100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Sociology of practice: summary $3.25   Add to cart

Summary

Sociology of practice: summary

43 reviews
 6879 views  314 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Summary of Sociology for practice, chapter 1 / m 7. Includes related concepts.

Last document update: 11 year ago

Preview 8 out of 25  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 t/m 7
  • January 24, 2013
  • January 24, 2013
  • 25
  • 2011/2012
  • Summary

43  reviews

review-writer-avatar

By: leonpot • 3 year ago

review-writer-avatar

By: sannemarcus • 3 year ago

review-writer-avatar

By: 4210169 • 4 year ago

review-writer-avatar

By: jarnomeekes1 • 4 year ago

review-writer-avatar

By: amberreekers • 5 year ago

review-writer-avatar

By: dominiquegielesen • 6 year ago

review-writer-avatar

By: jordi_melkert • 6 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Gedrag en Samenleving samenvatting
Boek: Sociologie in de praktijk
Hoofdstuk 1

Psychologie: Onderzoek naar gedrag en de gevoelens bij dat gedrag vanuit het individuele
gezichtspunt.
Economie: Onderzoek naar de wijze waarop de productie en distributie van schaarse goederen in de
samenleving wordt geregeld.
Politicologie: Onderzoek naar de manier waarop mensen vormgeven aan de toekomst van de
samenleving.
Sociologie: Onderzoek naar het gedrag van individuen en groepen vanuit het maatschappelijke
gezichtspunt. Houdt zich bezig met verklaren van gedrag van individuen en groepen van mensen
vanuit de maatschappelijke invloeden die ze ondergaan> daarmee levert sociologie een
instrumentarium dat kan helpen om achtergronden van problemen beter te begrijpen.

Functies sociologie:
- Functie van ideologiekritiek
– Bestaande machtsverhoudingen in de samenleving duidelijk maken, want het laat
zien dat menselijke betrekkingen binnen samenleving resultaat zijn van menselijk
handelen zelf.
- Beheersfunctie
– Dmv kennis over menselijk gedrag de samenleving besturen. Bijdrage aan bestuur en
beleid van de samenleving.
- Ordenende functie
– Overzichtelijk en begrijpelijk maken van ingewikkelde situaties in de
maatschappij/onoverzichtelijke werkelijkheid.

Sociologische verbeeldingskracht:
Mensen moeten los van elkaar staande persoonlijke ervaringen, situaties en problemen worden
leren zien als manier waarop de maatschappij functioneert. Pas dan kun je er adequaat mee
omgaan.

Criteria om probleem als sociologisch relevant probleem te zien(Kees Schuyt):
1. Er moet sprake zijn van een aanzienlijk aantal getroffenen.
2. Het moet gaan om persoonlijk letsel van die getroffenen.
3. Het moet samenhangen met andere problemen.
4. Het probleem is structureel en van lange duur.
5. Het heeft bovenpersoonlijke oorzaken.
6. Het gaat tegen serieuze waarden in.

Vb: Wanneer er een paar mensen werkeloos zijn, is dat een persoonlijk probleem. Wanneer 10% van
de bevolking werkeloos is, is dat een sociaal probleem.

,Macht: Het vermogen om iets aan de samenleving te veranderen,
bestaande uit 3 niet-opzichzelfstaande elementen:
1. Het vermogen om doelstellingen in de toekomst te formuleren.
2. Het vermogen om daarvoor middelen aan te wenden.
3. Het vermogen om via die middelen invloed uit te oefenen.

Hoofdstuk 2 Socialisatie

 ‘Tabula rasa’: kinderen zijn nog een ‘onbeschreven blad’ bij geboorte, ze zijn vanuit zichzelf
niet ‘goed’ of ‘slecht’.
 Nature: aangeboren: gedrag met genetische of biologische oorsprong)
Nurture: aangeleerd: invloed van sociale omgeving en rolverwachtingen op het gedrag)
 Socialisatie: proces leren sociaal te gedragen in de voor hen relevante groepen.
 Socialisators: opvoeders die van invloed zijn op socialisatieproces van mensen. Vb: ouders en
onderwijzers
 Socialiserende instanties: organisaties die betrokken zijn bij overdracht van
gedragspatronen, normen en waarden. Vb: school, voetbalclub, kerk.

