HET IMPLICIETE OUDERENBEELD (HET GELEEFD OUDERENBEELD)
= een geheel van opvattingen, verwachtingen en normen over hoe oudere mensen zijn en ze zouden moeten
zijn, manifesteert zich in de manier waarop mensen zich tegenover ouderen gedragen.
Een bejaarde dame beschrijft wat gebeurt bij het boodschappen doen. Het is middag. Zij heeft een brood gekocht in
een superette. Achter haar staat iemand die zeer gehaast is. De vrouw neemt tijd om te betalen, terwijl de persoon achter
haar bevestigt wordt in zijn opinies wanneer hij de oude vrouw gadeslaat. Ze is niet meer zo handig en wil absoluut met
kleingeld betalen. Ondertussen doet ze een babbel met de kassajuffrouw.Enkele uren later een vrijwel identieke
situatie. Een vrouw die aan de kassa geholpen wordt, terwijl achter haar een ongeduldige man zijn beurt afwacht. Dit
maal is de vrouw een jonge moeder, die vergezeld is van haar twee schattige kinderen. Het jongetje wil een snoepje. Het
meisje probeert uit de winkelkar te kruipen. Moeder moet op alles tegelijk letten. Zezoekt haar bankkaart en vertelt
ondertussen hoe leuk de vakantie is geweest voor haar kinderen. De man achter haar glimlacht en kijkt geduldig toe.
Door dit aandoenlijk tafereel vergeet hij zelfs even dat hij gehaast is
= steunt vaak op stereotypen en daaraan gekoppelde vooroordelen.
o Zelden van bewust è men zal iets anders beweren wanneer men over het ouderenbeeld wordt
ondervraagd.
HET EXPLICIETE GESPROKEN OUDERENBEELD
= de ideeën die bij het impliciet ouderenbeeld nog latent zijn, worden nu met anderen gedeeld en daardoor
expliciet gemaakt.
Iemand beweert enthousiast dat elke senior toegang zou moeten hebben tot het internet. Een buur laat zich schamper
uit over de intenties van een 72-jarige weduwnaar die een nieuwe relatie aangaat.
HET EXPLICIETE, WETENSCHAPPELIJKE VERANTWOORDE OUDERENBEELD
= vertoont samenhang waardoor het mededeelbaar wordt en bewust als leidraad kan gebruikt worden voor
de omgang met ouderen. Dit beeld is vaak doordacht en coherent. Via onderzoek uitgeklaard.
à Deze 3 beelden hangen niet samen met elkaar. Het meer expliciete beeld valt niet noodzakeljik
samen met het impliciete beeld.
Ouderen hebben ook een beeld over zichzelf à Veel gedifferentieerder dan de beelder van anderen =
uitgroephomogeniteitseffect.
Uitgroepen = Groepen waar ‘de anderen’ in behoren.
Ingroepen = Groepen waartoe we zelf behoren.
Gevolgen:
o Mensen trekken hun eigen groep voor (taalgebruik)
o Mensen hangen sterk aan dat wij – gevoel omdat ze daarmee hun zelfbeeld en zelfwaardering kunnen
opkrikken.
, Deel Paul: levenslooppsychologie
o “Tussen ‘ons’ kunnen er subtiele verschillen zijn, maar ‘zij’ zijn allemaal gelijk”.
MODELLEN OVER OUDER WORDEN
AGEISM: DE KWALIJKE UITWASSEN VAN EEN OP HOL GESLAGEN ECONOMISCH MODEL
Massief negatief beeld = niets is goed aan ouderdom
à De grotere kans op ziekte en de fysieke achteruitgang wordt veralgemeend tot de basiskarakteristiek van
oudere mensen.
Ageism: het steeds meer in de verdomhoek plaatsen van oudere mensen.
Ø Confronteert ons met de variëteit aan opvattingen en beelden over ouderdom over alle tijden en in
alle culturen.
Ø Huidige tijd met andere perioden vergelijken à zowel positieve als negatieve beelden.
