Samenvatting van alle hoorcolleges van het vak inleiding in de psychologie. Erg duidelijke en uitgebreide samenvatting.
Alles vanuit de hoorcolleges staat erin
voor het tentamen een 8 gehaald met deze samenvatting
Wat is psychologie: wetenschap die zich bezighoudt met het onderzoek van de
bewustzijnsverschijnselen. Er zijn meerdere definities mogelijk omdat het heel breed is.
- Onderzoek
- Toepassen: bepaalde stoffen tegen depressie (dat pas je toe)
Experimenteel wetenschappelijk onderzoek.
1. Hypothese ontwikkelen. Moet goed onderbouwt zijn (Waarom denk je dat iets werkt of moet
gebeuren. Hoe kom je aan de hypothese). Het tegendeel moet bewezen kunnen worden.
2. Experiment uitvoeren (had je gelijk of niet?)
- Grote groep gezonde mensen gebruik je zodat je het goed kunt meten.
- Je hebt 2 groepen: mensen die het echte krijgen en mensen die het placebo krijgen. Jijzelf als
onderzoeker mag dit niet weten, maar de mensen die het krijgen ook niet. Dit omdat je het
anders niet goed kunt onderzoeken.
- Nulhypothese: je moet er van uit gaan dat je geen gelijk hebt.
- Alternatieve hypothese: je moet een groot percentage hebben dat je weet dat je gelijk hebt
in hetgeen wat je hebt onderzocht.
3. Data verzamelen (wat heb je precies gedaan enz.)
4. Resultaten analyseren en hypothese verwerpen of accepteren
- Er moet een betrouwbaarheid van 95% of hoger zijn dat de alternatieve hypothese aan de
orde is, dus dat er gelijk is en dat er effect is op je experiment.
- De uitslag kan niet berusten op toeval. Je hebt alles goed onderzocht en de betrouwbaarheid
is groot.
5. Resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren.
- Je kan je onderzoek in een blad zetten als artikel. En dan wordt het gepubliceerd. Zodat
andere wetenschappers het ook kunnen lezen. Eerst moet het artikel helemaal goed zijn, je
kunt dan nog dingen veranderen.
Onderzoeksmethoden:
1. Experimentonderzoek: je onderzoekt vergelijkbare groepen en alle omstandigheden
controleert en rechtstreeks manipuleert.
2. Correlatieonderzoek: er is een verband tussen bepaalde zaken, maar we weten niet precies
de aard van het verband en of er een oorzaak of gevolg aan zit. Of dat er iets die 2 verbindt.
We weten alleen dat er een verbinding tussen beide zit.
3. Survey: enquete of vragenlijst
4. Natuurlijke observaties: je houdt iets in de gaten en meet iets zonder het te manipuleren.
Het komt natuurlijk voor en je kijkt alleen.
5. Gevalstudie: bijvoorbeeld 1 geval waarbij je heel erg de diepte in gaat om het te
onderzoeken.
,7 invalshoeken van psychologie:
1. Biologische invalshoek/neurowetenschap
- Multidisciplinair onderzoeksveld.
- Zij onderzoeken naar met name erfelijkheid, evolutionaire basis en biologie. Dus bijvoorbeeld
hoe zien je hersenen er uit en je centrale zenuwstelsel.
Erfelijkheid:
Genotype: pakket genen die je hebt meegekregen van je ouders 50% dna van vader en 50% van de
moeder. Genetisch materiaal.
Fenotype: is wat er van terecht komt. Dit heeft te maken met het milieu waar in je opgroeit, hoe je
jeugd verloopt en wat voor eten je krijgt. De uitkomst is het fenotype
Mutaties: bijvoorbeeld door straling ontstaan er kleine veranderingen in genen dan wat eigenlijk was
doorgegeven bij het genotype.
