Samenvatting 5VWO Nectar 4e editie biologie H12 Hormonen. Samenvatting van het boek en de powerpoints van mijn docent. Deze samenvatting is ook nagekeken door mijn docent.
Hoofdstuk 12 - Hormonen
Hormonen en klieren (BiNaS 89A)
Hormoonklieren zijn endocriene klieren en geven hun producten af aan het inwendige milieu. Verteringsklieren zijn
exocriene klieren, want zij geven producten af aan het uitwendige milieu. De hypothalamus geeft de ontvangen
informatie door aan de hypofyse die zorgt voor de meeste aansturing van processen, zoals hormoonklieren en de
groei en rijping van geslachtscellen aanzetten. Alleen cellen met passende receptoren reageren op het hormoon. De
doelwitcellen liggen in doelwitorganen en -weefsels. Hormonen beïnvloeden sommige celdelingen in het lichaam. De
hypofyse bestaat uit een adenohypofyse en een neurohypofyse. De neurohypofyse heeft zenuwweefsel met uitlopers
van neuronen naar de hypothalamus.
Regeling hormoonconcentraties (BiNaS 89A)
Ontwikkelende follikels maken het hormoon oestradiol en die stijging zorgt voor de afgifte van LH. Na de ovulatie
ontstaat het gele lichaam dat oestradiol en progesteron maakt. Veel hormoonconcentraties zijn via negatieve
terugkoppeling geregeld, waardoor de concentraties van hormonen rond de norm blijven. Er kan ook positieve
terugkoppeling plaatsvinden, zoals een baby die tijdens de bevalling tegen de baarmoeder drukt, waardoor meer
oxytocine wordt afgegeven, waardoor weeën toenemen. Sommige stoffen uit voeding binden aan
membraanreceptoren, die eigenlijk voor hormonen zijn. Die stoffen kunnen dezelfde reactie oproepen, met positieve
en negatieve gevolgen van dien.
Stapsgewijze invloed van hormonen (zorg dat je snapt, staat in BiNaS 89A)
Groei: hypothalamus geeft GHRH af aan de adenohypofyse die GH af gaat geven aan de lever. Die gaat IGF afgeven en
heeft invloed op de bot-, spier- en vetwisseling. Er vindt dus groei, differentiatie en stofwisseling plaats.
Stress: hypothalamus geeft CRH af aan de adenohypofyse die ACTH afgeeft aan de bijnierschors. Die geeft cortisol af
en heeft invloed op nieren, lever, vet en immuunsysteem. Er vindt dus celdeling, stofwisseling en ionenhuishouding
plaats.
Receptoren voor hormonen (BiNaS 89B) (KENNEN)
Een hormoon werkt alleen bij eigen doelwitcellen die de juiste receptoren hebben. Hydrofobe steroïdhormonen
(gemaakt uit cholesterol) gaan door het celmembraan en hechten in het grondplasma aan een (eiwit)receptor.
Hydrofobe tyrosinehormonen (gemaakt uit aminozuur tyrosine) kunnen op 2 manieren de doelwitcel bereiken. 1. Via
het binden aan een receptor in het grondplasma (bijv. schildklierhormoon) of 2. via het binden aan een receptor in het
celmembraan (bijv. adrenaline). Peptide hormonen (bestaan uit gekoppelde aminozuren) binden aan een receptor in
het celmembraan (bijv. insuline). Na het binden aan de receptor vormen de hormonen een hormoon-receptor-
complex. Het DNA wordt geactiveerd, waarna via RNA in het grondplasma een eiwit ontstaat dat kan werken als
enzym.
Signaalstoffen in de cellen (KENNEN)
Hormonen die binden aan een receptor in het celmembraan laten de receptor van vorm veranderen als het hormoon
gekoppeld wordt. Dit zorgt voor een reactie aan de binnenkant van het celmembraan: een G-eiwit koppelt GTP aan de
receptor. Er volgen meerdere reacties en er ontstaat een secundaire boodschapper (kleine moleculen die snel door
het grondplasma diffunderen, kunnen meerdere doelwitmoleculen hebben, waardoor 1 hormoon meerdere
responsen kan opwekken). Deze boodschapper vormt een binding met het molecuul dat in de cel actie gaat uitvoeren.
