100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Samenvatting persoonlijkheidspsychologie $3.35
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting persoonlijkheidspsychologie

 0 keer verkocht
  • Vak
  • Instelling

Deze samenvatting bevat notities van de lessen en powerpoints.

Voorbeeld 10 van de 34  pagina's

  • 1 maart 2023
  • 34
  • 2021/2022
  • Samenvatting
avatar-seller
PERSOONLIJKHEIDSPSYCHOLOGIE
1. Inleiding tot de persoonlijkheidstheorieën
1.1 Wat is persoonlijkheid?
- Woord ‘persona’:
o Masker  ze speelde een rol die ze hadden in het leven
 Bv: senator, schrijver (theater)
o Uw maker is uw façade die je aan andere toont
- Definitie:
o Een patroon van relatief permanente karaktertrekken (traits) en unieke
kenmerken die zowel voor consistentie als individualiteit zorgen in het gedrag
van een persoon.
- Traits (trekken):
o Consistentie over tijd
o Individuele verschillen in gedrag
o Stabiliteit over situaties
 Bv: introvert of extravert
- Kenmerken:
o Unieke kwaliteiten
 Ze zijn veranderlijk maar intelligentie heeft bv wel een maximum
 Bv: temperament, intelligentie
 Processen over hoe je info verwerkt en de manier waarop  cognitie
 Bv: sta je open voor prikkels of niet?
 Een baby die open staat voor prikkels is extravert

1.2 Wat is een theorie?
- Definitie theorie:
o Een set van gerelateerde veronderstellingen die wetenschappers toelaten om
op basis van logisch deductief redeneren testbare hypotheses te formuleren.
o Een theorie is verschillend van een volkswijsheid!
o Bij een hypothese zoeken we naar evidentie
- Theorie is verwant met, maar verschillend van:
o Speculatie
 Theorie moet verbonden worden aan empirische data en wetenschap
 Een theorie is meer dan speculatie. Het kan met speculatie beginnen
maar het moet verbonden zijn aan empirische date en wetenschap.
 Ik ben een vrouw en ik zie dat vrouwen emotioneler zijn  hoe gaan
we dit empirisch onderbouwen en wetenschappelijk bewijzen.
o Hypothese
 Specifiek vermoeden dat kan getest worden aan de hand van een
wetenschappelijke methode
 Een theorie is meer dan een hypothese. Het moet een groot aantal
hypotheses genereren.
 Je wilt een theorie over emoties uitbouwen  je kijkt naar meer dan
de levensloop




Bron: Lessen en powerpoints gegeven door Prof. Rossi

, o Taxonomie
 Classificatie volgens natuurlijke relaties
 Beschrijving, classificatiesysteem o.b.v. natuurlijke relaties
 Bv: ongewervelde > gewervelde >, …, big 5 taxonomie
 Classificatie is noodzakelijk bij wetenschap, maar taxonomieën gaan
niet noodzakelijk hypotheses genereren. Wat wel een voorwaarde is
om te spreken van een bruikbare theorie.

1.3 Waarom bestaan er meerdere theorieën?
- Verschillende persoonlijke achtergronden:
o Ervaring tijdens de kindertijd
o Interpersoonlijke relaties
- Verschillende filosofische oriëntaties
- Data die gekozen wordt om te observeren is verschillen
- Unieke manieren om naar de wereld te kijken
- Elke theorie heeft een eigen blik en elke blik maakt het plaatje completer.
- De persoonlijkheid van theoretici en hun theorieën over persoonlijkheid:
o Psychology of science
 De empirische studie van het wetenschappelijk denken en gedrag
(inclusief theorie constructie) van een wetenschapper
o De persoonlijkheden en de psychologie van verschillende theoretici
beïnvloedt de aard van de theorieën die ze ontwikkelen.
 Bv: iemand had een enorme interesse voor kinderen en is dus vooral
naar kinderen gaan kijken.
o Elke theorie kan interessant zijn. Het maakt niet uit wat de begin interesse
was, zolang je maar voor wetenschappelijke evidentie zorgt.  Aantal criteria

1.4 Wat maakt een theorie zinvol? Criteria!
- Genereert onderzoek
o Brengt onderzoek voort. Je gaat de theorie steeds verder verfijnen, onderzoek
dat stellingen kan bevestigen of ontkrachten.
- Is falsifieerbaar (te verifiëren, controleren)
- Organiseert gekende data
- Leidt handelen (praktisch)
o Dagelijkse beslissingen leiden het handelen  ouders, psychologen, …
- Is intern consistent
o Bv: je stelt ‘deze aspecten omschrijven emotioneel labiel zijn’; angstig, … 
deze aspecten zouden met elkaar in verband moeten staan
- Is spaarzaam (niet complexer dan noodzakelijk is)
o Wanneer 2 theorieën (die hetzelfde behandelen) gelijk scoren op de eerste 5
criteria, wordt de meest spaarzame gekozen.




