Fenotype: de waarneembare eigenschappen van een individu.
Genotype: de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een individu.
Een mens heeft in een lichaamscel 23 paar chromosomen (2n): 22 paar autosomen en één paar
geslachtschromosomen. Chromosomen die gelijk van lengte en vorm zijn, heten homologe
chromosomen. Een karyotype/karyogram is een rangschikking van chromosomen.
Een gen is een deel van een chromosoom dat de erfelijke informatie bevat voor (een deel van)
erfelijke eigenschappen. Een allel is een variant van een gen. Een DNA-molecuul is opgebouwd uit
aan elkaar gekoppelde nucleotiden, die bestaan uit een fosfaatgroep, desoxyribose en een
stikstofbase. De verschillende stikstofbasen zijn adenine (A), thymine (T), cytosine (C) en guanine (G).
Ze zijn met elkaar verbonden en vormen vaste paren: A met T en C met G (basenparing).
DNA-sequentie is de specifieke volgorde van stikstofbasen.
Als genen worden
aangezet en tot uiting
komen, heet dat
genexpressie. Als genen
uit staan, heet dat
inactivatie. Alle DNA-
moleculen in een cel
noem je het genoom
van een organisme.
Het fenotype wordt bepaald door het genotype en door milieufactoren. Modificaties zijn
veranderingen in het fenotype. De informatie in de chromosomen verandert hierbij niet en wordt
niet doorgegeven aan nakomelingen.
// Basisstof 2 – Genenparen
Locus: plaats van een gen in het chromosoom. In lichaamscellen komen genen in paren voor, in
geslachtscellen enkelvoudig.
Homozygoot: het genenpaar voor een eigenschap bestaat uit twee gelijke allelen. Heterozygoot: het
genenpaar voor een eigenschap bestaat uit twee ongelijke allelen. Het dominante allel komt altijd
tot uiting in het fenotype. Het recessieve allel komt alleen tot uiting in het fenotype als er geen
dominant gen aanwezig is. Personen die heterozygoot zijn, zijn drager van de recessieve eigenschap.
Een onvolledig dominant allel is een recessief allel dat bij een heterozygoot individu een beetje tot
uiting komt in het fenotype. Bij een intermediair fenotype komen beide allelen van een allelenpaar
in een mengvorm tot uiting in het fenotype. Bij codominantie komen beide allelen volledig tot uiting
in het fenotype.
Door geslachtelijke voortplanting
ontstaan nieuwe combinaties van
allelen: recombinatie. Dit vindt plaats
tijdens meiose I waarbij chromosomen
van een chromosomenpaar uiteen
gaan en geslachtscellen ontstaan met
2n verschillende genotypen. Zo
ontstaan een grote genetische variatie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maykevankollenburg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.