Dit is een uitgebreide duidelijke samenvatting over het theorieboek van Vastgoed Economie. Zelf heb ik de toets doormiddel van deze samenvatting gehaald met 92%. Nu wil ik jullie hier ook bij helpen!
Fairly complete but I still had to write a lot to come up with a complete summary.
Seller
Follow
Asimons
Reviews received
Content preview
Samenvatting Boek
H1
1.1
Consumentenhuishouding (bedrijfshuishouding) = gezinnen (bedrijven) in de economie
maken keuzes op basis van het beschikbare inkomen – zoveel mogelijk doelen
verwezenlijken.
Voor bedrijven geld de doelstelling: max winst, tegen minimale kosten
Streven naar maximale behoeftebevrediging door keuze te maken -> ook wel
nutsmaximalisatie genoemd. Beschikbare middelen ->die voor hen maximaal nut opleveren.
Schaarste = de spanning tussen de behoefte en de beschikbare middelen.
Alternatief aanwendbaar = beschikbare middelen maar 1x kunnen uitgeven. VB: of vakantie
of nieuwe fiets
1.2
Welvaart = de mate waarin de spanning tussen behoeften en beperkte middelden is
opgegeven. Redelijke welvaart = de meeste behoeften bevredigd kunnen worden.
Welzijn = de mate van bevrediging die niet bestaand uit middelen -> lucht, natuur ed.
Welstand = persoonlijke voorspoed
1.3.
Behoefte = menselijke verlangen waaraan voldaan wordt door schaarse goederen en
diensten. Dit wordt onderverdeeld in:
- Primaire behoeften
Elementaire goederen zoals eten, drinken, onderdak en veiligheid
- (On)Stoffelijke behoeften
Zijn tastbare goederen zoals voedsel, auto’s, stoelen en dienstverlening
- Collectieve behoeften
Behoeften die iedereen heeft, maar niét individueel ingevuld kunnen worden zoals
veiligheid, wegen, onderwijs
Inkomen = stroom van verworven koopkracht, afkomstig uit productiefactoren: Natuur
(pacht), arbeid (loon), kapitaal (rente en dividend) en ondernemerschap (winst).
Loon = beloning voor geleverde dienst arbeid
Primaire inkomens =worden verdiend in het productieproces zoals lonen, dividenden, rente.
Secundaire inkomens = wanneer overheid premies en belastingen heeft ingehouden
Tertiaire inkomen = wanneer je recht hebt op toeslagen (zorg- kinder- huurtoeslag) en
andere betalen onroerendgoedbelasting.
Personele inkomens = de manier waarop het totale inkomen in een
land verdeeld is over de bevolking. Inzicht in het verschil rijk en arm
= Lorenzcurve
, 1.4
Productie = het geschikt maken van goederen en diensten voor gebruik.
Aanbieders = zijn de producenten
Productiefactoren = middelen waarmee geproduceerd wordt, zoals kapitaal (machines),
grondstoffen en personeel.
1.5
Economische orde = de wijze waarop de vraag en aanbod in een land georganiseerd is.
Allocatieve vraagstuk = wie beslist er in een land?
- Centraal geleide planeconomie
Aanbod + de verkoopprijzen geheel gereguleerd door overheid, zij bepalen ook wat
goed is/ gewenst is voor een consument.
- Vrijemarkteconomie
Productiefactoren wordt in zijn geheel overgelaten aan de vrije markt. Aanbieders en
consumenten bepalen geheel zelf wat gewenst is. Overheid regelt alleen kerntaken
zoals justitie en onderwijs.
- Georiënteerde markteconomie
In veel westerse landen, middelen tussen planeconomie en vrijemarkteconomie.
Overheid heeft een regulerende rol en stuurt door belastingheffing en regelgeving.
Overheid besteed ca. 50% van nationaal inkomen.
1.6
Macro-economie = als land als geheel
Mesco-economie = middenniveau – bedrijfstak
Micro-economie = op niveau van individuele consumenten én bedrijven
1.8
Economische factoren = hebben invloed op de macro-omgeving m.b.t. economie, inflatie,
rentestand, wisselkoersen en conjuctuur. Maken de stand van de economie
Binnenlandse indicatoren:
1. Groei van het bruto binnenlandsproduct
Een groei leidt tot meer investeringen -> groeiprognoses van bedrijven -> meer
belastinginkomsten -> meer werkgelegenheid.
2. Conjuncturele situatie
Hoogconjunctuur -> geld laten rollen -> hogere uitgaven
3. Indexcijfer van consumentenvertrouwen
Consumenten kijken naar vooruitzichten zoals: loopbaanontwikkelingen,
werkgelegenheid, prijsontwikkelingen, energieprijzen, belastingen ed.
4. Orderportefeuille bedrijven:
Het plaatsen van toekomstige orders door bedrijven zegt iets over hun vertrouwen.
Buitenlandse indicatoren:
1. Renteontwikkelingen
De hoogte van de korte- en lange termijn leningen zijn van belang. Voor bedrijven
voor het aangaan van leningen t.b.v. investeringen en voor consumenten voor
kortetermijnleningen en hypotheekrentes die afhankelijk zijn van de kapitaalmarkt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Asimons. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.72. You're not tied to anything after your purchase.