100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting orthopedagogische doelgroepen en werkvelden 1 - 1ste bachelor orthopedagogie $7.46   Add to cart

Summary

Samenvatting orthopedagogische doelgroepen en werkvelden 1 - 1ste bachelor orthopedagogie

 10 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting gebaseerd op de lessen en de slides - met deze samenvatting van de eerste keer geslaagd.

Preview 10 out of 115  pages

  • March 3, 2023
  • 115
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting
Orthopedagogische
doelgroepen en werkvelden 1
1ste bachelor orthopedagogie

,INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1: Personen met autisme.........................................................................3
1. Historiek.........................................................................................................3
2. Begripomschrijving, etiologie en prevalentie........................................................5
3. Psychologische inzichten.................................................................................10
4. Orthopedagogiek............................................................................................12
5. Besluit..........................................................................................................13
Hoofdstuk 2: Fysieke beperking..............................................................................13
1. Historiek.......................................................................................................13
2. Begrippenkader.............................................................................................16
3. Psychologische inzichten.................................................................................26
4. Orthopedagogische ondersteuning....................................................................27
Hoofdstuk 3: Verstandelijke beperking....................................................................28
1. Historiek.......................................................................................................28
2. Terminologie.................................................................................................29
3. Het theoretisch model van verstandelijke beperking in de praktijk........................33
4. Etiologie........................................................................................................38
Hoofdstuk 4: Niet-aangeboren hersenletsel (NAH)....................................................39
1. Inleiding.......................................................................................................39
2. Algemeen......................................................................................................39
3. Oorzaken......................................................................................................41
4. Gevolgen......................................................................................................43
5. Getuigenissen uit het dagelijks leven…..............................................................49
Hoofdstuk 5: VAPH; begeleiding, opvang en ondersteuning van personen met een
beperking............................................................................................................50
1. Inleiding.......................................................................................................50
2. Historisch overzicht........................................................................................50
3. Actueel beleid................................................................................................52
4. Kansen en uitdagingen...................................................................................59
Hoofdstuk 6: Personen met een auditieve beperking.................................................61
1. Begrippen en basisinformatie...........................................................................61
2. Orthopedagogiek............................................................................................66
Hoofdstuk 7: Personen met een meervoudige beperking............................................74
1. Inleiding.......................................................................................................74
2. Terminologie en classificatie............................................................................76
3. Orthopedagogische ondersteuning....................................................................78
4. Tot slot.........................................................................................................83


2

,Hoofdstuk 8: Personen met een visuele beperking....................................................84
1. Geschiedenis.................................................................................................84
2. Begrippenkader.............................................................................................85
3. Beeldvorming................................................................................................89
4. Orthopedagogische ondersteuning....................................................................99
5. Kleine samenvatting.....................................................................................102
Hoofdstuk 9: Onderwijs voor leerlingen met specifieke ondersteuningsnoden.............103
1. Inleiding......................................................................................................103
2. Geschiedenis...............................................................................................106
3. Actuele situatie............................................................................................109
4. Besluit........................................................................................................114




Hoofdstuk 1: Personen met autisme
1. Historiek
- Itard
- Maudsley
- Bleuler
- Kanner
- Asperger


1.1 Personen
Jean-Marc Gaspard Itard (°1774, Frankrijk)
 Belangrijke wetenschapper geweest, zou kunnen zeggen dat hij één van de
pioniers van de orthopedagogiek geweest is, van de wetenschap van de
orthopedagogiek
- Grondlegger van de spreek- en hooropvoeding van kinderen met een auditieve
beperking
- Vertrok vanuit het sensualisme, een stroming die uitging vanuit het standpunt dat
je leert vanuit een ervaring en vanuit deze ervaring, door het gebruik van je
zintuigen (senses) kun je overgaan tot het leren van taal en vanuit die taal kan je
overgaan tot het leren van abstracte denken
- Auteur van ’Rapports sur le sauvage de l’Aveyron’ (1807) waarin hij zijn
opvoedings- en onderwijsmethodes van het zogenaamd ‘wolvenkind’ (l’enfant
sauvage) toelicht

Henry Maudsley (°1835, UK)