Bij de opvattingen over hoe we ons dienen te gedragen is onderscheid te maken tussen:
 Waarden: gedeelde opvattingen over wat juist en goed is, en daardoor nastrevenswaardig.
– Abstract, vb: vredelievendheid, gerechtigheid, veiligheid, rechtvaardigheid, liefde,
eerlijkheid, respect.
– Verschillende gerichtheid: wij-cultuur(groepsgericht) tegenover
ik-cultuur(persoonsgericht)
– Sociale cohesie: sociale samenhang. Sociale cohesie in NL is minder geworden. Ooit
was er hier ook meer een wij-cultuur, maar we zijn individualistischer geworden.
– Doel: denkbeeldige situatie die wij nastreven.
– Zeg-gedrag(hoe erover gepraat wordt) en doe-gedrag(wat er gedaan wordt)
– Voorwaardelijk: of we ons aan waarden houden hangt vd situatie af.
– Beoordelingsmaatstaf: fungeert als maatstaf voor beoordelen van gedrag in
bepaalde situaties.

,  Normen: concrete gedragsregels die aangeven wat verwacht wordt in bepaalde situatie, wat
je moet doen of juist niet moet doen.
– Komt voort uit waarden
– Eenzelfde waarde kan in verschillende groeperingen anders gehanteerd worden. Bv:
man geeft hand uit beleefdheid bij ontmoeting met vrouw – man geeft geen hand uit
beleefdheid.
– Do en don’t
– Kunnen veranderen
– 3 typen normen (die kunnen samenvallen)
 Moreel: gaan over goed en kwaad.
 Juridisch: gaan over legaal en niet legaal / juridisch wel of niet geoorloofd.
 Sociaal: gaan over gepast of niet gepast.
– Normen zijn afhankelijk van:
 Groep
 Tijd (welk jaartal)
 Religie
 Leeftijd
 Plaats
 Afkomst
 Geslacht
– Levels van normen overtreden:
 Onprettig of onbehoorlijk gedrag
Vb: voordringen
 Onduldbaar gedrag
Vb: pesten
 Onwettig gedrag
Vb: zwartrijden

Bewust en onbewust gedrag
Internaliseren: proces waarin mensen zich verwacht gedrag eigen maken, zodat het niet-bewust
gedrag wordt, het vanzelf gaat.
Hospitaliseren: bijzondere vorm van internalisering, waarbij gedrag van mensen zo door anderen
bepaald en geregeld wordt, dat ze zelfs nauwelijks meer enig initiatief kunnen nemen. Voor mensen
die eruit komen, is het vaak moeilijk weer gewoon zelfstandig gedrag te vertonen. Instanties van
hospitalisering zijn totale instituties.
Vb: bejaardenhuizen, psychiatrische ziekenhuizen, kloosters, kazernes, gevangenissen.

,Rol: normen en verwachtingen mbt gedrag en positie. Rollen zijn ‘gegeven’, maar zullen in loop der
tijd en per groep variëren.
Rollenconflict: situatie als eisen en verwachtingen aan roldrager zo uiteenlopen dat ze moeilijk te
combineren zijn. Twee soorten:
– Intern rollenconflict: iemand kan als gevolg van één sociale positie die hij inneemt de
verschillende verwachtingen die aan hem gesteld worden moeilijk combineren.
– Extern rollenconflict: iemand kan als gevolg vd verschillende posities die hij tegelijk
inneemt de verschillende verwachtingen die aan hem gesteld worden moeilijk
combineren. Vb: werken in verpleging naast actief sporten bij vereniging.

Bij elk rollenconflict hangt het gedrag vd roldrager af van:
– Druk(invloed) die anderen van verschillende kanten op hem kunnen uitoefenen.
– Kracht van eigen verwachtingen vs. Wat er leeft in de groep waar roldrager deel van
uitmaakt.
Bij gebruik van rolbegrip moeten we bedacht zijn op: *rolverwachtingen zijn niet altijd eenduidig
(zonder tegenstrijdige elementen in de invulling). * rol wordt niet eenzijdig vastgesteld.

