100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Onderzoek naar Bestuur en Organisatie samenvatting (Bryman en meer) $5.96   Add to cart

Summary

Onderzoek naar Bestuur en Organisatie samenvatting (Bryman en meer)

 86 views  14 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het boek van Bryman + kennisclips en overige teksten die je moet kennen voor het tentamen van Onderzoek naar Bestuur en Organisatie. Ik had een 7,7.

Preview 4 out of 58  pages

  • No
  • Hoofdstuk 16 tot en met 27 (niet: 6, 11-14, 16, 18, 21, 25)
  • March 5, 2023
  • 58
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Onderzoek naar Bestuur en Organisatie
Alan Bryman – Social Research Methods

Hoofdstuk 1: The nature and process of social research
Wat is sociaal onderzoek? Onderzoekt vragen van belang op het sociale wetenschappelijke
veld.

Factoren die de context van sociaal onderzoek beïnvloeden:
- Theorieën: de onderwerpen die onderzocht worden, worden beïnvloed door de
aanwezige theoretische ideeën;
- De bestaande kennis: iemand moet bekend zijn met de literatuur over een bepaald
onderwerp wat onderzocht gaat worden;
- De relaties tussen theorie en onderzoek: vooral hoe de onderzoeker dit zelf ziet
waaruit hij/zij een hypothese kan opstellen;
- Aannames: deze gaan over hoe onderzoek uitgevoerd zou moeten worden;
Epistemologische vragen: stellen vragen over de kwestie hoe de sociale
wereld onderzocht zou moeten worden;
- Aannames over de natuur van sociale fenomenen: de sociale wereld kan als extern
voor de sociale actoren gezien worden, als iets wat niet te beïnvloeden valt;
Ontologische ideeën: wij kunnen de sociale wereld beïnvloeden.
- Waarden: denk aan discussies over ethische kwesties;
- De vraag waar onderzoek voor dient: er zijn onderzoek soorten die onderzoeken wat
de gevolgen van sommige kwesties zijn voor het alledaagse leven
(evaluatieonderzoek en actieonderzoek);
- Politieke context: bepaalde onderwerpen kunnen meer financiële steun krijgen dan
anderen;
- De training en persoonlijke waardes van de onderzoeker.

Stappen van sociaal onderzoek:
1. Literatuuronderzoek;
2. Concepten en theorieën;
Concepten: de manier waarop we zin geven aan de sociale wereld,
vertegenwoordigen sleutel area’s waaromheen data verzameld wordt;
3. Onderzoeksvragen: leiden je onderzoek, je beslissingen over welk onderzoeksdesign
je toepast, je keuzes over welke date je verzamelt en van wie, de analyse van je data,
het schrijven van je data en houd je tegen om onnodig kanten op te gaan, de vragen
laten je zien waar je onderzoek echt over gaat;
4. Steekproeven: moeten representatief zijn en soms gebaseerd op een grotere
populatie.
Denk aan enquête onderzoek, maar ook aan ander onderzoek zoals
casestudy.
5. Data verzamelen:
Gestructureerd: gestructureerd interview.
Ongestructureerd: participerende observatie en semigestructureerd interviews.
6. Data analyseren:
I. Ruwe data moeten gemanaged worden  het checken van de date en kijken
of er overduidelijke fouten zijn;
II. Thematische analyse: data analyseren en de verschillende kernthema’s die er
in terug te vinden zijn, selecteren;

, Coderen: data worden afgebroken in onderdelen en deze onderdelen krijgen
labels, vervolgens worden tekstcodes die hetzelfde zijn bij elkaar gezocht.
Data-analyse gaat veelal over de reductie van data.
Primaire data-analyse: de onderzoeker die de data verzameld heeft, analyseert deze ook.
Secundaire data-analyse: iemand anders analyseert de data.
7. Data opschrijven.

,Hoofdstuk 2: Social research strategies: quantitative research and qualitative research

Soorten theorieën: structureel functionalisme, symbolische interactionisme, kritische
theorie, poststructuralisme, structuratie theorie, etc.

Theorieën van de middenlijn: intermediaire voor algemene theorieën van sociale systemen
die te ver af staan van een bepaalde klasse of bepaald gedrag.
Berusten op empirisch onderzoek en zijn gelimiteerd aan een bepaald domein.
Voorbeelden:
Contact theorie: etnische groepen die mixen gaan op elkaar lijken.
Conflicttheorie: tussen deze etnische groepen ontstaat juist conflict door de
verschillen.
Grote theorieën: gebeuren op een meer abstract niveau  zo abstract dat het lastig is een
link te leggen met de ‘echte’ wereld.

