PERSOONLIJKHEIDSPSYCHOLOGIE
1. Inleiding tot de persoonlijkheidstheorieën
1.1 Wat is persoonlijkheid?
- Woord ‘persona’:
o Masker ze speelde een rol die ze hadden in het leven
Bv: senator, schrijver (theater)
o Uw maker is uw façade die je aan andere toont
- Definitie:
o Een patroon van relatief permanente karaktertrekken (traits) en unieke
kenmerken die zowel voor consistentie als individualiteit zorgen in het gedrag
van een persoon.
- Traits (trekken):
o Consistentie over tijd
o Individuele verschillen in gedrag
o Stabiliteit over situaties
Bv: introvert of extravert
- Kenmerken:
o Unieke kwaliteiten
Ze zijn veranderlijk maar intelligentie heeft bv wel een maximum
Bv: temperament, intelligentie
Processen over hoe je info verwerkt en de manier waarop cognitie
Bv: sta je open voor prikkels of niet?
Een baby die open staat voor prikkels is extravert
1.2 Wat is een theorie?
- Definitie theorie:
o Een set van gerelateerde veronderstellingen die wetenschappers toelaten om
op basis van logisch deductief redeneren testbare hypotheses te formuleren.
o Een theorie is verschillend van een volkswijsheid!
o Bij een hypothese zoeken we naar evidentie
- Theorie is verwant met, maar verschillend van:
o Speculatie
Theorie moet verbonden worden aan empirische data en wetenschap
Een theorie is meer dan speculatie. Het kan met speculatie beginnen
maar het moet verbonden zijn aan empirische date en wetenschap.
Ik ben een vrouw en ik zie dat vrouwen emotioneler zijn hoe gaan
we dit empirisch onderbouwen en wetenschappelijk bewijzen.
o Hypothese
Specifiek vermoeden dat kan getest worden aan de hand van een
wetenschappelijke methode
Een theorie is meer dan een hypothese. Het moet een groot aantal
hypotheses genereren.
Je wilt een theorie over emoties uitbouwen je kijkt naar meer dan
de levensloop
Bron: Lessen en powerpoints gegeven door Prof. Rossi
, o Taxonomie
Classificatie volgens natuurlijke relaties
Beschrijving, classificatiesysteem o.b.v. natuurlijke relaties
Bv: ongewervelde > gewervelde >, …, big 5 taxonomie
Classificatie is noodzakelijk bij wetenschap, maar taxonomieën gaan
niet noodzakelijk hypotheses genereren. Wat wel een voorwaarde is
om te spreken van een bruikbare theorie.
1.3 Waarom bestaan er meerdere theorieën?
- Verschillende persoonlijke achtergronden:
o Ervaring tijdens de kindertijd
o Interpersoonlijke relaties
- Verschillende filosofische oriëntaties
- Data die gekozen wordt om te observeren is verschillen
- Unieke manieren om naar de wereld te kijken
- Elke theorie heeft een eigen blik en elke blik maakt het plaatje completer.
- De persoonlijkheid van theoretici en hun theorieën over persoonlijkheid:
o Psychology of science
De empirische studie van het wetenschappelijk denken en gedrag
(inclusief theorie constructie) van een wetenschapper
o De persoonlijkheden en de psychologie van verschillende theoretici
beïnvloedt de aard van de theorieën die ze ontwikkelen.
Bv: iemand had een enorme interesse voor kinderen en is dus vooral
naar kinderen gaan kijken.
o Elke theorie kan interessant zijn. Het maakt niet uit wat de begin interesse
was, zolang je maar voor wetenschappelijke evidentie zorgt. Aantal criteria
1.4 Wat maakt een theorie zinvol? Criteria!
- Genereert onderzoek
o Brengt onderzoek voort. Je gaat de theorie steeds verder verfijnen, onderzoek
dat stellingen kan bevestigen of ontkrachten.