Institutie: gestandaardiseerd patroon van denken en doen in bepaalde situaties. Kan gelden voor
meer of minder mensen, voor groep, voor hele samenleving. Het programmeert mensen in de
maatschappij volgens regels, soms zelfs in wet vastgelegd.
Voorbeeld: Huwelijk, strafrecht en onderwijs.
Institutionalisering: proces waarbij nieuwe vormen tot instituties worden.
Reïficatie: verschijnsel dat sociologische begrippen worden gezien als dingen die op zichzelf staan en
zelfstandig sturing geven aan menselijk gedrag. Vb: de ‘maatschappij’ wil dat…
 Voorbeeld 1: Instituties zijn wel onafhankelijk van individuele personen, maar het heeft toch
met verschillende verwachtingen en gedragsregels te maken. Het begrip ‘institutie’ wordt dus
gezien als iets dat los staat van mensen maar dat is niet zo, dat noem je reïficatie.
 Voorbeeld 2: “De samenleving laat vrouwen te korte rokjes dragen” Hier wordt ‘de samenleving’
als een zaak los van mensen gezien terwijl de samenleving tenslotte bestaat uit mensen.
 Voorbeeld 3: Het woord ‘fabriek’ lijkt een zaak te zijn dat op zichzelf staat. Eigenlijk werken er in
een fabriek mensen en is een fabriek resultaat van mensen die het gebouwd hebben. Er wordt
vergeten dat het met het werk van mensen te maken heeft.

Sociale controle: goedkeurende of afkeurende reacties op gedrag, zodat de waarden en normen
gehandhaafd worden. Door die reacties wordt de ander in de gewenste gedragsrichting geduwd.

- Positieve sancties: beloning ter goedkeuring: aandacht, ondersteuning, instemming.
(door bv: politie)
- Negatieve sancties: straffen ter afkeuring: straf, boete, verwaarlozing, belachelijk maken of
doodgezwegen. (door bv: leraar)

- Informele sociale controle: anderen reageren goedkeurend/afkeurend op osn gedrag, dmv
schuldgevoel geven, afkeurende blik.
- Formele sociale controle: instantie of overheid ziet toe op ons gedrag, dmv boete, straf.

,Instituties met ‘macht van de vanzelfsprekendheid’: gestolde verwachtingen over hoe het
‘vanzelfsprekend’ moet. Wanneer je het anders wil is dat lastig. De vanzelfsprekendheid is een vorm
van sociale controle.
• Gedrag dat reacties oproept:
– Onprettig of onbehoorlijk gedrag. Vb: voordringen, intieme gesprekken in trein.
Officieel verbod is meestal overdreven.
– Onduldbaar gedrag: gaat verder dan onprettig gedrag, normoverschrijdingen. Vb:
vuile schoenen op treinbank, eten morsen in trein, pesten op school. Vraagt om
oplossing, maar wel moeilijk aan te pakken door politie> moet door
verantwoordelijke instantie gebeuren.
– Onwettig gedrag: wet wordt overtreden. Vb: door rood rijden, iemand overvallen.
Levert sancties op.

Handhaving normen door internalisering, formele en informele controle.
Waarom houden we ons over het algemeen aan de normen?
• Rationele keuzetheorie biedt verklaring: gedrag van mensen wordt gezien als afweging van
kosten en baten. Vb: kaartje voor trein is bewijs voor betaling van vervoer> als je nooit
gecontroleerd wordt> vermindert angst voor controle> zul je volgende x misschien geen
kaartje meer kopen.

Hoofdstuk 3

Cultuur: het geheel van voorstellingen, opvattingen, kennis, waarde en normen dat mensen als lid
van een samenleving overdragen en verwerven dmv leerprocessen. Vb: in NL gaat men ervan uit dat
je kunt zwemmen, men trouwt met belofte van trouw tot in de dood, gezinsdenken,
- Gaat om immateriële zaken die mensen in loop der tijd ontwikkeld hebben: het kunnen van
mensen (ziektes uitbannen, kunst maken).
- Cultuur is resultaat van: ervaringen die zij en hun voorouders hebben met het overleven in
dat gebied. Vb: ervaringen bij een vissersvolk, volk van landbouwers, waterrijk gebied als NL.
- Cultuur is niet statisch: het verandert door de tijden heen. Tegenwoordig denkt men niet
meer zo negatief over abortus.
- Onze cultuur is gebaseerd op ervaringen, hoewel niet alles in onze cultuur functioneel is. Vb:
stropdas.
- Cultuur is nurture – aangeleerd.
Enculturatie: het proces waarbij cultuurkenmerken worden overgedragen op een individu. Vb: bij
kind.

