
versa);
2. Ontwikkeling vindt plaats op alle niveaus;
3. Interpretatie verschilt per individu (de uitwerking van bepaalde
kenmerken op een kind, hangt af van zijn/haar eigen, mogelijk
verschillende waarderingen en interpretaties);
4. Kinderen geven actief vorm aan hun ontwikkeling (locus of control,
het gevoel zelf invloed te hebben op je leven);
5. Ouders fungeren als “bemiddelaars” (de invloed van exo- en
macrosystemen komt bij jonge kinderen binnen via de ouders, bijv.
door stress die ouders ervaren);
6. Kinderen internaliseren normen en waarden;
7. Verschillende factoren versterken elkaar.
Ontwikkelingsopgaven De theorie over de ontwikkelingsopgaven beschrijft het verloop van de
ontwikkeling die kinderen doormaken a.d.h.v. de verschillende
ontwikkelingsopgaven waarvoor zij komen te staan.
De theorie kent drie vooronderstellingen:
1. Een bepaalde ontwikkelingsopgave verschijnt in een bepaalde
periode;
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rafallaguirguis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.