Bankrun
= Als klanten het vertrouwen in hun bank verliezen kan er een bankrun ontstaan. Er is sprake van een
bankrun als een groot aantal rekeninghouders van een bank tegelijkertijd hun geld op betaal- en
spaarrekeningen opneemt. Op korte termijn kunnen de langlopende bezittingen van de bank niet
verkocht worden om aan de kortlopende verplichtingen te voldoen. Voor de bank ontstaat er een
acuut liquiditeitsprobleem.
o Het depositogarantiestelsel vermindert de kans op bankruns: het geld op rekeningen bij
Nederlandse banken wordt wettelijk beschermd door de Nederlandse Depositogarantie. Als
een bank failliet gaat, krijg je jouw geld terug (tot maximaal € 100.000 per persoon, per
bank).
o Als een bank in problemen komt en er op geen enkele andere manier een redding mogelijk
is, kan een centrale bank helpen als lener-in-laatste-instantie.
o De bank moet over voldoende liquide middelen beschikken om op korte termijn te voldoen
aan opvragingen. Liquide middelen = chartaal geld waar de bank snel over kan beschikken =
kasmiddelen + tegoed bij centrale bank. Liquiditeit = kasmiddelen + tegoed bij centrale bank
korte termijn verplichtingen (rekeningcouranttegoed)
Output gap
Output gap = het verschil tussen de werkelijke productie en de potentiële productie.
, De vergelijking van Fischer (monetarist)
legt een verband tussen de geldstroom en de goederenstroom. Je kunt eruit afleiden of een toename
of afname van de hoeveelheid geld die wordt uitgegeven leidt tot een stijging van de productie of
van de prijzen.
M staat voor de hoeveelheid geld M×V=P×T
V staat voor de omloopsnelheid geldstroom↑ ↑goederenstroom
P staat voor het prijsniveau
T staat voor het aantal transacties
Omdat er sprake is van een vergelijking, moeten de twee altijd in balans zijn.
De hoeveelheid geld stijgt (M) → De prijs van appels stijgt (P).
De hoeveelheid goederen stijgt, de geldstroom verandert niet → De productie stijgt (T) en de prijs
daalt (P).
Geld wordt weggestopt en komt niet in de economie terecht → De omloopsnelheid van het geld
daalt (V) → Daling van de prijs (P).
Keynesiaanse kruis
Y = EV (= C + I + O) → evenwicht goederenmarkt S= I + (O-B) → evenwicht vermogensmarkt
I = autonoom O = onafhankelijk van inkomen
C = C0 + c(Y – B) → Consumptiequote (verband tussen inkomen en bestedingen van gezinnen)
• de autonome consumptie (C0)
• consumptie die afhankelijk is van het besteedbare inkomen (Y – B)
• Marginale consumptiequote = deel van elke extra verdiende euro uitgegeven wordt aan
consumptie. c = ∆C
∆Y
Totale bestedingen = C0 + c(Y – B) + Io + O
Keynesiaanse kruis = beschrijft korte termijn evenwicht tussen de bestedingen (EV = C + I + O) en het
inkomen (Y). Inflatie en (reële) rente constant.
1. Y = EV – lijn: evenwichtsvoorwaarde, geeft alle combinaties weer, waarbij inkomen gelijk is
aan bestedingen.
2. EV = C + I + O – lijn (bestedingslijn/EV-lijn): geeft de bestedingen van gezinnen, bedrijven en
overheid weer bij elke hoogte van het inkomen.
Snijpunt: bestedingen = inkomen → bestedingsevenwicht. Evenwicht op de goederenmarkt =
Evenwicht op de kapitaalmarkt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marielee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.90. You're not tied to anything after your purchase.