4. Noem 3 normen die je kunt afleiden uit deze waarden.
Je mag niet liegen; je mag iemand niet beledigen; je mag niemand voortrekken.
5. Leg nu uit wat het verschil is tussen normen en waarden.
Waarden: wat voor jou van waarde is. Normen: (ongeschreven) regels die gebaseerd zijn op deze waarden
en waarin deze waarden tot uiting komen.
6. Wat is het verschil tussen morele waarden en niet-morele waarden? Geef van elk soort waarde een
voorbeeld.
Morele waarden hebben te maken met onze manier van met elkaar omgaan (samenleven met anderen);
niet-morele waarden kunnen hier los van staan, zoals bijvoorbeeld schoonheid, intelligentie, creativiteit,
gezondheid, geluk.
7. Wat is het verschil tussen instrumentele en intrinsieke waarden? Geef van elk soort waarde een
voorbeeld.
Instrumentele waarden zijn waarden waarmee je een andere waarde kunt bereiken. Een intrinsieke
waarde is van waarde om zichzelf, los van het doel dat je ermee zou kunnen bereiken. Voor een
topvoetballer kan het voetballen op hoog niveau beide soorten waarden vertegenwoordigen; hij kan het
voetballen gebruiken om veel geld en aanzien te vergaren maar hij kan het ook als waarde op zich zien,
puur omdat hij geniet van het zeer goede voetballen. Een ander voorbeeld van een instrumentele waarde
is rijkdom; als je rijk bent kun je een bepaalde levensstijl bereiken. Een ander voorbeeld van een intrinsieke
waarde is geluk.
8. Wat is het verschil tussen een waarde en een feit? Verduidelijk je antwoord met een voorbeeld.
Bij een waarde is er sprake van een waardering die je als mens aan iets geeft (mooi, lelijk, goed, fout). Bij
een feit is er slechts sprake van een stand van zaken, die voor iedereen hetzelfde is. Vaak is een feit
meetbaar. Bijvoorbeeld: ‘het is 3 graden Celsius buiten’ is een feit, maar bij ‘het is erg koud buiten’ hecht je
de waarde kou aan het feit dat het 3 graden is. Feit = objectief, waarde = subjectief.
,9. Wat is het verschil tussen descriptief en prescriptief?
Descriptief = beschrijvend; hoe iets is. Prescriptief = voorschrijvend; hoe iets zou moeten zijn.
10. Wat is een naturalistische drogreden? Geef een voorbeeld. Waarom is in je voorbeeld sprake van een
verkeerde redenering?
Bij een naturalistische drogreden wordt een norm (hoe iets zou moeten zijn) binnen onze cultuur afgeleid
van een feit (hoe iets is) in de natuur. Voorbeeld: omdat vrouwen kinderen kunnen baren (is een natuurlijk
feit) moeten zij ook de verzorging van kinderen op zich nemen (een norm binnen onze cultuur). Dit is een
drogreden, omdat we in onze cultuur keuzes kunnen maken die niet hoeven voort te vloeien uit hoe iets
binnen de natuur geldt.
11. Wat is volgens Epicurus goed?
Een handeling is goed als deze geluk oplevert.
12. Wat is volgens Epicurus slecht?
Een handeling is slecht als deze ellende veroorzaakt.
13. Hoe heet de stroming die Epicurus vertegenwoordigt?
Het hedonisme
14. Welke deugd moeten we volgens Epicurus nastreven?
Ataraxia: een houding tegenover de buitenwereld van volkomen rust en zorgeloosheid. Deze wordt bereikt
door het vermijden van lichamelijke pijn, geestelijke onrust en verwarring.
15. Wat voor soort ethiek is het utilitarisme?
Een gevolgenethiek
16. Wat houdt de hedonistische calculus in? (Jeremy Bentham)
Een handeling is goed als deze zoveel mogelijk geluk oplevert voor zoveel mogelijk mensen.
17. Op de hedonistische calculus kun je een aantal kritiekpunten hebben. Noem er 2.
- Het toepassen van de hedonistische calculus kan leiden tot handelingen die geen recht doen aan de
intrinsieke waarde van de mens (een enkeling kan worden opgeofferd voor de massa).
- Hoe stel je een hoeveelheid geluk vast? Is geluk wel kwantificeerbaar?
18. Welke toevoeging had John Stuart Mill bij de theorie van Bentham? Verduidelijk dit met een
voorbeeld.
De kwaliteit van geluk. Voorbeeld: bij het vaststellen van welke subsidies er worden toegekend voor welke
cultuuruitingen, moet er niet alleen gekeken worden naar wat door de meeste mensen gewaardeerd
wordt, maar ook naar de kwaliteit van de cultuuruiting.