Signaalstoffen in weefsel
Het groeihormoon stimuleert dieper gelegen cellen van de huid tot deling. De beschadigde cellen geven groeifactoren
af die de buurcellen laten delen. De groeifactoren hechten aan receptoren van de buurcellen, waardoor er eiwitten
gevormd worden die het controlesysteem van celdeling beïnvloeden. Daarna volgen DNA-synthese en celdeling.
Calcium in bloed incl. regelkring met antagonisten
Ca2+ is actief als secundaire boodschapper in cellen, bij overdracht van impulsen in het zenuwstelsel en bij
samentrekking van spieren. Een hoge concentratie Ca 2+ kan maag- en darmklachten veroorzaken. Te hoge concentratie
leidt tot schildkliercellen die calcitonine afgeven. Dit stimuleert botcellen om Ca 2+ op te nemen uit het bloedplasma
en remt de cellen van nefronen om Ca 2+ uit de voorurine te halen. Daardoor daalt de concentratie in het bloed.
, Als de concentratie in het bloed daalt, trekt het lichaam Ca 2+ uit de botten. Er kan botontkalking ontstaan. De lage
concentratie zorgt ervoor dat de bijschildkliercellen PTH afgeeft. Daardoor komt Ca 2+ vrij uit de botten en nemen
cellen van nefronen meer Ca2+ op uit voorurine.
Afbeelding
1
Botvorming en botafbraak (KENNEN)
Botafbraak: osteoclasten geven zuren af die botweefsel afbreken waarbij Ca 2+ vrijkomt. Botvorming: osteoblasten
worden geactiveerd door groeifactoren, waardoor ze collageen (eiwit) gaan maken. Zo wordt collageen versterkt door
calciumfosfaatbindingen. Een osteoblast ligt uiteindelijk in het bot en heet nu osteocyt.
Hormonen en botten
De receptoren van PTH liggen in osteoblasten. Door PTH maken ze groeifactoren die de ontwikkeling van osteoclasten
stimuleert. PTH stimuleert indirect botafbraak. De botafbraak via osteoclasten kan worden geremd door oestrogenen
en testosteron. Indirect: oestrogenen remmen de productie van groeifactoren door osteoblasten, daardoor zijn er
minder actieve osteoclasten. Direct: oestrogenen remmen de activiteit van osteoclasten en kunnen ze aanzetten tot
apoptose. Testosteron werkt vergelijkbaar alleen neemt bij mannen de hoeveelheid testosteron op latere leeftijd niet
zo sterk af als de oestrogeen bij vrouwen. Bij mannen komt osteoporose (botverkalking) minder voor.
Opslag en afgifte glucose (BiNaS 89A)
De eerste plaats voor energie voor lichaamscellen is door verbanding van glucose (bij spiercellen ook vetzuren). Voor
deze verbranding is veel O2 nodig. De lever neemt glucose op uit de poortader en slaat het op als glycogeen. Bij te veel
opslag zitten hersencellen zonder energie en bij te weinig opslag scheiden de nieren glucose uit.
De α- en β-cellen in de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier maken glucagon (α-cellen) en insuline (β-cellen).
Insuline (met halfwaardetijd) moleculen binden aan receptoren in het celmembraan, waardoor blaasjes met
glucosepoortjes versmelten met het celmembraan en er glucosemoleculen de cel instromen opname glucose in
cellen. Glucagon bevordert omzetting glycogeen in glucose in levercellen en afgifte glucose aan bloed. Hoge
concentraties vetzuren in het bloed zorgen voor afgifte insuline van β-cellen. Daardoor wordt de opname van vetzuren
in vetcellen en vorming van vetten gestimuleerd. Glucagon werkt zo als antagonist van insuline.
Suikerziekte
Bij diabetes type 1 zijn de β-cellen beschadigd, waardoor ze geen insuline kunnen maken. Bij diabetes type 2 reageert
het lichaam niet meer op insuline door falende receptoren.
Spanning (KENNEN)
Adrenaline komt uit het bijniermerg en de lever- en spiercellen kunnen glycogeen omzetten in glucose door
adrenaline. De kringspiertjes in de wand van de slagader naar skeletspieren verslappen en in de slagaderwanden naar
darmen trekken ze samen. Er wordt sneller en meer bloed met extra O 2 naar spieren gebracht.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annanijkamp. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.