A&F samenvatting OWE2
Hoofdstuk 6 Circulatiestelsel
Par 6.5 Bloeddruk in het lichaam
Bloeddruk/tensie= de druk die het bloed uitoefent op de wand van een bloedvat.
De hoogte van de bloeddruk hangt af van de plaats van het bloedvat in het bloedvatenstelsel. Je hebt
drie soorten bloeddruk:
- Arteriële druk (in slagaders)
- Veneuze druk (in aders)
- Capillaire druk (in haarvaten)
Bloeddrukbepalende factoren:
- De vullingstoestand van het bloedvat
- Het slagvolume
- De elasticiteit van de vaatwand
- De perifere weerstand (bijv stroperigheid van het bloed)
Bloeddruk in lichaamscirculatie: Systolische bloeddruk/bovendruk is gemiddeld 120 mmHg,
diastolische bloeddruk/onderdruk is gemiddeld 80 mmHg. Het verschil tussen boven en onderdruk is
de polsdruk, deze is in grote slagaders gemiddeld 40 mmHg.
Bloeddruk in longcirculatie: systolische druk is gemiddeld 25 mmHg en diastolische druk gemiddeld
10 mmHg. Dit komt doordat het rechterventrikel veel minder krachtig pompt dan het linkerventrikel
en in de longcirculatie is weinig perifere weerstand, dit komt doordat de arteriolen en
capillairnetwerken in de longen voortdurend open staan.
De stroomsnelheid van het bloed is afhankelijk van hoe breed een bloedvat is -> hoe breder hoe
rustiger de bloedstroom en andersom.
Regulatie van de bloeddruk wordt zowel via een veranderde hartfunctie als via een verandering van
de vaateigenschappen geregeld. De regulatie gebeurt via het hormoonstelsel en zenuwstelsel.
Hormonale regulatie: hormonale regulatie gebeurt door een aantal hormonen. Het ADH-hormoon
wordt in de hypothalamus geproduceerd en via de hypofyse aan het bloed afgegeven. Het bevordert
in de nieren de terugresorptie van water waardoor er minder water in de urine komt. Hierdoor
neemt het bloedvolume toe en stijgt de bloeddruk. Adlosteron is een bijnierschorshormoon en
reguleert de natrium/kaliumbalans. Natrium bindt meer water aan zich dan kalium met als gevolg dat
er meer water in het bloed wordt vastgehouden en de bloeddruk stijgt. Renine is een hormoon dat in
het nierweefsel geproduceerd wordt. Dit hormoon bevordert in het bloed de vorming van
angiotensine. Deze stof veroorzaakt vasoconstrictie in de arteriolen en stimuleert de nierschors tot
de productie van adlosteron, beide effecten leiden tot bloeddrukverhoging. Adrenaline en
noradrenaline zijn bijniermerghormonen die ook beiden tot bloeddrukverhoging leiden. Histamine
wordt geproduceerd door beschadigde weefselcellen die zorgen voor vasodilatatie (vaatverwijding)
waardoor de bloeddruk daalt.
Neurale regulatie: neurale regulatie vindt plaats via het hartregulatiecentrum en het vasomotorisch
centrum. De centra zijn functioneel nauw verbonden en liggen in het verlengde beenmerg. Vanuit
het hartregulatiecentrum worden impulsen via zenuwbanen van het vegetatieve zenuwstelsel naar
, de hartspier gestuurd. Het vasomotorisch centrum kan de perifere weerstand verhogen of verlagen,
door vasoconstrictie of vasodilatatie toe te passen. Ook dit gebeurt via het vegetatieve zenuwstelsel.
Om de bloeddruk te reguleren ontvangen deze centra continu informatie over bloeddruk, pH en de
zuurstofspanning van het bloed. Hiervoor zorgen de barosensoren (bloeddrukreceptoren) en
chemosensoren (pH en zuurstofspanning receptoren). Ze liggen in de wand van de aortaboog en van
de halsslagaders.
Par 6.7 Uitwisseling van stoffen tussen bloed en weefselvocht
Het transsportproces komt tot stand door drukverschillen. Twee soorten druk zijn hierin aan de
orde:
- Bloeddruk
- Osmotische druk
Als gevolg van de bloeddruk wordt bloed door de wand van het capillair geduwd. De osmotische druk
van het bloed veroorzaakt een zuigkracht waardoor vloeistof juist in het capillair getrokken wordt.
Het hangt van de plaats in het capillair af welke van de twee drukken overheerst. Aan het begin van
het capillairnetwerk is de bloeddruk 35 mmHg. Dat is hoger dan de osmotische druk van het bloed,
namelijk 25 mmHg. De nettodruk is dus +10mmHg met als gevolg dat de bloedvloeistof door de
capillairwand wordt geperst. Aan het eind van het capillair is de bloeddruk gedaald tot 15 mmHg
terwijl de osmotische druk nog steeds 25 mmHg is. Nu ontstaat door de netto druk van -10 mmHg
juist een vochttransport naar het bloed toe.
Het weefselvocht of interstitiële vocht vormt het inwendig milieu van de weefselcellen. De
samenstelling van het weefselvocht moet constant gehouden worden. Het bloed handhaaft de
homeostase door het weefselvocht continu te verversen. Ook de aan- en afvoer moeten op elkaar
afgesteld zijn. Als de aanvoer groter is dan de afvoer gaat het weefsel zwellen, omgekeerd gaat het
weefsel juist verschrompelen.
Weefselvocht is kleurloos en bestaat grotendeels uit water. Verder komen erin voor:
- Zouten in oplossing
- Moleculair opgeloste stoffen, zoals glucose, vetzuren, aminozuren en ureum
- Gassen; zuurstof, co2 en stikstof
- Een kleine hoeveelheid kleine plasma-eiwitten die door de poriën in de capillairwand naar
het weefselvocht zijn geperst
- Granulocyten, monocyten en soms lymfocyten
Par 6.8 Lymfevatenstelsel
Het lymfevatenstelsel is een gesloten buizensysteem dat de werking van het bloedvatenstelsel
ondersteunt. In de lymfevaten stroomt een heldere vloeistof= lymfe. Lymfe ontstaat in de weefsels
wanneer een deel van het weefselvocht opgenomen wordt in de lymfevaten. Bij het
lymfevatenstelsel horen organen als de lymfeknopen en de milt. Lymfe organen spelen een
belangrijke rol bij de afweer van het lichaam.
Par 6.8.1 Lymfe en lymfevaten
De fijnste haarvaten noem je lymfecapillairen (lymfehaarvaten). De wand van het lymfehaarvat
bestaat uit een laag endotheelcellen op een basaalmembraan, met vrij grote spleten tussen de
cellen. De lymfecapillairen zijn het beginpunt van de afvoer van een deel van het weefselvocht dat
zich tussen de weefselcellen bevindt. Op het moment dat het weefselvocht in het lymfevatenstelsel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yaraboekhorst. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.41. You're not tied to anything after your purchase.