gebiedsontwikkelings beleid
College 1: Introductiecollege en analyse stedelijk gebied deel 1
De wereldbevolking groeit (vooral in ontwikkelingslanden):
- Groei bevolking steden en stedelijke omgeving
- Circa 45% van de bevolking woont in een stedelijke omgeving
- 30% van de bevolking woont nabij stedelijke omgeving
Stedelijk samenleven:
De belangrijkste verschillen tussen dorp en stad hebben betrekking op de bewoners,
voorzieningen en de inrichting van het grondgebied. Korte typering van:
1. De stedelijke bevolking: heterogeen/ veel diversiteit. In een dorp is die diversiteit van
oudsher kleiner.
2. De stedelijke voorzieningen: veelzijdig, divers en van hoog niveau. Voorzieningen
trekken ook bezoekers van buiten de stad.
3. Het stedelijke grondgebied: klein grondgebied m.b.t aantal mensen.
Een stad is te typeren in twee delen:
1. Fysieke werkelijkheid: afgebakende grondstuk met daarop de bebouwing en de
fysieke omgeving van die bebouwing.
2. Sociale werkelijkheid: binnen het fysieke domein leven bewoners met elkaar samen.
Hoe bewoners samen wonen.
Straatman:
Fysieke- en sociale realiteit van de stad beïnvloeden elkaar.
Veiligheid heeft direct effect op fysiek als sociaal domein.
Kwaliteit van de fysieke omgeving bepaalt welke personen er
wonen.
Met alleen huize bouwen wordt een wijk niet gered, ook
werkloosheid en armoede moet worden aangepakt.
“Hoe diverser de stedelijke omgeving, hoe groter de diversiteit van
de problemen.”
“Als er geen mensen kunnen wonen met een lager inkomen, dan
worden bepaalde banen niet vervuld.”
Jane jacobs: een straat in de basis om van A naar B te gaan. Een goede openbare ruimte
wordt voor meer gebruikt dan alleen van A naar B te gaan.
4 fysieke voorwaarden van Jane:
1. Gemengd gebruik: verschillende mensen op verschillende tijden naar de wijk komen.
2. Korte smalle blokken: niet te groot en lomp (variatie).
3. Oude en nieuwe gebouwen in verschillende staten van onderhoud door elkaar:
verschil in gebouwen zorgt voor verschil in doelgroepen.
4. Voldoende dichtheid: hoe dichter de stad, hoe actueler deze uitgangspunten werken.
Voorwaarden voor de werking van een stad: safety, contact en assimilating children.
,Voorwaarden voor stedelijke diversiteit: gemengd gebruik, kleine en smalle blokken,
gebouwen van verschillende leeftijden en staat van onderhoud en dichtheid.
Samenvatting:
Straatman: Het sociale domein bestaat uit sociaal-economisch-cultureel. Veiligheid werkt op
alle onderdelen. Meer gericht op feiten.
Jane Jacobs: Veiligheid belangrijk hoofdbestanddeel in sociaal domein. Benadert in het
sociale domein vanuit contact en ruimte voor kinderen. Meer gevoelsmatig.
Overlap: zit in het sociale domein: het belang wat beide hechten aan veiligheid en de
denkstrategie erachter, namelijk dat het fysieke en sociale domein elkaar beïnvloeden.
Het GWL-terrein in Amsterdam
Voormalig industriegebied, bedrijvigheid vertrokken. In jaren ‘90 is het ontwikkeld.
Kenmerken:
- Oud en nieuw door elkaar.
- Korte en smalle blokken
- Veel hoeken, groen, plein, water, functiemenging, wonen, werken (veel aandacht
voor groen en afwatering).
- Hoge dichtheid, autovrije wijk
- Hoge mate van veiligheid (geen auto’s, veel functiemenging).
- De wijk wordt omsloten door twee grote gebouwen (geen korte smalle woonblokken).
Komt door drukke weg.
College 2: gebiedsontwikkeling beleid in vogelvlucht en beleid en zijn beleidsprocessen
Stedelijke herstructurering en stedelijke vernieuwing:
Vernieuwing: opnieuw beginnen
Herstructureren: zoekt naar dialoog (aanpassen)
Stedelijke vernieuwing: door bouwen sleutelen aan hoe mensen leven.
Social engineering: fysieke maatregelen die als doel hebben sociale problemen in de steden
oplossen.
Pruitt-Igoe flats in Saint-Louis (extreem stedelijke vernieuwing): flats net gebouwd,
doelgroep veranderde, hele gebouwen weer gesloopt om opnieuw te beginnen.
, Stadsvernieuwing, PCG-beleid en sociale vernieuwing:
Stadsvernieuwing in de jaren ‘60:
Amsterdam, Rotterdam en Den Haag luiden de noodklok. De problemen van de openbare
orde en veiligheid dreigen de stadsbesturen boven het hoofd te groeien. Er ontstonden
financiële problemen in steden. Om de problemen aan te pakken was het eerst zaak om de
bestuurlijk-financiële problemen op te lossen. Het rijk ging decentraliseren.
Herstructurering:
- Saneren verkrotte stadsdelen
- Sloop- nieuwbouw economische functies
- Weinig aandacht voor bewoners en sociale problematiek
Stadsvernieuwing in de jaren ‘70:
Begin gemaakt aan stadsvernieuwingsbeleid. De doelstellingen hadden een sociaal
karakter. Doel was het laten stijgen van de bevolking op de sociale ladder.
Kantelpunt = babyboom (jeugd wil inspraak).
Werd een technische operatie (veel sloop, renovatie en nieuwbouw): Woonkwaliteit nam toe,
sociale problemen bleven.
Stadsvernieuwing in de jaren ‘80:
Probleemcumulatiegebiedbeleid (PCG-beleid) werd ontwikkeld. Een gebiedsgerichte aanpak
(30 wijken). Moest meer sociaal zijn dan stadsvernieuwingsbeleid. Sociale achterstanden
weg nemen.
Sociaal-economisch verbeterde niet, wel fysiek verbeteren: gebouwen goed onderhouden.
Stadsvernieuwing in de jaren ‘90:
Sociaal vernieuwingsbeleid. Het doel was ook het wegnemen van sociale achterstanden.
Het richtte zich op:
- Emancipatie stadsbewoners door werkgelegenheids- en scholingsprojecten.
- Versterken van de sociale cohesie in kwetsbare stadsbuurten.
Verdere decentralisatie. De verkokering op rijksniveau was een belangrijke oorzaak van de
stagnatie (trage economische groei). Het beleid bleef richten op de fysieke aanpak van de
steden: inspraak en participatie wordt steeds belangrijker (rijk gaf eerst leiding vanaf
bovenaf).
Het Grotestedenbeleid (1994-2009):
Toestand in de grote steden nog steeds niet rooskleurig. Economische ontwikkeling en
werkgelegenheid bleven sterk achter bij de rest van Nederland. Er waren drie perioden van
GSB-beleid (elk bestaat 5 jaar):
- Wisseling beleidsperspectief van herstructurering naar sociale stijging van de
bewoners van achterstandswijken.
- Doelstelling= positie van de steden versterken en om tweedeling binnen steden langs
sociaal-economische, maatschappelijke en etnische lijnen te voorkomen.
- 3 pijlers: economie, sociaal en (later) fysiek.
Het grotestedenbeleid I (1994-1998):
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilsegiezeman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.