Genen zijn vastgelegd in DNA. Die genen zijn vervolgens aaneen geregen in lange ketens en die
worden chromosomen noemen. 23 paren. Vrouw xx man xy zijn de geslachtschromosomen. Als
iemand van chromosoom paar 21 3 heeft dan heeft die persoon het syndroom van down (trisomie)
Gedragsgenetica:
- Onderzoek naar de genetische basis van gedrag, eigenschappen en stoornissen. Hoeveel kans
is er op een stoornis bijvoorbeeld schizofrenie dat kunnen ze onderzoeken of dat te maken
heeft met de genen.
- Directe verbanden tussen gedrag en genetica: moeilijk aantoonbaar complex gedrag
samenspel tussen vele genen en interactie met omgeving. Hoe werkt de genetica samen met
beïnvloedbare omgeving. Bijvoorbeeld crimineel gedrag. Dat is moeilijk vast te stellen, want
wat is crimineel gedrag. Zeer complex en cultuurgebonden definitie.
- Vaststellen van genetische basis van bepaalde stoornissen zoals syndroom van down, fragiele
X-syndroom (geestelijke handicaps), maar vermoedelijk ook schizofrenie. Ze kunnen
vaststellen door genen of je meer of minder kans hebt.
Tweelingstudies:
- Een-eiige (monozygotische) tweelingen hebben ongeveer 100% hetzelfde genotype vs. Twee-
eiige (dizygotische) tweelingen ongeveer 50%.
- Aanname: zelfde omgevingsinvloeden verschil zou dus alleen op de erfelijkheid moeten
berusten.
- Kritiekpunten:
aanname klopt niet. 1 eiige tweelingen worden vaker op de zelfde manier behandeld
genen en gedrag (genetic pathways) zijn te ingewikkeld om als 1 op 1 relatie weer te geven.
- 2 eiige tweelingen die in verschillende gezinnen terecht zijn gekomen, dus uit elkaar gehaald
bij de geboorte.
, 2. Evolutionaire
Genen en gedrag:
- Onderdelen gedrag zijn onmiskenbaar aangeboren.
Aanwezig bij geboorte en deel van biologische erfenis
Gedeeld met soortgenoten, bijvoorbeeld aanleg om op twee voeten te lopen en praten.
- Is geen toeval. Als soort delen wij dat. Wij delen die genen.
- Evolutie: gedrag dat consequent bij een soort wordt aangetroffen, heeft waarschijnlijk een
genetische basis die geleidelijk is ontstaan omdat het een succesvolle aanpassing bleek aan
de eisen van de omgeving.
Evolutieleer:
- Charles Darwin beschreef evolutietheorie over ontwikkeling van leven en mechanisme
erachter natuurlijke selectie.
- Natuurlijke selectie werkt als volgt:
1. Omgeving legt druk op soort
2. ontstaat concurrentie om schaarse bronnen
3. organismen die meest geschikt blijken, overleven (zowel binnen als tussen soorten)
4. de succesvolle organismen geven hun genen door
5. in volgende generatie meer dragers van het succesvolle genotype
Evolutiepsychologie:
- Overblijfselen van gedrag van ‘vroeger’.
- Voorbeelden:
Fobieën: slangen- en spinnenfobie komen vele malen vaker voor dan liftenfobie.
Voorkeur voor zoet en vet voedsel. Zoet en vet voedsel is nuttig omdat het energie geeft.
- Four F’s:
1. Fighting (vroeger handig om te overleven)
2. Fleeing (vluchten)
3. Feeding (voeden)
4. Mating (voorkeur voor sekspartners)
- Voortplanting: verspreiden genen zowel van de soort als het individu.
Evolutiepsychologie:
- Seksuele aantrekkingskracht belangrijk voor voortplanting.
(mensen)vrouwen hebben lange draagtijd, dus weinig kans om zich te reproduceren:
kwaliteit boven kwantiteit baat bij stabiele relatie vallen op succesvolle en rijpe
mannen.
Mannen kunnen zich veel meer reproduceren hebben baat bij promiseu gedrag vallen
op jonge, aantrekkelijke vrouwen.
- Verklaringen met alleen evolutie zijn oppervlakkig en houden geen rekening met cultuur.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aperdon123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.48. You're not tied to anything after your purchase.