Empirisme: onderzoek wat geen duidelijke connectie heeft met een theorie  kijken sociale
wetenschappers vaak op neer.

Deductie: laat de duidelijkste connectie tussen de theorie en het sociale onderzoek zien 
onderzoek wordt gedaan op basis van kennis die al bestaat.
Theorie  hypothese  data verzamelen  resultaten  hypothese juist of onjuist
 revisie van theorie (inductie).
Inductie: implicaties van de resultaten worden gedeeld  nieuwe kennis.

Deductie: theorie  observaties/resultaten.
Inductie: observaties/resultaten  theorie.
Gefundeerde theorie: is iteratief, wat betekent heen en weer gaan tussen data en
theorie.

Deductief is vaker gebaseerd op kwantitatief onderzoek, inductie op kwalitatief
onderzoek.
Inductie en deductie zijn niet sterk van elkaar gescheiden.

Epistemologische kwestie: wat is acceptabele kennis voor een discipline?
Positivisme: de methodes van de bètawetenschappen worden toegepast op onderzoek
naar de sociale realiteit
Kenmerken:
1. Alleen zintuigelijke waarnemingen zijn waar;
2. Het doel is om hypothese op te stellen die getest kunnen worden en
daardoor uitleg geven over wetten (deductie);
3. Kennis komt tot stand door het verzamelen van feiten die de basis
van de wetten zijn (inductie);
4. Wetenschap moet objectief zijn, zonder vooroordelen;
5. Er is een onderscheid tussen wetenschappelijke statements en
normatieve statements, de eerstgenoemde zijn het ware domein
voor de wetenschapper omdat de waarheid van normatieve
statements niet door zintuigen vast te stellen is.
Realisme: zegt net zoals positivisme dat de methodes van de bètawetenschappen gelijk
moeten zijn aan die van de sociale wetenschappen, maar geloven ook nog dat er een externe
realiteit bestaat waar wetenschappers zich op moeten richten.

, - Empirisch realisme: de echte realiteit kan door gebruikelijke methodes begrepen
worden;
- Kritisch realisme: we begrijpen de sociale wereld alleen als we de structuren die
gebeurtenissen en discoursen creëren identificeren.

Interpretivisme: juist geen gebruik van het model van de bètawetenschappen voor de sociale
wetenschappen.
Fenomenologie: hoe maken individuelen de wereld om hun heen begrijpelijk, en
vooral: hoe zorgt de filosoof ervoor geen voordelen te hebben over deze wereld.
Er is een verschil tussen wat bètawetenschappen onderzoeken en wat sociale wetenschappen
onderzoeken, er zijn dus twee verschillende epistemologie nodig  etnografie: de
onderzoeker geeft een interpretatie van iemand anders interpretatie.

Ontologische vraagstukken:
Kunnen sociale verschijnselen objectief zijn met een realiteit buiten die van sociale actoren
of worden ze volledig opgebouwd door sociale actoren?

Objectivisme: sociale fenomenen bestaan ook los van sociale actoren.
Constructionisme: sociale fenomenen en hun betekenissen worden voortdurend volbracht
door hun actoren, daarnaast leveren onderzoekers altijd een specifieke versie van de sociale
realiteit, geen definitieve versie.
Deze tweede conclusie gaat niet alleen in tegen objectivisme, maar ook tegen
realisme vanwege de relatie tussen de natuur van kennis en de sociale wereld.
Discourse analyse: de wereld ontstaat uit het praten, schrijven, etc. van mensen.

Kwantitatief onderzoek:
- Deductieve aanpak van de relatie tussen theorie en onderzoek;
- Gebruikt de beoefeningen en de normen van de bètawetenschappen, in het bijzonder
positivisme;
- Ziet de sociale realiteit als een externe en objectieve realiteit.

Kwalitatief onderzoek:
- Inductieve aanpak van de relatie tussen theorie en onderzoek;
- Biedt weerstand tegen de beoefeningen en normen van de bètawetenschappen, kijken
naar hoe individuelen de wereld zelf interpreteren;
- De sociale realiteit is iets wat continu verandert en is de creatie van een individu.

‘Mixed methods’: verschillende onderzoeksmethode combineren.

Waarden beïnvloeden sociaal onderzoek ook.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller silkevanderzanden. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77988 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.96  14x  sold
  • (0)
  Add to cart