Bron: Lessen en powerpoints gegeven door Prof. Rossi

,1.5 Dimensies voor een concept over de ‘mensheid’ (cf. humanity)
- Determinisme vs. Vrije keuze
o Mate waarin men denkt dat mensen al dan niet controle over hun leven
hebben
o Bv: Freud, determinisme
- Pessimisme vs. Optimisme
- Causaliteit vs. Teleologie
o Causaliteit is het gedrag van iemand dat vooral uit te leggen valt door te
kijken naar zijn verleden   teleologie gaat het gedrag uitleggen in termen
van toekomstige doelen (je werkt er naartoe)
o Bv: Freud ging kijken naar de kindertijd
- Bewuste vs. Onbewuste determinanten van gedrag
- Biologische vs. Sociale invloeden op persoonlijkheid
o Debat erfelijkheid vs. omgeving
o In werkelijkheid een beetje van de 2 MAAR waar legt iemand de nadruk op?
- Individualiteit vs. Similariteit (gelijkenis)
o Bij individualiteit bekijken we iedereen zijn unieke combinatie van trekken
 bij similariteit bekijken we de gelijkheid tussen mensen

1.6 Onderzoek naar persoonlijkheidstheorieën
- Moet onderzoek genereren
o Theorie geeft betekenis aan data
o Data komen voort uit onderzoek ontworpen om hypotheses te testen die
afgeleid zijn van de theorie
- Systematische observaties
o Predicties (voorspellingen) zijn consistent en accuraat
- Twee empirische criteria voor meetinstrumenten
o Betrouwbaarheid (reliability)
 Consistentie van het meten
 Test-hertest betrouwbaarheid
 Als je vandaag meet dat iemand extravert is, is dat binnen een
maand nog zo  stabiel kenmerk
 Interne consistentie van een schaal
 Als je extravertie meet moeten alle items daar een aspect van
meten en aan elkaar geassocieerd zijn (intercorrelatie).
 Cronbach-alpha: je items hangen samen
o Validiteit: De mate waarin een instrument meet wat het beoogt te meten. Je
meet depressie en geen angst dus het is belangrijk dat er geen vermenging is
tussen de items ook al correleren angst en depressie.
 Construct validiteit: De mate waarin een instrument een hypothetisch
construct meet (neuroticisme).




Bron: Lessen en powerpoints gegeven door Prof. Rossi

,  Convergerend: samenlokken. Het houdt in dat het instrument
hoog-correleert met scores van valide metingen van het
instrument
o Bv: we hebben een vragenlijst waarvan we weten dat
die goed psychopathie meet in een
gevangenispopulatie. Ze willen een nieuwe vragenlijst
maken (nieuwe maat). Deze moet hoog correleren met
de eerdere vragenlijst aangezien ze hetzelfde meten.
 Divergerend: er moeten niet-significante correlaties zijn met
vragenlijsten die een ander construct meten
o Bv: depressie meten maar geen angst. Er moet een lage
correlatie zijn tussen 2 testen die een ander construct
meten.
 Discriminant: een vragenlijst over extraversie moet intro- en
extraversie uit elkaar houden
o Bv: bij een lage score ben je introvert en bij een hoge
extravert
 Predictieve validiteit: Houdt de mate in waarbij een test de toekomst
kan voorspellen. Worden er risico’s genomen?




Bron: Lessen en powerpoints gegeven door Prof. Rossi

,2. Persoonlijkheidstheorieën Freud (1856-1939)  P 20-71
- Eind 19e eeuw kwam hij met zijn theorie
- Belangrijke figuur voor de psychodynamische benadering in de
persoonlijkheidspsychologie.
- Freud: wetenschappelijke basis voor onderdrukking van herinneringen uit de
kindertijd?
o Je hebt het niet verwerkt, op een gegeven moment wordt er iets getriggerd
en komen de onderdrukte herinneringen terug.
o Casus: prof Ross Cheit (politieke wetenschappen)
o 1992: zijn zus belt hem, zijn neef gaat bij een koor
o Ross is onverklaarbaar niet blij, maar niet gespannen > wordt depressief >
herinnert zich plots seksueel misbruik door de beheerder van het koor waar
hij als kind bij was > het blijkt waar > schuldige gearresteerd in 1994 (misbruik
1967/1968)
o Freud

