100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Oefentoets parlementaire democratie met antwoorden $4.83
Add to cart

Exam (elaborations)

Oefentoets parlementaire democratie met antwoorden

 2 purchases
  • Course
  • Level

Een oefentoets van thema parlementaire democratie Maatschappijleer VWO 4 met antwoorden.

Preview 3 out of 18  pages

  • March 9, 2023
  • 18
  • 2021/2022
  • Exam (elaborations)
  • Questions & answers
  • Secondary school
  • 4
avatar-seller
MEERKEUZEVRAGEN ZONDER BRON

1. Verschil en verdraagzaamheid

1. Een pluriforme samenleving is een 5. Welke zin vat het beste de betekenis
samenleving waarin: samen van het begrip ‘morele
A. mensen van verschillende sociale geografie’?
klassen, godsdiensten en A. Voor de moraal van mensen maakt
levensstijlen samenleven. het uit of ze wel of niet in bergachtig
B. mensen van verschillende sociale gebied wonen.
klassen samenleven. B. Het dicht op elkaar leven op een
C. mensen van verschillende sociale klein grondgebied beïnvloedt hoe
klassen en godsdiensten mensen met elkaar omgaan.
samenleven. C. De mate waarin mensen zich zorgen
D. mensen van verschillende maken over de staat van de natuur.
godsdiensten en levensstijlen D. Of een gebied wel of niet rijk is aan
samenleven. grondstoffen beïnvloedt hoe mensen
met elkaar omgaan.
2. In historische beschrijvingen van
Nederland komen de volgende 6. Kenmerkend voor Nederland sinds de
kenmerken vaak naar voren: onafhankelijkheid in 1648 was een
A. Rationaliteit en verlangen naar zekere mate van verdraagzaamheid.
ordening. Deze tolerantie was allereerst gebaseerd
B. Geldingsdrang en vrijheidsdrang. op een:
C. Directheid en vrijheidsdrang. A. keuze uit medemenselijkheid.
D. Vrijheidsdrang en verlangen naar B. pragmatische keuze.
ordening. C. dogmatische keuze.
D. principiële keuze.
3. De opstand van Nederland tegen Spanje
in de zestiende eeuw kwam in de eerste 7. Gedogen is:
plaats voort uit de wens om: A. iets dat eigenlijk verboden is toch
A. een eigen land te vormen. toelaten.
B. de autonomie van de afzonderlijke B. iets wettelijk toestaan, maar slechts
provincies te verdedigen. in beperkte mate.
C. de koloniale gebieden van Spanje in C. iets wettelijk toestaan, maar het wel
te lijven. ten zeerste afkeuren.
D. weer in het Algemeen Beschaafd D. iets wettelijk toestaan, maar er
Nederlands (ABN) te kunnen allerlei voorwaarden aan verbinden.
communiceren.
8. Naar onze huidige maatstaven was de
4. In de Nederlandse Republiek in de vrijheid in Nederland in de zeventiende
zeventiende en achttiende eeuw: en achttiende eeuw beperkt. Dat bleek
A. hoorden protestanten er niet echt bij. uit het feit dat:
B. mochten protestanten geen A. Joodse mannen niet met een
bestuursfuncties bekleden. christelijke vrouw mochten trouwen.
C. hoorden katholieken er niet echt bij. B. Joodse vrouwen niet met een
D. bestond geen vrijheid van geweten. christelijke man mochten trouwen.
C. synagogen niet waren toegestaan.
D. protestanten geen deel mochten
uitmaken van het politieke bestuur.

, 9. Dat vluchtelingen in de zeventiende en 11. Met welk begrip wordt de Nederlandse
achttiende eeuw bovengemiddeld veel traditie van conflictoplossing aangeduid?
vrijheid vonden in Nederland, is: A. Polarisatiedemocratie.
A. een mythe. B. Hegemoniedemocratie.
B. waar, maar nauwelijks in historische C. Pacificatiedemocratie.
beschrijvingen terug te vinden. D. Homogeniteitsdemocratie.
C. onbekend.
D. een feit.

10. Bijzonder aan Nederland in de
zeventiende en achttiende eeuw was:
A. de vrijheid om boeken te publiceren.
B. de felle bestrijding van schuilkerken.
C. dat principes bij het drijven van
handel zwaarder wogen dan het
profijt.
D. het verbod op handel drijven met
Joden.

, 2. Cultuur en identiteit

1. Cultuur: 5. Cultuur:
I. ordent het gedrag van mensen. A. is per definitie een sociaal
II. draagt bij aan je identiteit. fenomeen.
III. zorgt voor een gemeenschappelijk B. is statisch.
referentiekader. C. is wat leden van een groep of
samenleving als opgelegd
A. Alleen I is juist.
beschouwen.
B. I en III zijn juist.
D. staat los van jouw individuele
C. II en III zijn juist.
persoonlijkheid.
D. I, II en III zijn juist.
6. Wat is een voorbeeld van een informele
2. Welke uitspraak of uitspraken over
positieve sanctie?
subcultuur is/zijn juist?
A. Een moeder die haar dochter 10
I. Een subcultuur wordt gevormd door
euro geeft voor haar mooie rapport.
mensen die op bepaalde onderdelen
B. Een moeder die haar zoontje een tik
afwijkende normen en waarden hebben.
geeft.
II. Wanneer jongeren zich van anderen
C. Een moeder die haar dochter een
onderscheiden in uiterlijk, mode en
mobieltje voor haar verjaardag geeft.
opvattingen, maken zij deel uit van een
D. Een moeder die voor haar zoon de
tegencultuur.
kosten van levensonderhoud betaalt.
A. I is juist, II is onjuist.
B. I is onjuist, II is juist. 7. In welke situatie is er sprake van een
C. I en II zijn beide juist. formele negatieve sanctie?
D. I en II zijn beide onjuist. A. De medische tuchtraad berispt een
arts.
3. Welke uitspraak over referentiekader is B. Een meisje duwt op een feestje een
juist? aangeschoten jongen van zich af.
A. Dit kader bestaat uit normen, C. De beheerder van een Whatsapp-
waarden en gedragingen. groep verwijdert een pestkop uit de
B. Hoe diverser de kaders, hoe groepsapp.
eenvoudiger het samenleven. D. Een vader legt zijn zoon huisarrest
C. Dit kader wordt iedere vier jaar op.
opnieuw vastgesteld.
D. Dit kader is bij vrouwen veelzijdiger 8. Socialisatie:
dan bij mannen. A. neemt af naarmate je volwassen
wordt, en eindigt op een gegeven
4. I. Kenmerken van andere subculturen zijn moment helemaal.
terug te vinden in de Nederlandse B. begint met internalisatie.
samenleving. C. vindt op groepsniveau plaats, niet op
II. Subculturen beïnvloeden de individueel niveau.
Nederlandse dominante cultuur. D. vindt plaats door je gedrag en
A. I is juist, II is onjuist. opvattingen te spiegelen aan die van
B. I is onjuist, II is juist. anderen.
C. I en II zijn beide juist.
D. I en II zijn beide onjuist.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller larsclaesen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.83. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

65507 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$4.83  2x  sold
  • (0)
Add to cart
Added