AFP periode 1
Les 1:
Voorbereidingsopdracht 1:
1. Benoemt de functionele indeling van het zenuwstelsel;
2. Legt uit wat een neuron is en deelt deze in naar functie;
3. Legt uit wat het verschil is tussen grijze stof en witte stof;
4. Benoemt de verschillende gliacellen en hun functies.
Samenvatting filmpje:
De functies van het zenuwstelsel zijn het meten van interne en externe prikkels, integreren
van informatie afkomstig van zintuigen en coördineert gewillige en ongewillige reacties van
het orgaanstelsel.
Het zenuwstelsel bestaat uit:
Centrale zenuwstelsel (CZS) wat bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg en het perifeer
zenuwstelsel (PZS) wat bestaat uit de rest van de zenuwcellen.
Onder het PZS vallen het afferente en efferente gedeelte. Het afferente is het sensorische
zenuwstelsel. Dit bestaat uit het externe (sensorische) gedeelte en het interne (viscerale)
gedeelte. Deze vallen beiden onder de categorie zintuigen. De efferente is het motorische
zenuwstelsel. Dit bestaat ook weer uit twee onderdelen; het somatische zenuwstelsel
(willekeurig/reflexen) en het autonome zenuwstelsel (onwillekeurig). Het autonome
zenuwstelsel bestaat uit het sympathische en parasympatische zenuwstelsel wat de
hormonen, spieren en klieren aanstuurt. Deze groepen vallen onder de effectoren. Dus de
onderdelen waar de taken van de hersenen “effect” op hebben.
De schakelcellen, te vinden in het CZS, verbinden andere neuronen met elkaar. Hoe
complexer de reactie, hoe meer schakelcellen eraan te pas komen. Schakelcellen spelen een
rol bij geheugen, plannen en leren.
Het zenuwstelsel bestaat uit twee soorten zenuwcellen: neuronen (de zenuwcel) en
gliacellen/neuroglia (ondersteunende cellen). De neuronen hebben drie verschillende
vormen:
1. Multipolair neuron: heeft twee of meer dendrieten en een axon. Ook wel de
motorische neuronen.
2. Unipolair neuron: dendrieten en axon lopen in elkaar over en cellichaam ligt aan een
zijde. Dit zijn de meeste sensibele neuronen.
3. Bipolaire neuronen: hebben een dendriet en een axon. Deze zijn zeldzaam en komen
voor bij speciale zintuigen zoals; ruiken, zien, horen.
Om de zenuwcellen zitten myelinescheden, ook wel Schwanncellen. Deze zorgen voor
isolatie, voeding, minder energie en een verhoogde prikkelgeleiding. Bij MS zijn de
myelinescheden aangetast.
In de het CZS is er grijze en witte stof. Axonen van de neuronen hebben een wittige kleur en
cellichamen van neuronen (lichaampjes van Nissl) hebben een grijzige kleur. In de hersenen
liggen de axonen centraal en de cellichamen aan de rand waardoor, als je de hersenen
vanuit boven opensnijdt, de binnenkant wit is en de buitenkant grijs is. In het ruggenmerg is
dit precies andersom waardoor juist de axonen aan de rand liggen en de cellichamen
centraal. Dit zorgt ervoor dat het grijze gedeelte binnenin ligt tov het witte gedeelte.
,Gliacellen/neuoglia zijn cellen die voeding, bescherming en steun van neuronen als functie
hebben. Ze hebben hun eigen netwerk, zijn kleiner dan neuronen, in staat zich te delen en
maken 50% van het zenuwstelsel uit. Er zijn verschillende soorten neuroglia. In het CZS heb
je: astrocyten, oligodendrocyten, microgliacellen (fagocyten) en ependymcellen. In het PZS
heb je Schwann-cellen en satellietcellen.
Er zijn verschillende paren en functies onder de neuroglia.
- Schwann-cellen in het PZS en oligodendrocyten in het CZS. Zij zorgen voor de vorming van
myelinescheden rondom de axonen.
