Dit is een duidelijke overzichtelijke samenvatting, waarmee je ontzettend goed bent voorbereid voor het tentamen!
Door deze samenvatting heb ik een 7,7 gehaald :)
Hoofdstuk 1
1943: 2e wereldoorlog is de start geweest van de ontwikkeling van de 1e elektronische computer.
-> Elektronische computer werd namelijk in productie genomen door de Britten om het Duitse
berichtenverkeer te ontcijferen.
- Behoefte aan machines om snel codes te kraken en hiervoor het vele tijdrovende werk te
doen.
- Ontcijferen en kraken van codes werd eerst door de mensen zelf gedaan.
- Omslachtig -> daarom informatie geautomatiseerd verwerken.
Vanwege de Koude Oorlog werden alle computers vernietigd om te voorkomen dat de technologie
in de verkeerde handen zou vallen; hierdoor viel veel kennis weg.
Impuls in technologie:
- Race naar de maan.
Mainframes: grote computers, waar 100 tot 1000en gebruikers gelijktijdig konden werken. (Vooral
banken en airlines).
- Medewerkers hadden een terminal die verbonden was met het mainframe, waar alle data
en software op stond.
- Terminal: beeldscherm met toetsenboord en had geen harde schijf, data of software.
Dus kon alleen software en date laten zien van de mainframe.
- Tegenwoordig: de cloud (wel verbinding met internet nodig).
Device: ieder apparaat waarmee we ergens in een computernetwerk of toegang tot een
internetwerk kunnen hebben.
*Ook social media; alle data (bestanden, teksten, fotoś en video's) worden dus niet door een persoon
of bedrijf zelf beheerd, maar staan in de cloud.
Jaren '70; eerste computers die zelfstandig handelingen konden verrichten, omdat ze een processor
hadden + een harde schijf.
- Processor: een stuk hardware dat bepaalde basisbehandelingen kan verrichten en de
instructies van programma's uit kan voeren.
- Harde schijf: een onderdeel waarop informatie opgeslagen kon worden (het geheugen).
Door de Koude Oorlog (SU en VS) ontstond de basis van het internet.
1. Satelliet werd in de ruimte gelanceerd door SU.
2. VS was verrast en voelde zich bedreigd door deze technologische voorsprong.
3. VS ging ARPA oprichten:
Ontwikkelde een efficiënte manier voor universitaire instellingen, die elkaars
computersysteem wilde gebruiken.
Gegevens werden opgesplitst in kleine digitale pakketjes en deze pakketten
werden individueel via de beste route naar de eindbestemming gestuurd.
Op de eindbestemming werden de digitale pakketjes weer samengesteld tot
het oorspronkelijke bericht.
Door dit concept werd het systeem minder gevoelig voor onderbrekingen in
het netwerk.
Standaard protocol werd uitgewerkt om verschillende netwerken via het APRANET
te laten communiceren: TCP/IP (Transmission Control Protocol/Internet Protocol).
, Protocollen: afspraken/regels die ervoor zorgen dat de techniek werkt.
TCP/IP: verzameling van protocollen die het verzenden van data over
internet mogelijk maakt.
▫ = nog steeds de basis van de communicatie op internet.
Hypertext: speciale vorm van digitale tekst.
Hyperlinks: verwijzingen naar de inhoud. Hiermee kunnen bestanden worden binnengehaald.
= is een snelkoppeling naar andere pagina's op je site of ergens anders op internet.
Website: een verzameling van gerelateerde webpagina's, inclusief multimedia-inhoud, meestal
geïdentificeerd met een gemeenschappelijke domeinnaam en gepubliceerd op ten minste één
webserver. (Website kan uit duizenden webpagina's bestaan.)
1986 werd de 1e NL server aangesloten en daarmee kwam dus de 1e NL-domeinnaam.
Hierdoor kreeg het internet een boost (voor veel mensen moet er namelijk een direct voordeel zijn):
1. Service providers
Bedrijven die consumenten tegen betaling toegang geven tot het internet.
2. Invoering World Wide Web (WWW)
Hierdoor konden teksten en figuren makkelijk via internet overgebracht worden.
3. Zoekmachine & browser
4. XS4ALL als eerste internetprovider in NL
Eerste bedrijf dat iedereen toegang gaf tot het internet.
5. Online winkels
6. Monica Lewinsky
Kreeg een affaire met de president en de verslagen van de rechtszitting waren direct
beschikbaar via internet. Hierdoor indruk van nieuwe mogelijkheden; snelheid en
openbaarheid.
7. Sociale netwerk (berichten sturen naar elkaar)
8. Princes Diana, Princess of Wales
Kregen een dodelijk ongeluk, zorgde voor veel roddels, geruchten en (nep)foto's op
het internet, waardoor het gebruik van internet werd gestimuleerd.
9. Internetbankieren en de MP3
10. Draadloos internet (WIFI)
11. Wikipedia en weblogs
12. Sociale media
13. Juridische problemen
Wordt veel wet- en regelgeving gemaakt wat betreft privacy en rechtsbescherming.
14. Second screens
Smartphones en tablets & de ontwikkeling van apps voor mobiele devices.
15. Social media opgenomen in websites ('social' wordt van steeds groter belang op internet)
16. Toenemend aantal (privacy) conflicten en wetgeving
Met nieuwe wetgeving wordt er geprobeerd om te gaan met (online) data van
consumenten beter te reguleren. Wereldwijd veel rechtszaken wat betreft privacy,
data-lekken en fake op social media.
17. Internet of Things (IoT)
Steeds meer apparaten hebben toegang tot het internet en de impact op ons
dagelijks leven neemt enorm toe (lampen, magnetron, koelkast).
