NIER: filter ECF => samenstelling controleren en aanpassen
Samenstelling
= specifiek: afh v. ion concentraties
=> bepalen pH, osmolariteit, normale elektrofysiologie (functie cellen)
ICF
= lage Na, hoge K, lage Cl (kan variëren <> Cl in ECF constant dr functie nier)
ECF
= hoge Na, lage K, hoge Cl
= in PV: hoog eiwitgehalte en ISV: laag proteïne gehalte
<>Transcellulair speciale samenstelling
Scheidingen
Transport vloeistof tussen vloeistof compartimenten
= zeer bel functie nier + van doorbloeding weefsel
Celmembraan of PM: ECF vs ICF
- Transporters => transport tussen ECF en ICF
bv. Na/K ATPase = zeer actief in ELKE cel => gradiënt in vs uit cel
Osmotische druk over PM door transport ionen => H20 transport over PM
=> Constant celV doordat OsmECF en OsmICF gelijk
Capillaire wand/ endotheelcellen: scheidt ECF: plasma vs interstitieel vocht
- Transport vloeistoffen paracellulair en transcellulair over endotheelcellen
=> transport tussen PV en ISV
afh. van bloeddruk (= hydrostatische) en oncotische druk (= verschil in eiwitten)
=> °Drijvende kracht vloeistofverplaatsing tussen de compartimenten
Bloeddruk in bloedvaten
Oncotische druk = colloid osmotische druk = osmotische druk door verschil in #eitwit
1
,Drukken
Begrippen
Molaliteit = #opgeloste deeltjes per kg vloeistof <> molariteit = #opgeloste deeltjes per L
= meestal, want T onafhankelijk
=> samenstelling vloeistof samenvatten =osmolaliteit
Toniciteit = effect samenstelling op celV (zwel vs krimp) afh. verschil osm ICF vs ECF
➔ Iso-, hypo- of hypertoon (= hogere osm EC)
=> °drijvende kracht H20 transport => effect op celV
Osmotische druk = drijvende kracht voor H20 transport door ∆#kleine opgeloste deeltjes
=> Wet van Van ’t Hoff: bepaald hoe osmotische druk ontstaat (door ∆#kleine osmotische deeltjes)
Effectieve osmolen = deeltjes die niet vrij door membraan kunnen => °osmotische druk
=> H20 transport voor gelijke osm
Ineffectieve osmolen = deeltje dat door membraan kan bv. ureum
=> geen H20 transport, maar transport deeltje
Osmotische druk = verschil osmotische deeltjes door effectieve osmolen
Oncotische druk = osmotische druk dr verschil in # grote grote proteïnes bv. globulines, macromoles
=> k niet door PM of globulaire endotheelcellen => circuleren in plasma (<>Van ‘t Hoff)
Oncotisch effect = aanzuig effect H20 naar vloeistof met de proteïnes
Oncotische > osmotische druk (by wet van Hoff) voor zelfde verschil in concentratie deeltjes/proteine
maar in fysiologische omstandigheden: oncotische relatief klein tov van osmotische, maar belangrijk
→ kleinere gradienten in oncotische dan osmotische druk
Soortelijk gewicht = totale gewicht oplossing/zelfde V gedistilleerd H20 (afh. #opgeloste deeltjes)
bv. Urine = 1.008/1.010 => zwaarder dan gedistilleerd water: bevat meer opgeloste deeltjes
Starling Krachten !!! (extra zie p7)
= 2 krachten die richting transport vloeistof over capillaire wand bepalen (tss ISV en PV)
= hydrostatische druk en oncotische druk
=> zijn tegengesteld aan elkaar: evenwicht tss beide bepaald richting transport
Vloeistoftransport over capillaire/ haarvat wand
=> richting afh. hydrostatische druk in bloedvat (=BD) en oncotische druk over capill.
<> osmotische, want capillaire wand doorlaatbaar vr ionen => geen osmotisch drukverschil ISV en PV
WANT capullaire enkel ondoorlaatbaar voor grote grote prot
=> in capillair veel proteïnes (PV), in interstitieel weinig
Hydrostatische druk
Groot in bloedvat <> klein interstiteel (minder begrensd), kan zelfs negatief (zuigt H20 aan)
=> duwt vloeistof van capillair naar interstitieel
Hydrostatische afh. v. arteriële, veneuze druk, pre- en post-capillaire weerstand
Oncotische druk (afh. #proteinen)
= gericht van interstitium naar capillair (meer proteïnen aanwezig: zuigen H20 aan)
2
,Complexiteit
Ingewikkelder dan oncotische altijd naar capillair vs hydrostatische naar interstitieel
Effectief: oncotisch en hydrostatisch drukverschil variabel: verschil begin en einde capillair
=> lengte capillair bepaald DK
Filtratie rate
= hoeveel bloed gefilterd per tijd over capillaire wand
- Kf = capillaire filtratie coeff. = doorlaatbaarheid (hoe dicht zijn epiteelcellen)
=> bepalen hydrostatische en oncotische drukverschil
- 𝜎 = reflectiecoefficent = hoe doorlaatbaar capillaire wand voor grote proteines
bv. 0 = proteïnen door wand bv. in longen => oncotische drukverschil speelt een kleinere rol
1 = capillaire in bv.nier weinig doorlaatbaar vr protein => grote rol richting vloeistof
Filtratie bloed over capillaire wand in glomerulus (= filtratie-eenheid v/d nier)
=> bloed van bloedvat → niertubulus
Structuur en functie van de nieren
Functionele anatomie nier (niet echt belangrijk)
Nier => urine productie: opslag in urineblaas
=> zuiveren bloed
Nefron = functionele eenheid
Uit glomeruli en tubuli
Elk segment uit epitheelcellen met specifieke transportfunctie
Cortex (schors) → buitenste mergzone/ medulla → binnenste mergzone
=>Interstiteelvocht in schors en mergzone andere samenstelling
Glomerulus = plaats filtering over capillaire wand
=> effectieve filtratie bloed → pro-urine in tubulus
- Glomerulaire capillairen = complex kluwen van haarvaatjes
- Kapsel van Bowman (=nierlichaampje) rond kluwen => filtraat naar
niertubulus
Complexe weg filtraat:
proximale → dalende deel → stijgende deel lis van Henle → distale tubulus → verzamelbuis
=> ∆samenstelling urine: naar urinebuis → blaas
2 typen nefronen (functioneel ≠)
- Corticaal (oppervlakkig): glomerulus in schors vs lus van Henle NIET in binnenste mergzone
- Juxtamedullair: glomerulus in schors, lus van Henle WEL in binnenste mergzone
Goed reserve
Veel nefronen in nier + 2 nieren => goed reserve
+: kan tot 80% nierweefsel verliezen en nier zal normaal blijven functioneren
-: laat diagnose nierfalen
DUS tubulaire vloeistof heeft invloed op de glomerulus via macula densa en granulaire cellen
Juxtaglomerulaire apparaat
= deel uiteinde stijgende Lus van Henle terug in contact met glomerulus
via glomerulaire cellen, extraglomerulaire mesangiale cellen en macula densa
Filtratie barrière
= uit capillaire endotheelcellen + basale membraan (scheiding) + voetjes van podocyten (=epitheel)
=> filtratieproces (functie nier)
Vloeistof uit capillairen door barrière → ruimte van Bowman (4) → tubulus
=> samenstelling vloeistof bepaald door epitheelcellen in proximale tubulus
Bepaling welke stoffen door en welke tegengehouden:
Vloeistof tussen openingen epitheelcellen <> cellen niet door opening bv. RBC
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller paulinebal. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.63. You're not tied to anything after your purchase.