2.1 Overzicht psychoanalytische theorie
- Psychodynamische theorieën
o Psychoanalyse: de methode die Freud toepaste bij de behandeling van
psychische stoornissen
o Psychoanalytische theorie: de persoonlijkheidstheorie van Freud
- Wat maakt deze theorie interessant?
o Bouwstenen: seks en agressie
 Best gekende theorie
 Spreekt iedereen aan
o Verspreid door een toegewijde groep volgelingen
o Briljante taal (Goethe prijs voor literatuur)
 Hij kon zijn theorieën goed verkopen

2.2 Biografie van Freud
- Geboren in Freiberg (Moravia; nu Pribor in Tsjechië) in 1856
- Bracht grootste deel van zijn leven (80 jaar) door in Wenen
- Oudste zoon van 8 kinderen
- Studeerde geneeskunde, specialisatie in psychiatrie; interesse voor wetenschap en
de menselijke aard
- Bestudeerde ‘hysterie’ samen met Charcot & Breuer (cf. gevalsstudie Anna O.)
o Hysterie: verleid door seksueel rijpere persoon in de kindertijd. Vervorming in
lichaam zonder medische uitleg (verlamming, …)  oedipuscomplex
- Studies over hysterie (1895)
- Verliet de verleidingstheorie en verving deze door het oedipuscomplex
- Schreef in 1900 interpretation of dreams
- Ontwikkelde na 1900 een internationale aanhang
- Uit Oostenrijk verdreven door de nazi’s in 1938
- Overleden in Londen in 1939




Bron: Lessen en powerpoints gegeven door Prof. Rossi

, - Wat uit zijn biografie beïnvloed zijn theoretische denken?
o Bv: broer stierf na 6 maanden, Hij voelde zich schuldig want Freud had hem
eerder dood gewenst  hebben van vijandige impulsen wordt belangrijk in zij
theorie.

2.3 Niveaus van het mentale leven
- Freuds model van de geest
o Onbewuste
 Deel van de geest waarvan het individu zich niet bewust is, maar waar
zich onderdrukte conflicten, impulsen en drijfveren bevinden die geen
toegang hebben tot het bewuste
 Buiten bewustzijn
 Omvat driften en instincten
 Is alleen indirect/onrechtstreeks gekend
 Twee bronnen van onbewuste processen
 Repressie (ervaringen die angst opwekken verdringen)
 Fylogenetische gave (collectief overgeërfde ervaringen)
o Voorbewuste
 Niet in bewustzijn aanwezig, maar kan het worden
o Bewuste
 Mentale leven dat direct beschikbaar is, speelt een beperkte rol
- Niveaus van bewustzijn
o Bewustzijn: hersenprocessen waarvan we bewust zijn
 Bv: nadenken over hoe je iets moet op lossen of aan wat denk je nu?
o Niet-bewuste: alle processen in de hersenen die buiten het bewustzijn
omgaan
 Bv: hartslag, ademen, controle interne organen
o Voorbewuste: informatie die op dit moment niet in het bewustzijn is, maar
naar het bewustzijn kan gebracht worden als er aandacht aan gegeven wordt
 Bv: wat heb je gisteren gedaan?

o Onbewuste: ‘doof’ niveau waar bepaalde informatie zonder wij er iets van
merken wordt opgeslagen en verwerkt
 Bv: wat we niet onder ogen willen zien. Dingen die angst veroorzaken
of die we niet willen uiten (dingen uit kindertijd of dat je iemand wilt
bespringen.

2.4 Structuren van de geest
- Id
o Plezierprincipe/instincten
o Primair proces
o Primitieve, onbewuste deel van de persoonlijkheid. Bevat de fundamentele
drijfveren en onderdrukte herinneringen
o Vanaf de geboorte aanwezig
 Baby die s ’nachts begint te huilen trekt zich niks aan of de mama al 1
of 10 keer is moeten opstaan
o Het voldoet aan een drift die opkomt

