Formeel Strafrecht
Hoofdstuk 1: ons strafvorderlijk stelsel: kenmerken en beginselen
1.1 Inleiding
EVRM: het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
Nederlands beginsel: opportuniteitsbeginsel (artikel 167 en 242 wetboek van strafvordering
Opportuniteitsbeginsel: het OM kan afzien van vervolging op gronden aan het algemene
belang ontleend.
Duitsland kent geen opportuniteitsbeginsel maar wel het legaliteitsbeginsel
Legaliteitsbeginsel: behouders uitzonderingen daar alle geconstateerde strafbare feiten
dienen te worden vervolgd.
Beginselen van behoorlijke strafrechtspleging: de beginselen die van toepassing zijn op het
optreden van alle politiële, justitiële en rechterlijke organen in het strafrecht. -> Bijvoorbeeld
vertrouwensbeginsel en het verbod op willekeur.
EVRM heeft grote invloed op tal van strafvorderlijke beginselen en uitgangspunten.
EHRM: Europees Hof voor de Rechten van de Mens
1.1 Karakter Nederlandse strafproces
Materieel strafrecht: regelt welk gedrag onder welke omstandigheden strafbaar is en tot
welke sancties dat gedrag kan leiden
Het strafprocesrecht: geeft aan welke procedure moet worden gevolgd wanneer iemand
ervan wordt verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd. -> het geeft de spelregels voor
de afdoening van een strafzaak. -> het onderdeel van het strafrecht dat bepaalt hoe en door
wie wordt onderzocht of een strafbaar feit is begaan en door wie en naar welke maatstaven
daarover en over de daaraan te verbinden strafrechtelijke sancties wordt beslist.
Ons strafproces kan worden gekarakteriseerd als gematigd inquisitoir of zo men dat wil, als
gematigd accusatoir.
Inquisitoire procesvorm: een ambtshalve onderzoek plaatsvind dat is gericht op het
vaststellen van de waarheid en waarin de verdachte voorwerp van het onderzoek is. Hij is
geen gelijkwaardige procespartij. De verdachte heeft niet dezelfde rechten als het OM. De
verdachte heeft geen zelfstandige rechten en bevoegdheden. De waarheidsvinding staat
centraal. De strafrechter is actief en ondervraagt zelf getuigen en doet zelf onderzoek.
Accusatoir procesvorm: proces is een procedure tussen twee in theorie gelijkwaardige
partijen. De rechter bewaakt daarbij de regels van het proces. De officier van justitie en de
verdediging staan op gelijke voet en vechten met gelijke wapens (equality of arms). De
partijen hebben het proces volledig in armen. Het onderzoek wordt verricht op basis van
tegenspraak, dus in aanwezigheid van de procespartijen. De rechter houd toezicht en zorgt
dat het proces eerlijk verloopt. Deze accusatoir zittingen zijn openbaar met uitzondering: zo
zijn zaken tegen minderjarige verdachten gesloten.
Onderzoek en terechtzitting heeft in Nederland accusatoir trekken.
Vooronderzoek en inzetten van dwangmiddelen heeft meer inquisitoire trekken.
1.2 Opportuniteitsbeginsel
Het OM bepaald in ons land de grenzen van het geschil
Het Om heeft een vervolgingsmonopolie
, Vervolgingsmonopolie: het OM bepaalt of tot vervolging van een strafbaar feit word
overgegaan. -> ook wel opportuniteitsbeginsel genoemd. -> art. 167 Sv. -> en in het geval
er al een rechter in de procedure is betrokken -> art. 242 Sv.
Het opportuniteitsbeginsel heeft tot doel het legaliteitsbeginsel zijn scherpte te ontnemen.
Legaliteitsbeginsel: om iemand te vervolgen moet het strafbare feit wel in de wet zijn
opgenomen om het strafbaar te stellen. Dit mag niet achteraf.
o De overheid mag elke overtreding van een bepaling die zij belangrijk genoeg heeft
gevonden om strafbaar te stellen dient te vervolgen. -> de rechtsgemeenschap mag
op vervolging rekenen: regels zijn regels
Als het OM niet-ontvankelijk moeten worden verklaard : betekent de zaak wordt niet
vervolgd.
