100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Geld, ISBN: 9789086598250 Monetaire economie (MonEc-2223) $12.32
Add to cart

Summary

Samenvatting Geld, ISBN: 9789086598250 Monetaire economie (MonEc-2223)

 28 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het Boek geld. Samenvatting bevat uitleg over verbanden, begrippen en rekenvoorbeelden.

Preview 3 out of 30  pages

  • Yes
  • March 10, 2023
  • 30
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Monetaire economie

Hoofdstuk 2: Banken en hun zaken

De banken zorgen ervoor dat er giraal geld in omloop is. De definitie is zeer wisselend, en daarom kijken je naar de taken en
diensten.

De banken zorgen ervoor dat geld productiever is. De overschot mensen geven het geld aan de bank, en de bank levert het geld
aan de mensen die een tekort hebben.
- Inlegger heeft kennelijk geen productieve bestemming voor zijn geld. De inlener wel (bv winkel kopen)
- Inlener kan nu al profiteren van zijn bestemming zonder ervoor te hoeven sparen (bv hypotheek)

Bancaire taken:
1. Zorgen voor chartale en girale betalingsverkeer.
Chartaal is cash, biljetten en munten.
Giraal is onze betaalrekening.
Als wij geld opnemen, je haalt geld van je girale rekening af, en krijgt chartaal geld.
De bank verkoopt dus bankbiljetten aan jou, en je betaalt de bank door geld van je rekening af te halen.
De munten worden gemaakt door de overheid, en de centrale bank zorgt voor de bankbiljetten. De bank betaalt deze
bankbiljetten doormiddel van de kasreserve.

2. Intermediair tussen mensen of bedrijven met overschot en tekort
Rechterkant van de balans:
o Overschothuishouding
o Crediteur
o Zet er geld op
o Bedrijven en mensen die geld hebben en niet weten wat ze er mee moeten. Ze geven het even aan de bank.
o Hier komt het geld erin, voor een bank.
o Hier wordt gespaard.
o Korte looptijd. Dat zie je ook, je krijgt nu bijna geen rente meer op je spaargeld.

Linkerkant van de balans
o Tekorthuishouding
o Debiteur
o Leent van de bank
o Bedrijven en mensen die geld nodig hebben. (Gezinnen kopen een huis en bedrijven investeren)
o Hier gaat het geld eruit, voor een bank.
o (Overheidstekort, buitenland heeft te kort)
o Lange looptijd. Je moet nu ook veel rente betalen bij het lenen van geld.

Directe financiering -> zonder de bank en beleggingsfonds (geld lenen van je ouders). Is enorm risicovol. Ook met crowdfunding
of kredietunies.
Indirecte financiering -> overschot huishouding gaat naar een intermediaire instelling, en dat gaat door naar de te kort
huishouding. Hierbij kan een beleggingsfonds worden ingezet. Dit is met aandelen, obligaties, vastgoed of goud. De
tekorthuishouding koopt deze aandelen of obligaties.
- Gesloten beleggingsfondsen = staat voor een lange tijd vast.
- Open fonds = ieder moment kan je het verkopen.
Bij een beleggingsfonds krijg je geen rente maar dividend.

Overschothuishouding brengt geld naar de bank -> je krijgt daar een vaste vergoeding voor terug -> het geld gaat naar de
tekorthuishouding (krediet) -> de tekorthuishouding moet rente betalen aan de bank (rentebaten) -> de bank moet ook rente
teruggeven aan de overschothuishouding (rentelasten).

Gevolgen geld uitleveren door de overschothuishouding:
- De spaarder heeft geen last van waarde schommelingen van de kredietportefeuille (als de lener niet kan terugbetalen
aan de bank).
Bij een faillissement van een bank krijg je altijd met zekerheid je spaargeld terug, dit komt door de
depositogarantiestelling. De aandeelhouders lopen wel risico, omdat hiervoor de koerswinst en dividenduitkering nog
betaald wordt.
- De spaarder heeft geen profijt van een goed resultaat van de bank, de waarde staat al vast.