Roaming
,Roaming tarieven: telecom-aanbieders hebben onderling afspraken gemaakt over de tarieven voor
het gebruik maken van elkaars netwerken.
-> Bijvoorbeeld: als je telefoon in het buitenland verbinding probeert te maken met het lokale
netwerk, want de verbinding met je eigen provider/netwerk is niet mogelijk.
-> In Europa geen extra kosten voor roaming, zodat het een boost geeft voor het gebruik van
internet en apps in het buitenland.
Net neutraliteit
= het principe dat internet-providers alle gegevens op internet gelijk behandelen.
Ze zullen niet discrimineren of anders veranderen op basis van gebruiker, inhoud, regio etc.
Dit voorkomt internetproviders van een internationale block, vertragingen of geld wisselen
voor specifieke websites en alleen voor de inhoud.
Ze kunnen YouTube niet vertragen vanwege het enorme datagebruik.
In veel Europese landen wordt dit afgedwongen via de overheid.
Internet
Een wereldwijd infrastructureel netwerk van computers, servers, routers en andere devices,
gebaseerd op algemene normen en vastgelegde technieken en standaarden.
-> een infrastructuur waarop verschillende activiteiten mogelijk zijn.
Door internet ontwikkelingen in communicatie:
1: One-to-many (massamedia)
- Bedrijven communiceren via hun website informatie naar iedereen die het maar wil zien.
Één grote website met dezelfde informatie voor iedereen.
2: One-to-few (gesegmenteerde media)
- Bedrijven kunnen de boodschap gericht naar een groep mensen of naar individuen sturen.
Websites zijn specifiek ingericht op bepaalde groepen/niches in de markt.
3: One-to-one (persoonlijke media)
- Door discussieplatforms/profileren kunnen bedrijven gericht één-op-één communiceren met
consumenten. Websites en social media worden steeds meer per persoon ingericht.
4: Many-to-many (social media)
- Bedrijven en individuen delen informatie, mening, foto's etc op het web. Consument is niet
alleen gebruiker, maar maakt ook zelf content (YouTube en Instagram bijvoorbeeld).
5: Few-to-few (social media, internet)
- Webpagina's worden persoonlijker en het is mogelijk om privégroepen te maken. Zo
ontstaan er steeds meer kleine, gesloten eenheden en hierdoor is er meer privacy.
Belangrijkste ontwikkeling: consument speelt, dankzij het internet, zelf een rol als medium, retailer
of producent.
Browser
Software pakketten die geschikt zijn om HTML files te tonen, te navigeren over het internet en een
groot aantal andere functies.
-> Een onderdeel zoals WWW is te gebruiken via de browser. Net zoals e-mail en chat.
, Computers zijn fysiek met elkaar verbonden via bekabeling. De belangrijkste verbindingen op
internet worden gevormd door glasvezelkabels, die op de oceaanbodem liggen en van continent
naar continent lopen. (Belangrijkste kabel in NL komt aan in Beverwijk en heet AC-1.)
Internet is organisch; door technologische ontwikkelen verandert en ontwikkelt het internet zich
steeds verder.
Er is niet iemand de 'baas' over het internet, maar er zijn wel protocollen over het gebruik.
- Hierdoor is het moeilijk om iemand van het internet te verwijderen.
Web 1.0 = het web van de documenten (bijv. Online folders).
Web 2.0 = het web waarbij interactie plaatsvindt met gebruikers (bijv. Social Media).
Web 3.0 = het "intelligente" web is de 3e fase in de ontwikkeling van internet (vervolg van web 2.0).
- Gepersonaliseerde content
TCP/IP = verzamelprotocol
1. Zorgt voor de communicatie tussen computers in netwerken, zoals internet.
2. Regelt dat alle informatie die verstuurd wordt (foto's, tekst etc) wordt opgedeeld in kleine
pakketjes data.
a. Alle pakketjes volgen hun eigen route over internet -> verloopt via tussenstations ->
na aankomst worden de pakketjes weer samengevoegd.
Iedere computer (met toegang tot internet) moet een uniek adres hebben -> IP-adres.
o IP-adres: een uniek nummer waarmee een apparaat bekend staat en waarmee het
toegang heeft tot internet.
Iedere aanbieder van informatie moet via zo'n adres te vinden zijn -> domeinnamen.
o Domain Name System: zet IP-nummers om in herkenbare namen.
Routing = structuur van internet bij het versturen van al die pakketjes.
Backbone = deel van het bekabelingsnetwerk dat complete netwerken met elkaar verbindt.
- Kunnen bulkhoeveelheden data vervoeren.
- Hieraan zitten weer netwerken gekoppeld, die zorgen voor de toegang van internet.
o Bijvoorbeeld: bij een backbone gaat het om nationale en internationale netwerken
-> hieraan kunnen lokale netwerken gekoppeld worden, zoals per regio.
LAN: Local Area Network = zijn computers binnen bedrijven die met elkaar verbonden zijn.
- Bijv: printers delen, toegang tot gedeelde bestanden en toegang tot internet hebben.
- Binnen een LAN kan je rechten toekennen aan gebruikers, bestanden afschermen of
handelingen verbieden/beperken.
Client/server model
- Server is permanent beschikbaar en reageert.
- Server wacht op een verzoek van de klant en de klant-computer communiceert met de
server.
- Bijv: e-mail en WWW (World Wide Web)
- Overheid en justitie hebben grip op het systeem en op verspreiding van informatie.
Peer-to-peer netwerk (P2P)
Een netwerk op basis van gelijkwaardigheid van de verschillende aangesloten computers.
- Alle deelnemende computers zijn in staat om acties te starten en te beëindigen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller romeevandenbrink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.