Opportuniteitsbeginsel: het OM is de bevoegdheid toegekend zelfstandig te beslissen of naar
aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek (of voorbereidend) onderzoek (verdere
vervolging zal plaatsvinden.
In beperkte gevallen word een zaak niet-ontvankelijkverklaring. -> het OM krijgt de zaak niet
behandeld krijgt door de rechter -> bijvoorbeeld als de vervolging op grond van dat het
instellen of voorzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede
procesorde. -> er gelden zware motie eisen om niet ontvankelijk te worden verklaard.
Redelijke en billijke belangenafweging: Het beginsel van de redelijke en billijke
belangenafweging In beginsel van de redelijke en billijke belangenafweging liggen de in het
strafrecht geldende eisen van proportionaliteit en subsidiariteit besloten. Relevante
belangen dienen behoorlijk tegen elkaar te worden afgewogen.
In verband met de ontvankelijkheid van de OvJ in een strafvervolging dient de strafrechter
dus uitsluitend te onderzoeken of zich de situatie voordoet dat geen redelijk oordelend lid
van het OM tot het instellen of voorzetten van die vervolging had kunnen besluiten. -> alleen
wanneer vervolging volkomen onbegrijpelijk is en niet valt te ontdekken welk
maatschappelijk belang het OM ziet bij vervolging kan worden gesteld dat wordt vervolgd
terwijl er geen redelijke en billijke belangenafweging is gemaakt.
1.3 beroepsrechters in plaats van juryrechtspraak / lekenrechtspraak
burgers worden in Nederland niet bij de rechtspraak betrokken
we hebben geen juryrechtspraak
plea bargaining = een soort overeenkomst tussen de verdachte en OvJ) -> er wordt te veel
druk uitgeoefend op de verdachte om te bekennen en akkoord te gaan met het voorstel.
,1.4 Nemo tenetur en zwijgrecht
In Nederland kennen we het nemo-teneturbeginsel
Nemo-teneturbeginsel: het geen houd in dan niemand actief behoeft mee te werken aan zijn
eigen veroordeling, noch daartoe is verplicht dan wel gedwongen kan worden en dat hij tot
die veroordeling voor onschuldig (ten aanzien van de verdenking) wordt gehouden. -> the
right to remain silent.
Nemo-teneturbeginsel heeft een drietal zaken ten grondslag:
1. Het pressieverbod (art. 29 Sv) = verdachte verhoor
2. De procesautonomie van de verdachte
3. Betrouwbaarheid van het bewijs
Voorts zijn er regelingen waarin verdachten worden verplicht mee te werken aan
onderzoeken, het dragen van bepaalde kleding, het maken van foto’s, onderzoeken die zich
bevinden op het grensvlak van actief meewerken en het dulden van onderzoek.
Als je zwijgt kan het OM alsnog invullen -> jij bent een uur na inbraak in een Rolex winkel
gespot met een Rolex (dezelfde Rolex die is gestolen) en jij verteld niet hoe je hier aan komt
dan kan het OM niet anders denken dan dat je betrokken bent geweest bij de inbraak.
1.5 Rechterlijke onpartijdigheid en onafhankelijkheid
Onafhankelijkheid, onpartijdigheid, integriteit en professionaliteit vormen de voorwaarden
voor een eerlijke en deskundige beslechting van geschillen en berechting van strafbare
feiten.
1.7(strafvorderlijk) legaliteitsbeginsel
Het Wetboek van Strafvordering gaat ervan uit dat het gehele strafprocesrecht in een
formele wet geregeld moet worden. Dit belangrijke strafvorderlijke legaliteitsbeginsel is niet
voor niets neergelegd in artikel 1 Sv.
‘strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien’
Strafvordering = opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten en de
tenuitvoerlegging van straffen.
Legaliteitsbeginsel: het beschermt de burger tegen inbreuken op fundamentele rechten door
de overheid.
o Doorzoeking van de woning
o Tappen van telefoon
o Of stelselmatig een verdachte observeren
Dergelijke inbreuken moeten bij wet in formele zin zijn geregeld.