- Astrocyten in het CZS en satellietcellen in het PZS. Zij bewaken de bloed-hersenbarrière,
vormen een raamwerk voor het CZS en verrichten reparaties.
- Microgliacellen in het CZS. Zij hebben een functie in bescherming en kunnen
ziekteverwekkers insluiten.
- Ependymcellen in het CZS. Zij vormen de barriere tussen spinal fluid en hersenventrikels. Zij
kunnen ook het spinal fluid aanmaken en deze door middel van trilharen verplaatsen.
Uit de les:
Afferent zorgt voor Aanvoer, Efferent voor Exit
Toets: situatiebeschrijvingen en kiezen tussen afferent/efferent en
sympathisch/parasympatisch
Les 2:
Voorbereidingsopdracht 1:
1. Legt uit hoe een actiepotentiaal ontstaat en verloopt;
2. Legt uit op welke wijze impulsoverdracht plaatsvindt;
3. Benoemt de belangrijkste neurotransmitters en wat hun effect is.
Samenvatting filmpje:
Cellen kunnen met elkaar communiceren dmv chemische stoffen (hormonen) en elektrische
signalen (zenuwen). Om te kunnen communiceren dmv zenuwen is een actiepotentiaal
nodig. Potentiaal houdt in dat positieve en negatieve ladingen gescheiden worden gehouden
waarbij een potentiele elektrische stroom opgewekt kan worden, denk aan een batterij.
Wordt in de cel uitgedrukt in millivolt. Omdat de ladingen in de cel gescheiden worden voor
celmembraan, wordt het potentiaal membraanpotentiaal genoemd. Je hebt intercellulair en
extracellulair. In beiden zit een andere lading van ionen zoals Na en K. Dmv diffusie worden
deze ionen uitgewisseld, waardoor ionenflux optreedt (het verplaatsen van deze ionen). Dit
hangt af van permeabiliteit en concentratieverschil. De ionenflux zorgt voor de potentiaal.
K concentratie is intercellulair 28x hoger dan extracellulair
Na concentratie is extracellulair 14x hoger dan intracellulair
Als dit het geval is, is er homeostase. Het verschil zorgt voor diffusie, dus van hoge naar lage
concentratie. Door de natrium-kaliumpomp is er een constant evenwicht tussen de
hoeveelheid ionen die via het membraan de cel in/uitgaan en die via de pomp in/uitgaan. Dit
is ook wel de rustpotentiaal en is -70 millivolt. Bij de rustpotientiaal is intercellulair negatief
geladen tov extracellulair
,Potentiaalverschil heeft invloed op de permeabiliteit van het membraan. Normaliter
diffundeert Na moeilijk intercellulair, maar bij een drempelwaarden deuren opengaan
waardoor Na veel makkelijker kan diffunderen.
Alle cellen een rustpotentiaal, maar spier- en zenuwcellen hebben een actiepotentiaal en
rustpotentiaal. Hiervoor moeten verschillende dingen gebeuren:
1. Na concentratie moet de drempelwaarde halen waardoor de deuren opengaan en dit
de cel in kan stromen. Kalium gaat iets later.
2. Actiepotentiaal is altijd hetzelfde, dus geen sterk of zwak. Er is een actiepotentiaal of
niet.
Rustpotentiaal is -70 mV, Na komt stukje bij beetje de cel in en lading wordt -60mV. Dit is de
drempelwaarde waardoor de deuren opengaan. In een korte tijd wordt de lading van +30mV
intercellulair gehaald. K reageert en gaat de cel uit waardoor de lading in de cel snel negatief
geladen wordt. Door hyperpolarisatie daalt de lading onder -70mV, maar herstelt deze zich
vanzelf. Daarna volgt het elektrisch herstel wat ook wel weer een rustpotentiaal inhoudt.
Door homeostase worden via de pomp de Na en K weer naar de eigen plaats
getransporteerd. Na dus extracellulair en K intercellulair. Tijdens de refractaire periode (dus
de periode waarin de cel reageert) kan deze niet opnieuw worden geprikkeld.