3

,  Was sterk geïnteresseerd in psychotische kinderen
o Psychotisch verwijst naar psychose = het verliezen van de realiteit, van
het contact met de werkelijkheid
- Gevalstudies van psychotische kinderen
- Oprichter van een hospitaal voor acute psychiatrische aandoeningen
- Auteur van het boek ‘Pathology and Physiology of the Mind’ (1867)

Paul Eugen Bleuler (°1857, Zwitserland)
- Pionier in de beschrijving van psychische aandoeningen waaronder de aandoening
‘schizofrenie’
- Auteur van het boek ‘Lehrbuch der Psychiatrie’ (1916)
- Brengt ook de term ‘autisme’ in de wetenschap verwijzend naar het Griekse woord
’auto’s’  het in zichzelf gekeerd zijn

Leo Kanner (°1894, Oostenrijk-Hongarije)
 Arts
- Emigreert tijdens WO I naar de VS
- Start de afdeling ‘kinderpsychiatrie’ op aan de John Hopkins Hospital in Baltimore
o 1 van de meest gerenoveerde ziekenhuizen van de VS + universiteit
- Auteur van het artikel ‘Autistic Disturbances of Affective Contact’ (1943)
- Introduceert de term ‘infantiel autisme’ (1943)
o Verwijzend naar kinderen die een heel specifiek gedragspatroon vertonen

Hans Asperger (°1906, Oostenrijk)
 Bezig gehouden met jongeren, geen kinderen
- Introduceert de term ‘autistische psychopathie’ (1938)
- Auteur van het artikel ‘Die ‘Autistischen Psychopathen' im Kindesalter’
- Beschrijving van jongeren als zogenaamd ‘kleine professoren’
- Pas in 1981 wordt door de Britse onderzoekster Lorna Wing het concept
'Syndroom van Asperger’ gelanceerd

Leo Kanner beschrijft de kinderen uit zijn onderzoek als:
- Autistisch eenzelvig
o Gaat over het op uzelf gericht zijn, in zichzelf gekeerd zijn
- Weerstandig tegen verandering
o Konden heel moeilijk om met wanneer dingen veranderden
- Getalenteerd met piekvaardigheden (ook splintervaardigheden genoemd)
o Heeft te maken met het feit dat ze heel hoog kunnen scoren en heel
competent kunnen zijn op een bepaald domein, maar op andere domeinen
bijv. helemaal niet goed scoren
 Vb. heel sterk mathematisch inzicht, maar op sociaal vlak helemaal
niet

Hans Asperger beschrijft zijn ‘kleine professoren’ als jongeren met:
- Sterke tot gefixeerde belangstelling voor bepaalde thema’s
o Bijv. uren kunnen babbelen over bepaalde aspecten van het heelal, hoe
iets in elkaar zit,…
- Sterk verbaal, maar hierbij gericht op bepaalde thema’s



4

, o Jongeren die dus heel goed konden praten, maar geen standaard gesprek,
enorme fixatie op een bepaald thema
- Weinig empathisch vermogen
o Hadden weinig inzicht in de gevoelens van een ander
- Vaak motorisch onhandig
o Wil niet zeggen dat als je heel goed kan omschrijven hoe een computer in
elkaar zit dat je dit in werkelijkheid ook kan


2. Begripomschrijving, etiologie en prevalentie
2.1 Terminologie
2.1.1 Wat is ASS?
Voorkeursformulering
- Personen met autisme
o NIET autisten,… het zijn personen (met een specifieke problematiek)
 Zelfs problematiek is gevoelig, want sommige mensen met autisme
zeggen ‘ik heb geen problematiek, het is niet omdat ik niet
makkelijk kan deelnemen aan iets dat ik een problematiek heb’

Formulering volgens de DSM 5 (2013/2014)
- Autismespectrumstoornis
o Spectrum: grote variatie
o Stoornis: verwijzing naar het feit dat er iets niet goed functioneert

Formulering volgens de ICD-10 (2019)
- Pervasive developmental disorder  ‘child autism’
2.2 Classificatiecriteria
EXAMEN!!! (voluit kunnen schrijven)
Kenmerken zoals beschreven in DSM-5 (2014)  Diagnostic and Statistical of Mental
Disorders
A. Persisterende deficiënties (aanhoudende tekorten) in de sociale
communicatie en sociale interactie in uiteenlopende situaties:
1. Deficiënties in de sociaal-emotionele wederkerigheid (reciprociteit)
 Wederkerigheid gaat over het feit dat je ergens een bepaalde
interesse hebt in de ander, het willen delen van informatie ten
aanzien van elkaar
 Valt bijv. op dat sommige personen met autisme meer
geïnteresseerd zijn in het venstertje van de wasmachine dan
bijv. met jou in gesprek gaan over hoe de dag geweest is
(voor ouders van personen met autisme is dit heel moeilijk)
 Het wederzijdse interesse hebben in elkaar is dus bij personen met
autisme soms sterk verminderd tot afwezig

2. Deficiënties in het non-verbale communicatieve gedrag dat gebruikt wordt
voor sociale interactie
 Veel personen met autisme geven aan dat ze non-verbaal gedrag
niet zo goed kunnen lezen, beschrijven een gezicht als ‘leeg’,
kunnen niet aflezen wat de mond of ogen willen zeggen


5

, 3. Deficiënties in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties
 Gaat over het feit dat personen met autisme heel vaak
moeilijkheden ervaren in het aangaan van een relatie, in het
bestendigen van die relatie en de wederzijdsheid van de interacties
te kunnen interpreteren (gelinkt aan de andere 2)
 Vb. als iemand vraagt van ‘ben je van in de buurt’ dan gaat
normaal die persoon er iets aan toevoegen zoals ‘ja ik ben
van … of nee ik kom eigenlijk van…’, maar personen met
autisme reageren gewoon met ja of nee
o Gevoel hebben dat diegene dan niet geïnteresseerd is
vanwege de korte antwoorden dus gaat men zich
terugtrekken

 Een persoon met autisme gaat in dat communicatieve en
interactieve heel veel feitelijke gegevens gaan vertellen (te maken
met 2 en 3)
 Vb. iemand komt bij je thuis en vraagt hoe het geweest is en
echt benieuwd bent en die persoon zegt ‘ja is wel goed
geweest, ik heb afgesproken in die zaal, grote zaal, veel
lawaai en onderweg in de file gestaan, veel camions en …’

B. Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten:
1. Stereotype of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van voorwerpen
of spraak
 Bijv. systematisch fladderen met de handen
 Bijv. op de tenen lopen
 Bijv. spraak: heel veel hetzelfde woord zeggen; wandelen en hele
tijd ‘ben er bijna, ben er bijna’ zeggen

2. Hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, inflexibel gehecht zijn aan routine of
geritualiseerde patronen van verbaal of non-verbaal gedrag
 Vb. kleren klaarleggen of als er eens iets tussenkomt de tijd nemen
om het heel grondig uit te leggen en de dingen te laten zien, ook de
tijd geven om het te laten bezinken,…

3. Zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens of gefocust zijn
 Bijv. een ongelooflijke fascinatie hebben voor alles wat te maken
heeft met bepaalde insecten

4. Hyper- of hyporeactiviteit op zintuiglijke prikkels of ongewone
belangstelling voor zintuiglijke aspecten van de omgeving
 Zijn op sommige punten overgevoelig (hyper), maar voor andere
ondergevoelig (hypo)
 Bijv. iemand die enorm gevoelig is voor geuren (niet naast iemand
kunnen zitten met een bepaalde parfum), maar bijv. op vlak van
zicht 80% van de dingen rondom zich niet capteert

A en B specifiek voor autisme.



6

, C. De symptomen moeten aanwezig zijn in de vroege ontwikkelingsperiode
(maar kunnen soms pas volledig manifest worden wanneer de sociale
eisen de begrensde vermogens overstijgen, of kunnen worden
gemaskeerd door op latere leeftijd aangeleerde strategieën)
o Bij voorkeur de symptomen zien in de vroege ontwikkelingsfase, maar sluit
niet uit dat je sommige mensen heel laat diagnosticeert (dan ook
teruggaan naar de vroege kindertijd)

D. De symptomen veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of
beperkingen in het sociale en beroepsmatige functioneren of het
functioneren op andere belangrijke terreinen

E. De stoornissen kunnen niet beter worden verklaard door een
verstandelijke beperking of een globale ontwikkelingsachterstand
o Gaan over de differentiaal diagnose: wanneer je een persoon met autisme
wil diagnosticeren en die toont een aantal gedragskenmerken is het heel
belangrijk om te gaan kijken of dat dan weldegelijk autisme is of niet
eerder gedrag is dat je bijv. kan linken aan verstandelijke beperking of iets
anders
o Soms kunnen er ook 2 stoornissen samengaan (co-morbiditeit)

C, D en E gaan over eender welke stoornis.

 Gaan over het feit dat je op een bepaald moment wel in een situatie kunt komen
waardoor je functioneren onder druk komt
 Een beperking in het functioneren is wel cruciaal om te kunnen spreken van een
bepaalde diagnose
 Als je compleet volgens de sociale eisen kan tegemoet komen aan alles wat er
van je verwacht wordt en je hebt er zelf ook geen last van, dan kan je niet
spreken van een beperking
2.3 Wijze van diagnosestelling
Classificerende diagnostische protocollen waarin voldaan wordt aan de voorwaarden zoals
gesteld in de DSM-5
- Symptomen van 2 kerndomeinen?
- Reeds aanwezig in de ontwikkelingsgeschiedenis?
- Sprake van een lijdensdruk?
- Niet te verklaren vanuit een verstandelijke beperking of globale
ontwikkelingsachterstand?

Multidisciplinaire diagnose
- Meerdere actoren rond de tafel: (kinder- of jeugd)psychiater of neuroloog (arts),
orthopedagoog of psycholoog, professionele bachelor in sociaal werk, kinesist,
logopedist,…
o Onderscheid tussen minderjarigen en meerderjarigen

Diagnostisch onderzoek
- Anamnese
- Ontwikkelingsanamnese
- Psychiatrisch onderzoek


7

, - Observatie
- Psychodiagnostisch onderzoek
- Bevraging van het adaptief gedrag

Zie ook slide: ‘orthopedagogische beeldvorming’, p.129 (cf.infra): kennen
Deel ‘diagnostisch onderzoek volgens DSM-IV-TR, p.120: niet kennen


2.4 Etiologie?
2.4.1 Wat is de oorzaak van autisme?
Onderzoek wordt beïnvloed door de tijdsgeest
- Maatschappelijke tendensen?
- Welke doelgroepen werpen zich in de kijker?
- Welke vraagstellingen vloeien hieruit voort?

Jaren 1940-1950 – cf. supra, Leo Kanner
- Vroegkinderlijke ervaringen onderzocht en ook in relatie met hun ouders
o Zijn conclusie: vroegkinderlijke ervaringen zijn bepalend voor het
ontwikkelen van autisme
- ‘Koelkastmoeders’
o Koele moeders zijn verantwoordelijk voor het hebben van autisme bij hun
kind
 Heeft te maken met het feit dat hij opmerkte dat veel van die
moeders heel kort reageerden en communiceerden naar hun
kinderen, bijv. ‘geef mijn bril’ in plaats van ‘zou je mij eens mijn bril
kunnen geven’  oorzaak van autisme
 Misvatting geweest: die ouders waren juist ongelooflijk
gevoelig voor wat het kind nodig had en stelden vast dat als
je praatte met een kind op zo’n manier dat er veel
tierlantijntjes aan waren, dat het kind dan eigenlijk niet
volgde en de boodschap niet oppikte
 De moeders hebben gaandeweg in hun interactie met hun
kind beginnen ontdekken dat het kind gebaad was bij korte,
heldere, duidelijke zinnetjes
o Leo Kanner had oorzaak-gevolg door elkaar gehaald
- ‘Blaming the parent’ myth
o Dat de ouder het autisme ontwikkelt is dus een fabeltje

Jaren 1960-1970 – biologische oorzaken
- Genetische aanleg
o Polygene overerving: 103 kandidaat genen
- Neurologische processen

Anno 2020
- Autismespectrumstoornis (ASS) verwijst naar de diverse verschijningsvormen en
de verschillende graden van ernst (Roeyers, 2014)
o Niveau 1: ondersteuning wenselijk
o Niveau 2: substantiële ondersteuning nodig
o Niveau 3: zeer substantiële ondersteuning nodig


8

, - Autismespectrumstoornis is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis

Anno 2021
Autismespectrumstoornis is een veruiterlijking van een neurobiologische
ontwikkelingsstoornis
- Polygene overerving
- Virale infecties
- Traumata
- Aandacht voor de voortdurende interactie tussen genen en omgeving
- Mogelijke afwijkende structuur in de hersenen
- Mogelijke fysiologische processen via neurotransmitters

- Autisme wordt beschouwd als een gedragsgebonden expressie van een
neurobiologische dysfunctie als gevolg van een hersenafwerking (Gillberg en
Peeters, 2015)
- Autisme is een grootschalige neurale netwerkstoornis waarbij er zowel sprake is
van onder- als overconnectiviteit tussen hersengebieden; de netwerkstoornis leidt
tot een andere manier van informatieverwerking (Kwaliteitscentrum Diagnostiek,
2018)




2.5 Prevalentie
2.5.1 Hoe vaak komt autisme voor?
Prevalentie van 0,68-1/100
 0,68 tot 1% hebben autisme

Hogere prevalentiecijfers door:
- Bredere criteria
- Bewustzijn in de samenleving over autisme
- Feminisering van het onderwijs en de zorg
o Je hebt hoe langer hoe meer vrouwen in het onderwijs en zorg en vrouwen
hebben een extra alertheid op bepaald gedrag dat zou kunnen wijzen op
autisme
- Opkomst van ‘de nieuwe man’
o Vroeger als een man bijv. thuiskwam en hij zei niet veel, ging in de zetel
zitten, vroeg naar zijn pantoffels en kreeg de krant van zijn vrouw
aangeboden  in de jaren ’50 werd dit als normaal beschouwd
o De dag van vandaag moet de man heel spraakvaardig zijn, heel verbaal
zijn, bereid zijn veel te vertellen en te praten met zijn partner, koken,… 

9

, sensitiever geworden voor de typische vrouwelijke aspecten, als je dan niet
dat soort man bent dan zul je sneller opvallen
o De opkomst van de ‘nieuwe man’ zorgt ervoor dat sommige personen met
autisme die niet beantwoorden aan dat plaatje van de ‘nieuwe man’ sneller
opgemerkt worden

‘Verhoogd’ risico
- Jongens tegenover meisjes (4-1; 4 jongens ten opzichte van 1 meisje)
- Broer of zus met autisme (20%)
- Eeneiige tweelingen (90%)
- Personen met een verstandelijke beperking (40 tot 80%)


3. Psychologische inzichten
3.1 Centrale coherentie
- Moeilijk om het vermogen te ontwikkelen om samenhang te zien in een veelheid
van prikkels en waarnemingen
o Bijv. als jij in de gang loopt van een school en je kijkt op een bepaald
moment door een raam en ziet daar stoelen, banken en een bord, in een
fractie van een seconde hebben je hersenen deze informatie verwerkt en
komen tot de conclusie ‘ah dat is een leslokaal’
 Personen met autisme hebben het hier best wel moeilijk mee, met
die samenhang tussen die veelheid van waarnemingen

- Risico op ‘contextblindheid’
o Kan de context niet inschatten, gaat niet enkel over de context in interactie
maar ook over soms bepaalde plaatjes
 Wanneer men wil onderzoeken of men al dan niet autisme heeft kan
het zijn dat je een tekening toont waar een living met zetel,
stoelen, tafel met bloemen op staat en er staan ook verschillende
mensen op deze tekening, zijn allemaal droevig en hebben donkere
kledij aan
 Jij zal direct weten er is iets gebeurd, misschien een samenkomst
voor een begrafenis, jij gaat onmiddellijk deze context capteren
 Bij sommige mensen met autisme gaan ze zeggen van ik zie
5 mensen, ze hebben donkere kleren aan, kijken naar
beneden, er staan bloemen op tafel  zal dus allemaal
feitelijkheden opnoemen maar kan niet de context van de
tekening vatten
 Misinterpetatie!!!
 Zijn vaak ongeschreven regels die we oppikken  kindjes met
autisme kunnen dit niet zo goed
 Vb. in de lift stappen en niet blijven staren naar persoon
maar omdraaien


3.2 Executieve functies
= uitvoerende functies  dingen die je uitvoert doorheen de dag; plannen, organiseren




10

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Car2507. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.46. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73091 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.46
  • (0)
  Add to cart