Voor sommige dingen die zijn niet bij formele wet geregeld -> zolang er geen inbreuken zijn
is dit niet erg -> bijvoorbeeld de politie kan op opsporingsgebied het nodige ondernemen
zonder dat zij daarvoor een specifieke wettelijke bevoegdheid nodig heeft.
Zolang ‘een niet specifiek in de wet geregelde wijze van opsporing’ word ingezet ‘op een
wijze die een beperkte inbreuk maakt op grondrechten van burgers en die niet zeer risicovol
is voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing’, dan is de algemene
taakstellende bepaling voor de politie zoals neergelegd in artikel 3 politiewet voldoende en
is geen specifieke wettelijke grondslag nodig.
Bijvoorbeeld een stille sms -> in het bijzonder kan de toepassing van deze opsporingsmethode jegens
de gebruiker van het telefoontoestel onrechtmatig zijn indien zij in verband met de duur, intensiteit en
frequentie ervan geschikt is om een min of meer compleet beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten
van het persoonlijk leven van de betrokkene.
, 1.8 geen procedure zonder verdenking
artikel 27 Sv -> is een persoon aan te merken als verdachte ?
Is een persoon aan te merken als verdachte -> Zo Ja, -> welke strafvorderlijke
dwangmiddelen kunnen worden aangewend jegens iemand in het kader van een
opsporingsonderzoek.
Zo wordt tijdens de strafprocedures regelmatig de rechtmatigheid van een staandehouding
of aanhouding van een verdachte aan de orde gesteld. Omdat er volgens de verdediging
geen sprake is geweest van een redelijk vermoeden van schuld.
Als iemand verdachte is heeft diegene bepaalde strafvorderlijke bevoegdheden -> daarom is
het belangrijk iemand aan te merken als verdachte ja of nee.
o Het voeren van het woord
o Recht op processtukken
o Recht op rechtsbijstand
o Het krijgen van de cautie
o Het gunnen van het laatste woord.
1.9 Onschuldpresumptie
Onschuldpresumptie: een grondbeginsel van het strafrecht, dat bepaalt dat eenieder voor
onschuldig dient te worden gehouden tot het tegendeel bewezen is.
De onschuldpresumptie houdt uiteraard in sterke mate verband met het nemo-
teneturbeginsel waarover hierboven reeds het nodige is gezegd.
Onschuldpresumptie = mensen recht -> art 6 lid 2 EVRM
Volgens deze bepaling hoort eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld voor onschuldig
worden gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. -> voor inbreuken op
dit recht biedt het verdrag geen ruimte.
Uit de rechtspraak van het EHRM vallen de volgende waarden en eisen af te leiden uit de
onschuldpresumptie:
1. Behandeling als onschuldige voor het proces door vervolgingsautoriteiten en media
2. Verbod op vooringenomenheid van de rechter ( en de garantie van een onpartijdige en
onafhankelijke rechtsgang)
3. Verbod op punitief voorarrest (voorarrest als voorschot op de uiteindelijke straf)
4. Terughoudend gebruik van voorlopige hechtenis
5. Zwijgrecht
6. Verbod gedwongen mee te werken aan de eigen veroordeling (nemo tenetur)
7. Bewijslast bij de volgende instantie
8. Bij twijfel vrijspreken
De rechter mag het proces niet ingaan met de veronderstelling dat de verdachte schuldig is.
Artikel 271 tweede lid Sv luid: Noch de voorzitter, noch een der rechters geeft op de
terechtzitting blijk van enige overtuiging omtrent schuld of onschuld van de verdachte.
Het EVRM heeft het vereiste van rechterijke onpartijdigheid samengevat als absence of
prejudice or bias -> hier wordt onderscheid gemaakt tussen
o de persoonlijke, subjectieve onpartijdigheid -> ziet op het gedrag van de rechter in
een bepaalde zaak
o objectieve, structurele of functionele onpartijdigheid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller samenvattinghborechten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.