, 3. Bank neemt risico’s van de overschotten over
Bij indirecte financiering is er een bank tussen, zij nemen dan de risico’s over.
- Krediet- of debiteurenrisico
De overschothuishouding geeft geld aan de bank -> de bank leent dit geld uit aan de tekorthuishouding.
Hierbij is het risico dat de inlener niet kan terugbetalen. De overschothuishouding krijgt het geld dan niet terug.

- Liquiditeits-/ opvraagbaarheidsrisico
Als de inlener het geld dus heeft geleend, en dit geld vastzet in middelen zoals vastgoed en machines (dus je koopt daar
dingen van). Hierdoor kunnen zij het geld niet nu al teruggeven, maar bijvoorbeeld pas over 10 jaar.
Deze middelen zijn illiquide -> je kan ze niet zo gelijk omzetten in geld.

De bank zorgt er dus voor dat de overschothuishouding elk moment het geld kan terugkrijgen, en vangt dit risico op.
Ook bieden zij de tekorthuishouding de mogelijkheid om langer het geld te lenen.

4. Transformatiefunctie
- Transformatie van omvang.
De rechterkant heeft kleine inleggingen (bedragen).
De linkerkant heeft grote uitleningen (bedragen).
De bank veranderd dus de kleine bedragen naar grote bedragen.
- Transformatie van plaats
Het geld komt erin, is op een andere plaats, dan waar het heen moet.
Ik geef de bank in Wassenaar geld. En iemand uit Eindhoven leent mijn geld, omdat zij/hij dat hard nodig heeft.
- Transformatie van looptijd
Het geld komt erin met een korte looptijd (rechterkant).
Het geld wat uitgeleend wordt is met een lange looptijd (linkerkant).
Dit is het liquiditeitsrisico dat nu wordt voorkomen.
- Transformatie van risico:
Valuta risico -> de wisselkoersen kunnen veranderen.
Rente risico -> de rentestanden kunnen wisselen.
Oplossing: je kunt de koers en rente vastzetten.
De bank zorgt er dus voor dat de meeste risico’s worden opgelost.

5. Geldscheppingsfunctie
Als je geld uitleent, krijg je een tegoed van de bank. De bank moet jou betalen.
Als je geld leent, dan moet je terugbetalen aan de bank. Jij moet de bank betalen.
Dit is wederzijdse schuldaanvaarding, je moet beide aan elkaar betalen.

Primaire bank = brengen giraal geld in omloop.
Secundaire bank = zorgt alleen voor intermediair.

Soorten banken:
- Investment bank = trekken geen deposito’s aan en verstrekken maar weinig krediet
- Zuivere spaarbanken = hebben geen betaalrekening
- Zakenbanken = doen vrijwel alles, maar hebben geen betaalrekening

- Universele banken (commerciële) = georganiseerd op aandelen en beursgenoteerd. Zoals ING of ABN Amro.
- Coöperatieve bank = geen aandeelhouders maar het eigen vermogen bestaat uit ingehouden winsten. Zoals Rabobank.
- Spaarbanken = alleen sparen. Zoals Nutsspaarbanken. (bestaat niet meer)

Soorten risico’s:
Risico vooral vanwege kredietverlening en girale betalingsverkeer. De banken nemen risico’s over.

1. Kredietrisico en liquiditeitsrisico. Als bank onvoldoende liquide middelen heeft om aan haar op vragingen te
voldoen kan bank terugvallen op Centrale bank (lender of last resort).
2. Renterisico: als rentestand verandert of de helling van de yieldcurve. Rente-ontvangsten staan voor langere tijd
vast (gebaseerd op kapitaalmarkt) rentebetalingen zijn erg variabel (kortlopende) (gebaseerd op geldmarkt).
3. Operationeel risico: fouten in de activiteiten binnen het bedrijf. Kan grote consequenties hebben vanwege rol in
functioneren economie en grote ICT. Zo mogen er dus geen storingen zijn en moet alles goed werken voor de
miljarden transacties.
4. Landenrisico (transferrisico en overheidsrisico)
5. Wisselkoersrisico (bezit en schuld in andere landen met een andere munt)

, 6. Marktrisico (over hun effecten en derivaten)

Door de bank is het financieel vermogen voor de maatschappij nodig. We moeten daar dus blij mee zijn.
Mensen ervaren het juist als niet fijn en zien de bank als boosdoener. Als zij een hypotheek hebben en een mooi huis hebben
gekocht, zien zij de kosten als een financiële last.
Hierdoor ontstaat er een nutsoptiek, de mensen vinden het normaal dat er een bank en geld is. Maar als het weg valt, is het
dissatisfiers.