Bron: Lessen en powerpoints gegeven door Prof. Rossi

, - Ego
o Realiteitsprincipe
o Secundaire proces
o Het bewuste, rationele deel van de persoonlijkheid, dat is belast met het
handhaven van de vrede tussen het id en het superego. Beschikt over
afweermechanismen.
o Hoe voldoen we aan het id zonder de morele eisen van het superego te
schaden.  Bemiddelende rol
o Psychologisch gezonde mensen hebben volgens Freud een goed ontwikkeld
ego  EX
- Superego
o Idealistisch principe
o Geweten
 Interne set regels: morele eisen
o Ego-ideaal
 Waar wil je naartoe? Wat is het beeld van de persoon die je zou willen
zijn?
o Deel van de persoonlijkheid dat onze normen en waarden bevat, inclusief
morele attitudes die zijn overgenomen van ouders en maatschappij; te
vergelijken met het meer alledaagse begrip ‘geweten’; omvat ook het ‘ego-
ideaal’
- Metafoor van de kranen
o De menselijke geest kan gezien worden als buizensysteem in huis dat bestaat
uit water onder druk.
o 3 loodgieters
 Id: kranen op > huis loopt onder > neurotische angst
 Superego: kranen dicht > mag niet overlopen > morele angst
 Ego: druk afleiden > zoekt een oplossing > bemiddelen
- Fundamentele assumptie
o De menselijke geest is als hydraulisch systeem  continue interne druk
o Persoonlijkheidsverandering wijst op een verandering in de manier waarop
psychische energie ontladen wordt

2.5 Drijfveren van persoonlijkheid of dynamische krachten
- Driften (instincten)
o Libido of seksuele drift
 Zijn mensen aan tot het ervaren van seksueel genot; drijvende kracht
bij alles.
 We hebben een seksueel instinct en dat gaat??
 Er is veel seksueel gedrag dat in verband staat met seks maar niet
meer helemaal in contact staat: je gaat niemand bespringen maar wel
hun aandacht proberen trekken.
o Thanatos of agressieve/destructieve drift
 Zet mensen aan tot agressieve en deductieve gedragingen
 Doodsdrift
 Drift tot vernietigen of beschadiging
 Opzoeken levensgevaarlijke situaties  leven beschadigen
Bron: Lessen en powerpoints gegeven door Prof. Rossi

, - Angst: enkel je ego ervaart het maar het kan wel voortkomen uit alles  EX
o Neurotische angst
 Gedurende kindertijd: onbewust agressieve impulsen naar mijn ouders
(niet optijd eten)  je leert dat als je boos bent je gestraft kan
worden.
o Morele angst
 Mijn vader heft een moeilijk karakter dus ik wil hem niet in huis
nemen maar hij is blind en kan niet goed alleen zijn. Er is schuldgevoel
o Realistische angst
 Gaat over wat zich mogelijk zou kunnen voordoen. Ik zou kunnen
verongelukken onderweg naar huis

2.6 Verdedigingsmechanismen
- Repressie: onderdrukte ervaringen  trauma onderdrukken
- Reactieformatie: ontkennen door tegengesteld gedrag  onderdrukken van een
impuls door het tegengestelde te doen
o Bv: je gedraagt je vijandig tegen een leerkracht die je aantrekkelijk vindt
- Verplaatsing: zwart schaap  je uit je woede thuis op je gezin i.p.v. op je werk
- Fixatie: geblokkeerd in een bepaald ontwikkelingsstadium
o Bv: blijven hangen in de orale fase = roken
- Regressie: infantiele gedragingen
o Bv: in bed plassen ook al ben je zindelijk
- Projectie: zien van onaanvaardbare gevoelend/gedragingen bij anderen  je acht
iemand anders verantwoordelijk voor wat je zelf hebt gedaan.
o Bv: ze willen ons pakken = paranoia
- Introjectie: incorporeren van positieve eigenschappen van anderen
o Bv: het mateloos bewonderen van iemand, rolmodel
- Sublimatie; herkanaliseren
o Het heeft een toegevoegde waarde  het draagt bij tot de maatschappij
o Bv: je hebt impulsen maar je gaat sporten i.p.v. iemand aan te vallen
- Werken op onbewust niveau, het doel is om je ego te beschermen tegen angsten
- Neurotische persoon: je doet altijd hetzelfde en het gevoel is heftig
-
2.7 Ontwikkelingsstadia
- Infantiele periode (geboorte - 5 jaar)
o Orale fase (mond)
 Frustratie: stoppen met borst of flesvoeding, ontspenen
o Anale fase
 Frustratie: zindelijkheidstraining (te bestraffend = anaal karakter)
o Fallische fase (3 – 4 jaar)
 Mannelijk Oedipuscomplex
 Castratie complex
 Ze ontdekken hun geslacht, onderdrukking masturbatie
 Ze kijken naar het andere geslacht van de ouder en zijn
vijandiger naar de andere toe.
 Jongen kijkt naar moeder (geen penis), gevoelens naar M
kunnen niet want P gaat mij straffen  superego