Ø De voorouderverering is in sommige culturen nog aanwezig, terwijl dit bij ons al verdwenen is.
Vergelijkingen: stellen ons in staat om de typische kenmerken van het Westers denken over ouderdom te
plaatsen naast kenmerken van andere tijdsperioden en culturen.
4 KENMERKEN VAN AGEISM:
1. OUDEREN VORMEN EEN LAST VOOR DE MAATSCHAPPIJ:
Ø Ouderen omschrijven in termen van zorgbehoevendheid.
Ø Ze brengen niets op, ze kosten alleen maar
2. OUDERE MENSEN HEBBEN (VER)OUDE(RDE) IDEEËN:
Ø De veranderingen en vernieuwingen gaan aan veel ouderen voorbij
Ø Oud zijn staat gelijk aan ouderwets zijn
3. OUDERE WERKNEMERS LEVEREN EEN GERINGE BIJDRAGE TOT DE ECONOMIE:
Ø Loon van oudere werknemers verlagen
Ø Oneerlijk
Ø 2 overtuigingen:
- Loon moet gekoppeld worden aan productiviteit en niet aan ervaring of wijsheid
- Jonge werknemers hebben maandelijks meer kosten dan ouderen
4. STERVEN IS HET LOGISCHE GEVOLG VAN NIET MEER ZELFREDZAAM EN AUTONOOM TE KUNNEN
ZIJN, STERVEN BETEKENT HET ABSOLUTE EINDE:
Ø Zelfbepaling en autonomie zijn de idealen van de actieve, arbeidende periode van het leven
Ø Ouderen moeten zo lang mogelijk zelfstandig en onafhankelijk blijven
Ø Wanneer ouderen dit niet meer kunnen, is het leven voorbij.
, Deel Paul: levenslooppsychologie
ZORGMODELLEN
HOE DE ZORG VOOR OUDEREN BINNEN VOORZIENINGEN MOET INGEVULD WORDEN:
1. DEFICIT MODEL:
o Gebaseerd op ervaringen met zieke ouderen
o Aftakeling staat centraal in de ouderdom
o Negatief beeld van ouderdom
o Ouderen zijn incompetent, lichamelijk zwak, intellectueel ‘aftakelend’, conservatief en afhankelijk
o Niet te controleren noodlot
o Focus ligt op het verlies
o Pessimistische visie die de vitaliteit van oudere mensen ondermijnt
2. RUST – ROESTMODEL (DISUSE MODEL):
o De achteruitgang berust op het niet gebruiken van lichamelijke, psychische en sociale functies
o Waarnemingen waaruit blijkt dat een aantal ouderen op hoge leeftijd fit bleven naar lichaam en
geest
o Zorg moet mensen activeren (lichaamsbeweging, sociale contacten, activiteiten om de cognitieve
fncties op peil te houden)
o Trainingen, therapieën helpen oudere mensen om de periode met gebrek voor zich uit te kunnen
schuiven.
o Preventieve acties worden opgezet voor volwassenen om hen te helpen de vaardigheden te
bewaren die nodig zijn om succesvol ouder te worden en welbevinden te ervaren tot op hoge
leeftijd.
3. COMPETENTIEMODEL:
o Impliciete of zelfs expliciete vergelijking met de persoon van middelbare leeftijd blijft achterwege
o Aandacht gaat naar de manier waarop de individuele mens, gebruik makend van al zijn
capaciteiten, reageert op de uitdagingen en aanspraken die het ouder worden met zich
meebrengen.
o Beeld dat bekijkt hoe personen met hun specifieke kenmerken omaan met bepaalde situaties
o Competente ouderen = zorgbehoevende ouderen die adequaat kunnen omgaan met hun
(beperkte) situatie en tevens de gepaste hulp kunnen inschakelen om hun in behoeften te
voorzien.
è Volgen elkaar op in de tijd in een soort dialectische beweging. Het rust – roest model zette zich af tegen het
deficitmodel en het competentiemodel overwint of synthetiseert deze twee eerste modellen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller poppeluna1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.24. You're not tied to anything after your purchase.