Verbale of non-verbale interactie:
- Verbale interactie: communicatie met woorden of schrift.
- Non-verbale interactie: communicatie met gezichtsuitdrukking, lichaamstaal of
gebaren.
Menselijke interactie: de manier waarop mensen onderling handelen, op elkaar
reageren en elkaar bewust en onbewust beïnvloeden.
De 5 soorten interacties:
- Uitwisseling/ sociale ruil = mensen die relaties met elkaar aangaan omdat ze er
iets uithalen.
- Samenwerking = meerdere mensen die streven naar een gemeenschappelijk
doel.
- Conformiteit = gedrag in overeenstemming met het verwachtingspatroon.
- Machtsuitoefening = een persoon met een bepaald doel die verplicht is om
andere te helpen.
- Conflict = mensen met tegenstrijdige doelen of belangen.
Factoren die gedrag beïnvloeden:
Interne factoren:
- Biologische factoren -> geslacht/afkomst/kleur.
Factoren binnen het individu zelf, biologisch of genetisch bepaald.
- Cognitieve factoren -> geheugen/denken/concentratie.
Vermogen en vaardigheden, zoals waarnemen en bewustzijn.
- Psychodynamische factoren -> geestelijk.
Ontwikkelingsprocessen op geestelijk vlak, spelen zich voortdurend in jezelf af.
Door het achterhalen van gevoelens en behoeften krijg je zelfinzicht.
, - Leerprocessen -> nieuwe vaardigheden opdoen.
Elke keer dat we geconfronteerd worden met iets nieuws, leren we daar bewust
of onbewust iets uit.
Externe factoren:
- Sociaal-culturele factoren -> normen/waarden van een land.
Factoren die met de cultuur en sociale normen en waarden van een land te
maken hebben.
Aanleren van gedrag:
- Klassieke conditionering (Pavlov):
Vorm van leren-stimuleren-reflex: gebeurt door een neutrale prikkel te koppelen
aan een stimulus die leidt tot een reflex.
Bv: hond heeft honger -> hond ziet voer -> hond kwijlt.
- Operante conditionering (Skinner):
Gedrag positief/negatief veranderen: proces waarin het gedrag van de mens
veranderd, als gevolg de consequenties die dat gedrag heeft.
Bv: duif zit in kooi -> krijgt over lange periode geen eten -> zorgt ervoor dat het
allerlei gedrag gaat vertonen zoals fladderen of rondjes lopen.
- Leren door observatie (Bandura):
Observeren/leren door na te doen: het waarnemen van het gedrag van een
ander, het onthouden daarvan en het later zelf te doen.
Bv: jongste broer zag dat oudere broer gestraft werd na het nemen van een
koekje zonder toestemming -> jongste broer neemt geen koekje zonder
toestemming.
- Inzichtelijk leren (Köhler):
Verband/probleem oplossen: het plots vatten van een nieuw verband tussen
dingen en zo een probleem oplossen.
Bv: dromen van de juiste beslissing te nemen of een oplossing om toe te passen.
, Factoren die menselijke interactie beïnvloeden:
- Zelfbeeld = zit in je hoofd en ontstaat door gebeurtenissen die je hebt
meegemaakt, wat anderen over je zeggen en wat je doet.
- Sociale perceptie = we vormen onmiddellijk een algemeen beeld over mensen
die we ontmoeten. We beslissen razendsnel wat voor mensen het zijn, wat ze
voelen en wat ze vermoedelijk zullen doen.
- Context = om te kunnen bepalen wat er gebeurd, moeten we zicht hebben op de
context waarbinnen de interactie plaatsvindt. Bepaalde verwachtingen over wat
er hoort te gebeuren en over hoe mensen met elkaar om kunnen gaan.
- Cognitie = Kenvermogen en denkvermogen dus mentale processen die te maken
hebben met kennis, verwerven en informatie begrijpen.
Sociale attributietheorie:
Attributie = het leggen van rechtstreekse verbanden tussen waargenomen gedrag en
persoonlijkheid.
Attributietheorie = theorie binnen de psychologie die beschrijft hoe mensen het gedrag
van zichzelf/andere koppelen aan oorzaak en gevolg.
Interne attributie = dispotionele factoren: oorzaken liggen binnen de betrokkene.
Bv: ik ben niet geslaagd bij turnen omdat ik niet snel genoeg kan lopen.
Externe attributie = situationele factoren: oorzaken liggen buiten de betrokkene.
Bv: ik heb mijn bus gemist omdat hij te vroeg was.
Attributiefouten:
- Fundamentele attributiefout = de neiging om gedragingen van anderen toe te
schrijven aan hun persoonlijkheid.
- Halo-effect = de neiging om iets negatief te beoordelen, gebaseerd op 1 positief
aspect.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hellenvanderveken. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $13.39. You're not tied to anything after your purchase.