Cultural lag: tegenstrijdige elementen binnen een cultuur. Bv: normen en waarden tegenover nieuwe
technologie. Vb: medische denken: beschermen van het leven. Nieuwe technische mogelijkheden: te
vroeg geboren kinderen steeds jonger in leven kunnen houden. Voor de ouders zou dit leven
misschien beter beëindigd kunnen worden.
Cultural lags moeten in loop der tijd weggewerkt worden: nieuwe ervaringen moeten oude
ervaringen in de cultuur verdringen, want als dat niet gebeurt blijven oudjes in 21e eeuw hun leven
leiden zonder besef van bestaan van auto’s, mobiels, atoombom, ruimtevaart, anticonceptiepil.

, 1. Hoge/elitaire cultuur: sociologisch beperkte omschrijving dat aangeeft dat het om kunst en
andere ‘hogere zaken’ gaat. Begrip wordt gebruikt door een elite die vanuit positie
mogelijkheden heeft om invloed uit te oefenen op het idee ‘hoe het hoort’.
- (Klassieke) muziek
- Literatuur
- Beeldende kunst
- Architectuur
- Theater
2. Lagere/populaire cultuur: omgekeerde van hogere cultuur. Het gaat om cultuurgoederen die
niet bijdragen aan civilisatieproces.
- Popmuziek
- Film
- Televisie

Cultural capital: De beheersing van de culturele comptetenties die horen bij hoge sociale posities.

 Gezonken cultuurgoederen: nette gewoonten die tegenwoordig algemeen aanvaard zijn
Bijvoorbeeld: eetgewoonten, beleefdheidsfrasen.
 Boerenbonteffect: Normen die van de lagere cultuur naar de elitaire cultuur dringen.
Bijvoorbeeld: het dragen van spijkerbroeken en overalls door vrouwen.

Opwaarderen van bepaalde normen lijkt voorbehouden aan hogere klassen. Iemand uit hogere
klasse kan wel een norm uit lagere klassen overnemen zonder aan status of zelfvertrouwen te
verliezen> andersom niet.

We worden minder beschaafd en onze normen verschuiven> gevolg van feit dat brede lagen in NL
wennen aan de welvaart. NL is geen standenmaatschappij meer; er wordt niet meer streng aan
onderscheid tussen hoog en laag gehouden> noodzaak om je aan de normen te houden vervaagt.
Maar in veel situaties houdt men zich nog steeds aan de normen, vb: sollicitatie: zo goed mogelijk
gedragen, passend bij functie.

Civilisatieproces: proces waarbij gedragsregels in westerse samenlevingen in loop der eeuwen steeds
verfijnder en gevarieerder werden.

Doel: het beheersen van gedragsimpulsen om te kunnen samenleven: rekening houden met andere
mensen.

Informalisering: omdat we ons wel weten te gedrag, het soepeler omgaan met gedragsregels
(voorbeeld: plassen op straat).

Mannelijk of vrouwelijk is een vd belangrijkste sociale onderscheidingen in maatschappij> er horen
verschillende rollen en verschillende attributen bij.
Verschil hoe wordt gekeken naar vrouwen en mannen is grootste culturele verschil.

Sekse: lichamelijke verschil van geslacht.
Gender: wijze waarop mannelijkheid en vrouwelijkheid cultureel worden ingevuld. Gedragsrol die
hoort bij sekse.

,Veronderstelde raskenmerken zijn echter cultureel bepaalde eigenschappen.

Wat is NLse cultuur? Daarvoor moet je vragen beantwoorden: (1)wat migranten en hun kinderen
voor sociaaleconomische positie is (2) hoe groot zijn de cultuurverschillen? In sociologische termen:

 Structurele integratie
 Sociaal-culturele integratie> alleen te beantwoorden als cultuurverschillen worden
genoemd> daarvoor moet eerst NLse cultuur beschreven worden.