- Is falsifieerbaar (te verifiëren, controleren)
- Organiseert gekende data
- Leidt handelen (praktisch)
o Dagelijkse beslissingen leiden het handelen ouders, psychologen, …
- Is intern consistent
o Bv: je stelt ‘deze aspecten omschrijven emotioneel labiel zijn’; angstig, …
deze aspecten zouden met elkaar in verband moeten staan
- Is spaarzaam (niet complexer dan noodzakelijk is)
o Wanneer 2 theorieën (die hetzelfde behandelen) gelijk scoren op de eerste 5
criteria, wordt de meest spaarzame gekozen.
Bron: Lessen en powerpoints gegeven door Prof. Rossi
,1.5 Dimensies voor een concept over de ‘mensheid’ (cf. humanity)
- Determinisme vs. Vrije keuze
o Mate waarin men denkt dat mensen al dan niet controle over hun leven
hebben
o Bv: Freud, determinisme
- Pessimisme vs. Optimisme
- Causaliteit vs. Teleologie
o Causaliteit is het gedrag van iemand dat vooral uit te leggen valt door te
kijken naar zijn verleden teleologie gaat het gedrag uitleggen in termen
van toekomstige doelen (je werkt er naartoe)
o Bv: Freud ging kijken naar de kindertijd
- Bewuste vs. Onbewuste determinanten van gedrag
- Biologische vs. Sociale invloeden op persoonlijkheid
o Debat erfelijkheid vs. omgeving
o In werkelijkheid een beetje van de 2 MAAR waar legt iemand de nadruk op?
- Individualiteit vs. Similariteit (gelijkenis)
o Bij individualiteit bekijken we iedereen zijn unieke combinatie van trekken
bij similariteit bekijken we de gelijkheid tussen mensen
1.6 Onderzoek naar persoonlijkheidstheorieën
- Moet onderzoek genereren
o Theorie geeft betekenis aan data
o Data komen voort uit onderzoek ontworpen om hypotheses te testen die
afgeleid zijn van de theorie
- Systematische observaties
o Predicties (voorspellingen) zijn consistent en accuraat
- Twee empirische criteria voor meetinstrumenten
o Betrouwbaarheid (reliability)
Consistentie van het meten
Test-hertest betrouwbaarheid
Als je vandaag meet dat iemand extravert is, is dat binnen een
maand nog zo stabiel kenmerk
Interne consistentie van een schaal
Als je extravertie meet moeten alle items daar een aspect van
meten en aan elkaar geassocieerd zijn (intercorrelatie).
Cronbach-alpha: je items hangen samen
o Validiteit: De mate waarin een instrument meet wat het beoogt te meten. Je
meet depressie en geen angst dus het is belangrijk dat er geen vermenging is
tussen de items ook al correleren angst en depressie.
Construct validiteit: De mate waarin een instrument een hypothetisch
construct meet (neuroticisme).
Bron: Lessen en powerpoints gegeven door Prof. Rossi
, Convergerend: samenlokken. Het houdt in dat het instrument
hoog-correleert met scores van valide metingen van het
instrument
o Bv: we hebben een vragenlijst waarvan we weten dat
die goed psychopathie meet in een
gevangenispopulatie. Ze willen een nieuwe vragenlijst
maken (nieuwe maat). Deze moet hoog correleren met
de eerdere vragenlijst aangezien ze hetzelfde meten.
Divergerend: er moeten niet-significante correlaties zijn met
vragenlijsten die een ander construct meten
o Bv: depressie meten maar geen angst. Er moet een lage
correlatie zijn tussen 2 testen die een ander construct
meten.
Discriminant: een vragenlijst over extraversie moet intro- en
extraversie uit elkaar houden
o Bv: bij een lage score ben je introvert en bij een hoge
extravert
Predictieve validiteit: Houdt de mate in waarbij een test de toekomst
kan voorspellen. Worden er risico’s genomen?
Bron: Lessen en powerpoints gegeven door Prof. Rossi
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kayleighvr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.