Actiepotentiaal duurt 2ms en kan 500 actiepotentialen per seconde verwerken.
Wanneer de actiepotentiaal van de ene zenuwcel (bijvoorbeeld van huis naar ruggenmerg)
naar de andere zenuwcel overgebracht moet worden, wordt dit gedaan in de synapsspleet
mbv neurotransmitters.
Actiepotentiaal in de zenuwcel:
Na druppelt de zenuwcel in totdat de drempelwaarde wordt gehaald en Na massaal de cel
instroomt. Hierdoor zal bij de volgende pomp de drempelwaarde ook worden gehaald
waardoor stukje bij beetje alle pompen open worden gezet. Doordat de cel dan in de
refractaire fase zit, kan de actiepotentiaal maar een kant op. Schwanncellen versnellen dit
proces. In de myelineschede zijn geen pompen waardoor er geen uitwisseling van ionen
plaatsvindt. In de Scwanncel duwen de Na ionen elkaar verder, zoals een positieve magneet
een andere positieve magneet verder duwt. In de knoop van Ranvier loopt er dan weer Na
de cel in, om vervolgens bij de volgende Schwanncel een stuk over te slaan. Dit kan tot wel
100 m/s.
Werking kennen:
Serotonine = geluk, lijkt op dopamine, remmend effect
Dopamine = bewegen/verslaving/geluk, remmend effect
(Nor)adrenaline = stressvormen/fight or flight, stimulerende werking
GABA = kalmerend/aandacht/zen, remmend effect
Acetylcholine = overdracht van zenuwen naar spieren, stimulerende werking
Uit de les:
Deeltjes willen altijd van een hoge naar een lage concentratie (diffusie)
In rust is er binnen in de cel veel K en buiten de cel heel veel Na. De binnenkant van de cel is
o.a. daardoor negatief.
De natrium-kaliumpomp zorgt voor de rustpotentiaal (-70mmV) dus pompt 3 Na naar buiten
en 2 K naar binnen
, Bij een actiepotentiaal gaan de Na kanalen open. Daardoor stroomt Na intracellulair
Het proces van elektrogeleiding kost energie, daarvoor wordt ATP gebruikt. ADP is hetzelfde
als ATP, maar inactief.
Repolarisatie = resetten, dus weer terug naar het negatieve
Actiepotentiaal komt binnen, Ca reageren daarop, stroomt van extracellulair naar
intercellulair, dit zorgt ervoor dat blaasjes met neurotransmitters vrijkomen vanuit het
membraan die vervolgens op de receptoren van de volgende zenuwcel gaan zitten.
Acetylcholine stuurt vanuit een zenuwcel een spiercel aan. Acetylcholinesterase zorgt voor
het opruimen van de neurotransmitters op de receptoren wanneer de impuls gestopt moet
worden.
Les 3:
Voorbereidingsopdracht 1:
1. Maakt onderscheid tussen de grote en kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg,
zowel in lokalisatie als in functie;
2. Benoemt de verschillende hersenkwabben en hun functies;
3. Benoemt de verschillende hersenzenuwen en hun functies.
Samenvatting filmpje:
Hersenen zijn onderdeel van het CZS en bestaat uit verschillende onderdelen zoals: de grote
hersenen (cerebrum), kleine hersenen (cerebellum) en de hersenstam.
Cerebrum bestaat uit twee onderdelen; rechter- en linker hemisfeer die verbonden zijn via
het corpus. De linker hemisfeer stuurt de rechterkant van het lichaam aan en de
rechterhemisfeer de linkerkant van je lichaam. Ook kunnen ze worden verdeeld in vier
hersenkwabben: de fontaalkwab, de pariëtaalkwab, temporaalkwab en occipitaalkwab.
Er zijn motorische gebieden, sensorische gebieden en overige gebieden.
Motorisch -> beweging en spraak
Spraak: gebied van Broca (frontaalkwab)
Bewegen van armen en benen: (frontaalkwab)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cecilevankimmenaede. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.34. You're not tied to anything after your purchase.