Bron: Lessen en powerpoints gegeven door Prof. Rossi

,  Vrouwelijk Oedipuscomplex (Electra)
 Penisnijd
 Ze willen lijken op de vader want zij hebben geen penis
 Ze worden zich bewust dat als ze zo verliefd blijven op de vader
ze de liefde van de moeder gaan verliezen
- Latentie periode (5 jaar – puberteit)
o Weinig psychologische ontwikkeling
- Genitale periode (puberteit – volwassenheid)
o Seksuele energie gefocust po geslachtsorganen (cf. volwassen seksualiteit)
o Ervaring met leeftijdsgenoten
- Maturiteit
o Ego in controle  onderdrukken naar onbewuste is niet meer nodig
o Wordt volgens Freud zelden bereikt

2.8 Toepassing van de psychoanalytische theorie
- Latente therapeutische techniek:
o Vrije associatie
 Overdracht (van patiënt naar therapeut)
 Zeg alles wat in je op komt
 Er glippen gemakkelijk onbewuste dingen tussen omdat er
minder controle is
 ?
 Weerstand (tegenover verandering)
 Positief: we zijn niet meer oppervlakkig aan het associëren, we
komen tot de kern
o Droom analyse
 Manifeste en latente inhoud
 Freud geloofde dat dromen twee functies hadden
 De slaap bewaken (symbolen)
 Bron en wensen vervullen  als het niet zo is = compulsief
herhalen. Je ziet je verkrachting in je dromen terug
 Droom inhoud
 Manifest ‘bewuste verhaallijn)  je kan het bewuste
beschrijven
 Latent (onderdrukte betekenis)  het zit verborgen, de
onderdrukte betekenis van de droom, het zit in het onbewuste
 Herhalingscompulsie (na traumatische ervaring)
 De gevoelens die overdag niet kunnen, komen s’ nachts op
 Lang stijf voorwerp: seksueel conflict
 Niet wetenschappelijk
o Freudiaanse of onbewuste foutjes (cf. slip of the tongue; parapraxen)
 Freudian slips
 Bv: een scepticus zegt: ik twijfel aan uw theorieën dr. Fraude




Bron: Lessen en powerpoints gegeven door Prof. Rossi

, 2.9 Onderzoek
- Onbewuste mentale verwerking
o Cf. automatische, impliciete, onbewuste processen
o Bv: Bargh & Chartrand (1999): 95% van het menselijk gedrag wordt onbewust
bepaald
o Bv: Solms (2000,2004) & Solms & Turnbull (2002): integratie
psychoanalytische theorie en neurowetenschappelijk onderzoek
- Inhibitie en het ego (plezier en id)
o Bv: Solms (2004), Solms & Panksepp (2012), Solms & Turnbull (2002): plezier
driften hebben hun oorsprong in hersenstam en limbische systeem
(neurotransmitter dopamine)
o Bv: Panksepp (2004) & Berridge (2009): endorfines zorgen voor gevoel van
bevrediging
o Impulsregulatie in frontaal limbisch systeem
 Bij dementie vaak hier schade, kinderlijk gedrag
o We gaan neurologisch de principes van Freud onderbouwen
- Verdedigingsmechanismen
o Neuropsychologische ondersteuning voor repressie
o Repressie bestaat en kan neurologisch aangetoond worden bij schade aan de
rechterhemisfeer (Solms, 2004)
 Als hij het beschadigde deel stimuleerde kwam het bewustzijn terug
- Onderzoek over dromen
o Niet iedereen gelooft dat de inhoud van dromen belangrijk is
o Activatie-synthese theorie: theorie dat dromen begint met willekeurige
elektrische activatie vanuit de hersenstam; dromen zijn een poging van de
hersenen om deze willekeurige corticale activiteit betekenis te geven
(synthetiseren)
 Als we slapen vuurt onze hersenstam willekeurige signalen af. Deze
energie gaat sensatie, herinneringen, … geven
o Ondersteuning voor Freud dat de inhoud wel belangrijk is
 Bv: onderzoek van Wegner, Wenzlaff & Kozak (2004), Riemann et al.
(2012), Kröner-Borowik et al. (2013), Hansen et al. (2013)
o Ze gingen Freud zijn theorie testen: onderdruk personen tijdens de dag (je
mag niet denken aan …) en ze gaan hier s’ nachts over dromen
 Bv: Patiënten met insomnia: prober je bezorgdheid over slapen te
onderdrukken. Ze droomde hier dus meer over, kregen meer angst en
kregen nachtmerries. Je moet er dus over praten ipv het te
onderdrukken.
- Invloed Freud:
o Veel invloed gehad
 Reclamewereld: als we er een model bij zetten die seksueel is gaan ze
denken dat de motor/auto ook seksuele verlangens gaat bevredigen




Bron: Lessen en powerpoints gegeven door Prof. Rossi

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kayleighvr. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor $3.35. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 65040 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis

Laatst bekeken door jou


$3.35
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd