Embryologie. Al die termen.. Maak jezelf niet gek en stop met staren in je boek. In deze samenvatting heb je alles overzichtelijk bij elkaar. Maak er gebruik van!
Samenvatting VAE – Embryologie (boek: biology)
Informatie themawijzer
Embryologie: de geschiedenis
Aristoteles: Kinderen ontstaan uit door sperma bevrucht menstruatievocht
Harvey, 17e eeuw: Dieren ontwikkelen zich uit eieren: ex ovo omnia
van Leeuwenhoek: Bekeek sperma onder microscoop, dacht dat het parasieten waren
Nicolas Hartsoeker: Dacht dat in sperma kleine mensjes zaten Pre-formationisme
Een zygote is een door sperma bevruchte eicel. Een zygote ontwikkeld zich tot embryo. De meeste
dieren ontwikkelen zich volgens dezelfde stadia:
- Klievingsstadia: Zygote deelt zich herhaaldelijk tot een klompje cellen blastula
- Cellen aan de buitenkant van de blastula migreren naar binnen gastrula.
- Gastrulatie is het begin van de morfogenese, waarin het embryo de definitieve vorm krijgt en
cellen gedifferentieerd raken van elkaar.
Gametogenese
Gameten (geslachtscellen) ontwikkelen zich voor de bevruchting. Gameten ontwikkelen zich uit
primordiale kiemcellen. Primordiale kiemcellen ontstaan in de wand van de dooierzak. Primordiale
kiemcellen die sperma produceren heten spermatogonia. Het proces van sperma productie heet
spermatogenese. Spermatogonia herhalen heel vaak de mitose. Hierdoor ontstaan genetisch
identieke primaire spermatocyten. Iedere primaire spermatocyt ondergaat meiose. Meiose I zorgt
voor twee haploïde secundaire spermatocyten. Dankzij crossing-over varieert de genetische
informatie. Ieder van hen ondergaat meiose II, waardoor 4 haploïde spermatocyten ontstaan uit één
primaire spermatocyt. Tijdens de spermatogenese ontwikkelen de spermatocyten zich tot functionele
spermatozoïden.
Oögenese is het eerste stadium van de eicelproductie. De kiemcellen heten oögonia. Deze ondergaan
herhaaldelijk mitose. Enkelen van de oögonia gaan groeien en ontwikkelen zich tot genetisch
identieke primaire oöcyten. Deze ondergaan meiose I. Hierdoor ontstaan genetisch diverse
secundaire oöcyten en kleine, functieloze primaire poollichaampjes. In meiose II deelt iedere
secundaire oöcyt zich in een volgroeid haploïd ei en een secundair poollichaampje. Vrouwelijke
foetussen produceren in de eerste drie maanden meer dan een miljoen oögonia. Deze beginnen aan
meiose en stoppen dan. Minder dan 500 maken de meiose af, tussen de pubertijd en de menopauze.
Meiose II wordt alleen doorlopen na de bevruchting.
Bevruchting
De functie van de bevruchting is de combinatie van twee haploïde gameten tot een zygote. Deze
zygote is diploïd en bevat het normale aantal chromosomen. Bevruchting door meer dan één
spermatozoïde heet polyspermy. Dit moet voorkomen worden, aangezien de zygote anders te veel
chromosomen bevat. Eicellen worden beschermd door een vitelline envelop, gemaakt van
glycoproteïnen. Bij zoogdieren heet de vitelline envelop de ‘zona pellucida’. De eerste stap bij
bevruchting is de aanhechting van spermacellen aan de zona pellucida. Specifieke eiwitten in de zona
pellucida kunnen alleen spermacellen van dezelfde soort binden. Er treedt direct een reactie op,
waardoor er geen andere spermacellen aan kunnen binden. Vervolgens zorgen enzymen ervoor dat
het gebonden sperma de eicel in kan.
Klievingen
Voordat er innesteling in de baarmoederwand plaatsvindt, treden er klievingen op. Klieving is het
proces van mitose waarbij veel kleine cellen (blastomeren) worden gevormd. De totale massa neemt
niet toe. De klievingen zijn afhankelijk van de hoeveelheid en de verdeling van het dooiermateriaal.
,Alecithaal ei: Nauwelijks dooier
Oligolecithaal ei: Weinig dooier, gelijkmatig over cytoplasma verdeeld
Mesolecithaal ei: Meer dooier aanwezig, in een helft geconcentreerd.
Telolecithaal/centrolecithaal: Alleen kern en cytoplasma deelt, dooier blijft ongedeeld.
Gelijke delingsproducten aequale klieving.
Ongelijke delingsproducten inaequale klieving.
Bij inaequale klievingen ontstaan aan de ene kant kleinere cellen (met minder dooier) dan aan de
andere kant. De kant met kleine cellen heet de animale pool, de kant met grote cellen heet de
vegetatieve pool. Iedere zygote is totipotent (mogelijkheid om vanuit één cel alle cellen te vormen
die een organisme bevat).
Pluripotent: een cel die in staat is alle cellen te vormen die een organisme bezit, zonder het extra
embryonaal weefsel zoals de placenta. Bijvoorbeeld cellen uit embryoblast.
Unipotent: in staat één soort cel te vormen, buiten het eigen type. Kan delen (proliferatie) en
differentiëren (specialiseren). Bijvoorbeeld stamcellen.
Blastulatie
Eicellen die weinig dooier bevatten en in klieving gaan, vormen een morula: een klompje cellen waar
een holte in wordt gevormd tijdens de ontwikkeling tot blastula. Deze holte heet de primaire
lichaamsholte blastocoel. Bij alecithale eieren van zoogdieren ontwikkeld zich een blastula van
één cellaag dik. Bij de telolecithale eieren van een vogel vormt zich een schijfje van meerdere
cellagen. Tussen de kiem en de dooier hiervan zit een holte. Dit heet de discoblastula.
Gastrulatie
Bij gastrulatie worden de kiembladen gevormd. Invaginatie (instulping) van de vegetatieve pool (de
kant met de grote cellen) leidt tot vorming van het entoderm (binnenlaag) en het ectoderm
(buitenlaag). Het entoderm groeit uit tot de oerdarm (archenteron) met een ‘oermond’ (blastopore).
Dit is onder andere te zien bij oligolecithale cellen. Bij epibolie schuift de animale pool over de
vegetatieve pool van de blastomeren. Bij een discoblastula vindt gastrulatie plaats door involutie.
Hierbij dringen kleine blastomeren vanaf de caudale zijde naar binnen, waardoor het mesoderm
wordt gevormd. Deze bevindt zich tussen het ectoderm en het endoderm. De plek waar involutie
optreedt is de blastpore en wordt later de anus. Bij pseudocoelomate dieren groeit de primaire
lichaamsholte, de blastocoel, helemaal vol met mesoderm en wordt er géén secundaire
lichaamsholte gevormd. Er wordt wel een soort van holte gevormd, maar deze wordt een
pseudocoelom genoemd. Bij coelomaten wordt er binnen het mesoderm een secundaire holte
(coeloom) gevormd. Hierdoor wordt de darm omgeven tussen twee mesenteria. Dit zijn vliezen van
het mesoderm.
Na de gastrulatie vindt de neurulatie plaats. Hierbij vormt zich vanuit het ectoderm een primitief
centraal zenuwstelsel: de neurale plaat. Bij vertebraten (dieren met een wervelkolom) gebeurt dit
doordat het notochord de bovengelegen cellen induceert.
Ontogenie bij zoogdieren
Uit het isolecithale ei ontwikkelt zich na een aantal holoblastische klievingen een throphoblast,
waarbinnen zich een klompje cellen bevindt. Het geheel, de blastocyt, ligt ingekapseld in de
uteruswand en de trophoblast verzorgt in eerste instantie de voeding. In het klompje cellen ontstaan
twee holten (amnionholte en dooierzak), waartussen de kiemschijf ligt (bestaat uit epiblastoderm en
hypoblastoderm). Hieruit ontwikkeld zich een embryo. Het hypoblastoderm vormt het entoderm. Uit
het mesoderm van de allantoïs ontwikkelt zich het embryonale haarvatennet van de placenta
(voeding en gasuitwisseling). De allantoïs en trophoblast vormen het embryonale deel van de
placenta: het chorion (chorio-allantoische-placenta).
,Basis van de embryologie
Reductiedeling: deling waarbij de chromosomen zich in twee sets verdelen. Reductiedeling is een
ander woord voor de meiose.
Vergelijkende anatomie wordt gedaan om de verwantschappen tussen (dier)soorten te onderzoeken.
Hierbij wordt onderscheidt gemakt tussen anatomie en microscopische anatomie. Er wordt
voornamelijk onderzoek gedaan op muizen, ratten en vissen.
Veel diersoorten hebben een overeenkomstige embryonale ontwikkeling. Pas in het laatste deel van
de embryonale ontwikkeling ontstaan de verschillen. Door de combinatie van de moleculaire biologie
en de ontwikkelingsbiologie (ontogenie) zijn veel basisprincipes van de ontwikkeling ontdekt.