De bankbalans

Passiva (rechter kant)
Geld komt binnen voor een bank. Afdeling: verkopen.
- Betalen ze rente voor

1. Saldi in rekening courant -> betaalrekening.
Hier word je salaris op gestort, daar kan je mee betalen.
De bank levert ons dat geld.
2. Spaargeld ->
= direct opvraagbaar waar je gelijk bij kan. Het is geen geld, want je kan er niet mee betalen bij een winkel bijvoorbeeld.
Het is geld bedoeld om vast te zetten en even niet uit te geven. Je kan het wel binnen een seconde omzetten in geld.
= deposito’s van korter dan 1 jaar. Spaarrekening bij de bank, de bank mag dit geld hebben en kunnen dit uitgeven.
= deposito’s van langer dan 1 jaar.
Hoe langer de looptijd, hoe hoger de rente. Ze hebben namelijk langer de tijd om dit uit te geven.
Maar je kunt als consument ook een hogere rente vragen bij een langere looptijd, want je mist een periode je geld.
3. Bankiers ->
= lororekening zijn rekeningen van de bank bij een andere bank. De ING heeft bijvoorbeeld ook een rekening lopen bij
de Rabobank, zodat ze iets snel kunnen ruilen.
= opgenomen leningen
4. Uitgegeven schuldpapier -> bank geeft zelf obligaties uit.
= obligaties
= achtergestelde schuld
= coco’s: converteerbare obligaties. Als het slecht gaat met de bank, en de solvabiliteit wordt minder, dan wordt het
omgezet in aandelen. De schuld wordt veranderd naar eigen vermogen. Dus er is een grotere buffer.
5. Eigen vermogen
= aandelen
= ingehouden winst

Activa (linker kant)
Geld gaat uit de bank, wat ze er mee doen. Afdeling: kopen.
- Krijgen ze rente voor

1. Liquide middelen -> snel om te zetten in echt geld.
= bankbiljetten (dit wordt niet gebruikt om dingen mee te kopen in een winkel, maar om te geven aan de klant bij het
opnemen van geld).
= saldo -> kasreserves van de centrale bank. De rekening courant, de betaalrekening van de bank bij de centrale bank.
= liquide effecten -> kortlopende staatsobligaties (als een bank geld uitleent aan de staat/overheid). Het is 100% zeker
dat je je geld terugkrijgt, daarom staat het op de balans alsof je het hebt, omdat ze het gelijk terug kunnen krijgen.
2. Bankiers -> rekeningen van de bank bij een andere bank.
= nostrorekeingen = banken houden geld in bij de ander bank.
= verstrekte kredieten = kredietverlening aan de andere bank.
3. Effecten -> standaard financiële producten = de obligaties + aandelen.
Banken hebben niet veel aandelen, omdat dit verboden is in ons land door de ECB. Er is belangenverstrekking, want dan
moet je altijd accepteren als er geld wordt geleend. De bedrijven en banken zijn daardoor verbonden.

4. Kredieten -> zonder onderpand (staatsobligaties) is er een hogere rente. Want je loopt meer risico, je hebt minder
zekerheid. Voorbeelden van onderpand is een gebouw of vaak een staatsobligatie. Omdat hier zekerheid in zit.
= hypotheken
= bedrijfsleningen -> met onderpand zoals een staatsobligatie of gebouw/octrooi.
= consumptief -> meestal geen onderpand, alle leningen zoals een studentenlening.
5. Illiquide activa -> de vaste bezittingen.
= inventaris -> computers en geldautomaten
= bedrijfsgebouwen
= overig

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller economiemetkim. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $12.32. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$12.32  3x  sold
  • (0)
Add to cart
Added