Modernisering: de West-Europese overgang van een argrarische naar een industriële samenleving.
Belangrijkste westerse veranderingprocessen in dat kader:
- Secularisering: vermindering van de invloed van godsdienst.
- individualisering: een grotere vrijheid voor personen om zelf beslissingen te nemen los van
groepsbindingen.
- democratisering: het loskomen van vanzelfsprekende gezagsverhoudingen ten gunste van
gelijkwaardige verhoudingen.
- emancipatie: het veranderen van een patriarchale verhouding naar machtsgelijkheid tussen
man en vrouw in opvoeding, huishouding en maatschappij.
- (Geld voor NL> Nationalisme: liefde voor wat het land ‘echt’ is en gedeelde waarden)

Zes verlichtingswaarden: gemeenschappelijke grondwaarden van de westerse cultuur, voortgekomen
vanuit de Griekse, joodse en christelijke cultuur:
1. geloof in de toekomst
2. gelijkheid
3. rede en redelijkheid
4. universaliteit (waarden zijn universeel, ze gelden voor iedereen)
5. individualiteit
6. rechtvaardigheid

Tegenwaarden: tegenwaarden vormen concurrentie van de verlichtingswaarden, uit de premoderne
tijd, die nog steeds gelden:

1. eerbied voor het verleden
2. hiërarchie
3. traditie
4. particularisme (waarden gelden voor de ene groep anders dan voor de andere groep)
5. collectiviteit (groep, gemeenschap)
6. privileges

Nieuwkomers in NL worden extra geconfronteerd met rollenconflicten, als gevolg van de
verschillende rolverwachtingen (van eigen cultuur en NLse cultuur).

Cultuurrelativisme: visie waarin we culturen gelijkwaardig beschouwen en andere culturen
respecteren. Andere culturen en NLse cultuur moeten elkaars cultuur respecteren.

Culturele identiteit ontstaat als er een groepsverbondenheid is gedefinieerd ogv:
- gemeenschappelijke waarden en normen
- een gemeenschappelijk verleden

, Stereotype: een sterk veralgemeniseerd, versimpeld beeld van een groep mensen. Stereotypen
kunnen samenleving overzichtelijk maken. Vb: als aantal Friezen koppig zijn> álle Friezen zijn koppig.

Als stereotypen een eigen leven gaan leiden, krijgen ze karakter van een vooroordeel.
Vooroordeel: sterk positief of negatief oordeel wat niet of nauwelijks op feiten berust. Een stereotiep
beeld waar een waardering aan wordt gekoppeld. Vb: vrouwen kunnen technische banen niet aan,
want ze missen logisch-technisch inzicht.

Vooroordeel leidt tot  discriminatie: handelen op basis van vooroordelen over bepaalde
diversiteitskenmerken. Ongelijk behandelen van leden van een groepering obv criterium dat voor de
situatie niet relevant is, leidend tot benadeling vd leden van die groepering.

Oorzaak van vooroordelen:

Selectieve en vertekende waarneming: alleen dingen waarnemen die we aan eerdere ervaringen
kunnen verbinden; die we herkennen. Hierdoor krijgen we een scheef beeld van andere culturen. En
cultuur van vroeger is ouderwets of achterhaald en daardoor niet waardevol.

Gevolg van moderne levenswijze(waarin wereld niet langer beperkt is tot eigen dorp en zuil+waarin
we via media en techniek toegang hebben tot hele wereld): onze normen en waarden liggen minder
vast. Maar ze veranderen slechts langzaam.

Zapcultuur: de normen en waarden van individuele mensen lijkt op dezelfde willekeurige wijze tot
stand te komen als de wijze waarop we tv kijken, namelijk vaak zappend.

Etnocentrisme: de neiging om de eigen cultuur als normaal/superieur te zien en wat daarvan afwijkt
als raar of ondergeschikt te zien. Dit is weer een kenmerk van veel culturen.

Racisme: een samenhangend stelsel van negatieve ideeën over een ander ras. In praktijk gaat het om
etnische groepen. Ras: specifieke uiterlijke kenmerken als huidskleur, haarkleur en –structuur,
gezichtstrekken, lichaamsbouw die duiden op biologisch ander soort mensen, maar die verschillen
staan niet vast.

Verschil racisme en discriminatie: racisme is de negatieve ideeën hebben, discriminatie is handelen
obv die ideeën.

Subcultuur: cultuur die op bepaalde punten duidelijk van de dominante cultuur afwijken.
Vb: in NL onderscheid tussen hogere en lagere sociale laag, die komen tot uiting in opvoeding,
koopgedrag, houding tegenover onderwijs, enz.

Contracultuur: Leden van de groep zetten zich af tegen de dominante cultuur.
Voorbeeld: de provobeweging tegen het ‘klootjesvolk’ in de jaren 60.
Wanneer contracultuur met godsdienst/ideologie verbonden kan contracultuur heel krachtig
worden.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Fleur94. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

79223 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.25  314x  sold
  • (43)
  Add to cart