Tegenwoordig wordt nog steeds embryologisch onderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld naar cel-cel
signalering, mutaties, stamcelonderzoeken of naar de genen die een rol spelen in de ontwikkeling van
een embryo.
Om inzicht te krijgen in de structuren van bijvoorbeeld een organisme, kunnen er verschillende
doorsnedes worden gemaakt:
- Transversaal: je snijdt van achter naar voor en krijgt dus een bovenkant en een onderkant.
- Sagittaal: je snijdt van boven naar beneden en krijgt dus een rechterkant en een linkerkant.
- Frontaal: je snijdt van links naar rechts en krijgt dus een voorkant en een achterkant
Van Leeuwenhoek (1632-1723) en Hartsoeker (16-56-1725) waren animalculisten. De tegenhangers
van de animalculisten zijn de ovisten.
Meiose
De meiose is de celdeling van geslachtscellen.
Genlocus: de plek waarop het gen op het chromosoom ligt
Gameten: geslachtscellen
Somatische cellen: normale lichaamscellen
Diploïd: cellen zijn dubbel
Een chromosoom kan bestaan uit 2 chromatiden (meiose I en mitose). Een chromosoom kan ook
bestaan uit één onderdeel (meiose II). Een gedupliceerd chromatide vormt dus een chromosoom.
Een humane cel bestaat uit 22 paar autosomen en 1 paar geslachtschromosomen.
,De meiose bestaat uit verschillende fasen:
Tijdens de meiose vindt er crossing-over plaats. Bij een cyclus vindt er crossing-over plaats van tussen
de 40 en 60 stukken, per humane cel. De crossing-over vindt voornamelijk plaats tijdens profase I.
Aneuploïd: niet het goede aantal sets chromosomen (bijv. trisomie)
, Bevruchting
Het poollichaampje is een structuur dat zowel bij dieren als bij planten in de eicel (ovum) kan worden
gevonden. Het eerste poollichaampje ontstaat tijdens meiose I. Dit als gevolg van een asymmetrische
celdeling (cytokinese). Het poollichaampje bevat 46 chromosomen (is wel haploïd). Tijdens meiose II
ontstaan het tweede en derde poollichaampje. De cel bevat nu de helft van het aantal chromosomen.
Er zijn meestal maar twee poollichaampjes zichtbaar.
De meiose I wordt vlak voor de ovulatie afgerond. Na de ovulatie wordt de meiose II gestart in de
eicel (en het poollichaampje). De meiose II wordt pas afgerond als de eicel wordt bevrucht. Om de
eicel zit een membraan heen. De zaadcellen moeten dit membraan passeren. Dit doet hij met de
hydrolytische enzymen in zijn kop. Hij fuseert met het celmembraan als hij bindt aan een
gemedieerde receptor. Nadat de zaadcel in de eicel is binnengedrongen, wordt de meiose II afgerond
en wordt er direct een celdeling ingezet.
De bevruchting verloopt in 7 stappen:
1. Zaadcel passeert de corona radiata cellen
2. Passeren gebeurt m.b.v. zona pellucida (hydrolytische enzymen)
3. Fusie celmembraan (receptor gemedieerd; de receptoren gaan open)
4. Corticale reactie (wordt gevolgd door de vorming van een envelop)
5. Nucleus van de zaadcel komt in de eicel
6. De zona pellucida verhard
7. Celdeling begint
De eerste binding van de zaadcel tot aan de eerste celdeling duurt bij zoogdieren 12 tot 36 uur. Bij
zee-egels is dit al na ca. 90 minuten. Een bevruchte eicel wordt een zygote genoemd.
Klievingsdelingen
Uit klievingsdelingen ontstaan blastomeren. Deze zijn totipotent: kunnen nog alles worden. Een
klompje cellen noemen we een morula. Deze groeien dus uiteindelijk uit tot blastomeren.
Klievingsdelingen kunnen een aantal dingen zijn:
Holoblastisch: de hele cel deelt
Meroblastisch: de “helft” van de cel deelt. Dit komt doordat de eicel te groot is om mee te delen. Het
dooiermateriaal wordt dus niet mee gedeeld. Dit is het geval bij vogels, reptielen en vissen.
Aequaal: cellen met gelijke grootte
Inaequaal: cellen met ongelijke grootte
De klievingsdelingen bij zoogdieren zijn aequaal en holoblastisch.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimbakker1996. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.