● Sociale psychologie
= wetenschappelijk onderzoek naar manier waarop menselijke gedachten, gevoelens en
gedragingen worden beïnvloed door anderen (sociale omgeving)
→ onderscheid van andere disciplines: focus op sociale en niet op individuele facetten
→ sociale cognitie is momenteel de dominante benadering en grote invloed van neurowetenschap
● Vormen van invloed:
1. fysiek vs. in gedachten vs. digitaal aanwezig
2. impliciet vs. expliciet
2. Methoden
● Wetenschappelijk onderzoek
→ hypothesen gebaseerd op kennis, speculaties of observaties
→ onderzoek kan hypothese nooit bevestigen maar enkel ondersteunen
→ replicaties als bescherming tegen specifieke testomstandigheden en fraude
→ harking = hypothesen aanpassen nadat resultaten verkregen zijn
→ gevaar voor confirmation bias
● Methodologisch pluralisme
= minimaliseert kans op een bevinding een artefact is van een specifieke methode
● Experimenteel onderzoek
→ kan causaliteit aantonen
→ afhankelijke variabele (AV): uitkomstmaat
→ onafhankelijke variabele (OV): predictor in manipulatie (condities)
→ storende variabelen uitsluiten door de rest constant te houden
→ toevallige toewijzing van participanten aan condities
● Experiment: worden mensen hulpvaardiger als ze zich goed voelen?
→ OV: compliment of kritiek geven
→ AV: hoeveel papieren vrouwelijke psychologiestudenten oprapen als medewerker map vol
papieren laat vallen
→ resultaten:
→ operationalisering van interne validiteit
→ OV: zorgt compliment voor goed voelen? effect van compliment of kritiek?
→ AV: is papieren oprapen hulpvaardig?
→ storende variabele:
1
, → externe validiteit: steekproef te veralgemenen naar doelpopulatie? zou hetzelfde gebeuren in
dagelijkse situatie?
● Storende variabele / confound
= variabele die mee verandert met OV
→ belang van replicaties
● Interne validiteit / experimenteel realisme
= of het gemeten resultaat toe te schrijven is aan OV
● Externe validiteit / mundaan realisme
= mate waarin resultaten kunnen worden gegeneraliseerd en toegepast in andere contexten
● Laboratorium-experimenten
→ hoge interne maar lage externe validiteit
→ gevaar op demand karakteristieken en beperking van spontaan gedrag (subject effects)
→ effect van experimenter vermijden via double-blind procedure
→ bv.: Zimbardo prison experiment, onderzoek via fMRI, …
● Veldexperimenten
→ lage interne maar hoge externe validiteit
→ minder controle op storende variabelen
→ bv.: jeugdkampen van Sherif, CILS volgorde vragenlijsten, …
● Survey onderzoek (correlationeel)
→ onderzoeken van ervaringen, voorlopers en gevolgen van reële situaties
→ discriminatie, gender en religie is niet te manipuleren
→ bv.: discriminatie ervaringen van moslims is Europese steden
→
● Archiefonderzoek
= onderzoek naar culturele producten of naar maatschappelijke ontwikkelingen
→ laat toe sociale context te bestuderen en mogelijke invloed ervan op mensen
→ bv.: hangt inkomstenverdeling samen met geluk?
→
2
, ● Interviews en focusgroepen (discoursanalyse)
→ voordelen: diepgang en reële situaties
→ nadelen: kleine steekproef en invloed van experimenter
→ bv.: hoe construeren mensen uit gemengde wijk racisme in conversaties?
● Case studies
= volgen van individu of groep om bepaalde omstandigheid of gebeurtenis te beschrijven
→ voordelen: diepgang en reële situaties
→ nadeel: gaat enkel bij heel specifieke niche
→ bv.: wat beweegt mensen om zich bij fascistische beweging aan te sluiten?
● Observatiestudies
→ onderzoek naar interacties tussen mensen en gaat over verbaal en non-verbaal gedrag
→ bv.: welke koppelinteracties voorspellen relatietevredenheid?
● Factoren voor keuze van methode:
1. sterktes en beperkingen
2. onderzoeksvraag
3. bewustzijn van wat wel en niet te concluderen valt
4. combinatie van verschillende methoden om beperkingen op te vangen
● Factoren voor type analyse van data:
1. soort data die verkregen werd
2. methode die gebruikt werd
3. doel van het onderzoek
● Ethische aspecten van onderzoek
→ geen fysieke of psychische schade aanrichten en respect voor privacy
→ dataverzameling: zo weinig mogelijk misleiding maar soms nodig
→ informed consent: soms opnieuw nodig na misleiding
→ debriefing: misleiding verantwoorden, effecten van manipulatie ongedaan maken en aandacht
voor welzijn (eventueel begeleiding)
→ data rapporteren: onderzoeksfraude (data uitvinden, veranderen, foute weergave procedures, …)
→ richtlijnen van APA en ethische commissie
3. Verklaringsniveaus
● Verschillende verklaringsniveaus:
1. intrapersoonlijk (persoon in context): processen binnen persoon
2. interpersoonlijk (relaties): interacties, relaties en situaties
3. positioneel (groepen): status van persoon, groepslidmaatschap en groepsrelaties
4. ideologisch (cultureel): algemene opvattingen, ideeën, culturele betekenissen en praktijken
● Reductionisme
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ifcdm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.47. You're not tied to anything after your purchase.