19. Welke kritiek kun je hebben op de toevoeging van Mill?
Hoe bepaal je de kwaliteit van geluk? Mill vond bepaalde vormen van geluk (genieten van opera)
belangrijker en hoger staan dan andere (een voetbalwedstrijd bijwonen, lekker eten). Mill werd daarom
wel elitair genoemd.
20. Wat is het verschil tussen handelingsutilisme en regelutilisme? Verduidelijk dit met een voorbeeld.
Bij handelingsutilisme gaat het om handelingen die op korte termijn zoveel mogelijk geluk voor zoveel
mogelijk mensen opleveren. Bij regelutilisme wordt rekening gehouden met de lange termijn. Volgens het
handelingsutilisme zou bijvoorbeeld een individu mogen worden opgeofferd voor het geluk van de
meerderheid (iedereen is evenveel waard en het gaat om de kwantiteit van geluk); in het regelutilisme
wordt er rekening mee gehouden wat dit principe (iemand opofferen) op langere termijn betekent voor
, het geluk van de meerderheid. Niemand is nog zeker van zijn bestaansrecht, uiteindelijk levert dit ook voor
de meerderheid geen geluk op. In het regelutilisme probeert men via regels te bewerkstelligen dat er op
lange termijn zoveel mogelijk geluk ontstaat voor zoveel mogelijk mensen. Een regel zou bijvoorbeeld
kunnen zijn, dat een leven niet mag worden opgeofferd voor het geluk van anderen.
21. Wanneer is een handeling volgens de plichtethiek goed?
Wanneer hij uit plicht (of goede wil) gedaan wordt.
22. Welk mensbeeld is het uitgangspunt bij de plichtethiek?
De mens is een rationeel wezen. (hij kan zelf nadenken over wat ‘het goede’ is om te doen)
23. Vergelijk dit met het mensbeeld dat als uitgangspunt dient bij het utilisme.
Utilisme: de mens is niet een rationeel wezen, maar een wezen dat gedreven wordt door verlangens
(verlangen/streven naar geluk).
24. Geef een definitie van het ‘categorisch imperatief’ van Immanuel Kant.
Handel zo, zoals je zelf ook wil dat anderen handelen.
25. Welke 2 formuleringen hanteerde Kant zelf betreffende het ‘categorisch imperatief’?
- Handel alleen volgens die stelregel waarvan je redelijkerwijs zou kunnen willen dat het een wet wordt.
- Je moet een mens altijd als doel op zich behandelen en niet als middel.
26. Welke rol spelen de begrippen ‘instrumentele waarde’ en ‘intrinsieke waarde’ in het utilisme en in
de plichtethiek?
In het utilisme kan een individu worden opgeofferd voor het geluk van meer mensen; het individu heeft
dan slechts een instrumentele waarde (je gebruikt het als instrument/middel) en niet een intrinsieke
waarde (waarde op zich).
Volgens de plichtethiek van Kant mag je een mens nooit alleen als middel (instrumentele waarde) zien,
maar moet je altijd recht doen aan de intrinsieke waarde (waarde/doel op zich).
27. Wat ziet Kant als bron van de moraal?
De goede wil, van waaruit je met je verstand kan beredeneren wat goed is om te doen.
28. Welke 2 kritiekpunten op de plichtethiek van Kant vind je in het boek?
- Er wordt geen rekening gehouden met de omstandigheden: als je nooit mag liegen, moet je ook de
waarheid spreken als dat slecht uitpakt voor jezelf of anderen. (bv onderduikers verraden)
- Je handelt nooit alleen maar rationeel (zoals de plichtethiek voorstaat); soms wil je iemand gewoon
helpen, bijvoorbeeld uit medelijden of liefde.
29. Om welke vraag draait het bij de gevolgenethiek en de plichtethiek?
Wat moet ik doen?
30. Welk nadeel wordt in het boek genoemd bij deze benadering?
Er wordt weinig recht gedaan aan het individu en aan de omstandigheden waarin het individu zich bevindt.
De benadering gaat vaak in tegen onze ‘morele intuïtie’.
31. Bedenk een voorbeeld om dit te verduidelijken.
In sommige omstandigheden kan het beter zijn om te liegen dan om de waarheid te spreken (bijvoorbeeld
als je iemand wil beschermen voor achtervolgers en liegt dat je diegene niet gezien hebt); er is hier geen
regel voor vast te leggen die altijd geldt, zoals Kant met zijn categorisch imperatief voorstaat. Volgens onze
intuïtie is het ook niet goed om een individu op te offeren aan de massa, zoals volgens het
handelingsutilisme juist wel goed zou zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sennat. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.