In deze 2 documenten heb ik in mijn eigen woorden de theorie en veel berekeningen uitgetypt. Dit zijn alle aantekeningen vanuit mijn les verwerkt in de samenvatting van het boek. Met deze samenvattingen is het mij gelukt om een 7.5 te halen. Vooral omdat ik veel voorbeelden heb toegevoegd vanuit he...
waar komt de vraag naar producten vandaan?
Consumenten gedrag, er zijn 5 factoren →
↳ De prijs van het product → hoeveel ben ik bereid om te betalen.
↳ Prijs van andere producten → als het ergens anders goedkoper koop je die.
↳ Inkomen van de consument → als je minder inkomen hebt ga je andere prioriteiten
stellen
↳ Behoefte van de consument
↳ Het aantal consumenten → bepaalt de vraag van alle consumenten (bevolkings
grootte) (de collectieve vraag Qv)
Economen maken gebruik van een model om het verband tussen de prijs en de
vraag naar een product weer te geven. De ‘collectieve vraaglijn’ geeft het verband
tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid.
Collectief → We bekijken de vraag van alle consumenten, naar het product.
Ceteris paribus → voor de vraaglijn worden alle andere factoren (dus niet de prijs
van het product) verondersteld. (voorstellen, je mag er vanuit gaan)
Bij zo’n model hoort een formule waarbij → ‘P’ prijs in euro’s & ‘Qv’ de gevraagde
hoeveelheid in stuks. 𝑄𝑣 = − 3𝑝 + 18
stap 1) Wat is mijn Qv als ik voor P 0 invul?
stap 2) Wat is mijn P als Qv 0 is?
Negatief verband → een hoge prijs betekent een lage vraag en een lage prijs
betekent een hoge vraag. De betalingsbereidheid is de prijs die de consument
maximaal bereid is te betalen voor het product. Ook wel Qv.
Veranderingen van de vraaglijn, dit kan op 2 manieren. →
↳ verschuiving op of langs de vraaglijn → alleen bij een prijsverandering van het
product. Je leest dan vanaf een andere plek de grafiek/vraaglijn af. (berekeningen
schrift)
↳ verschuiving van de vraaglijn → hij verschuift in zijn geheel als een andere factor
(dus niet de prijs) verandert. → Verandering in de ‘ceteris paribus’ voorwaarden.
(berekeningen schrift) Bijvoorbeeld, als het inkomen meer wordt dan verschuift de
vraaglijn.
,Aanbodkant wordt door 4 factoren bepaald →
↳ Prijs van het product
↳ Prijzen van de productiefactoren (arbeid, kapitaal, natuur) → bijv loonstijging, dit
betekent dat de werkgever zijn prijzen omhoog moet gooien anders kan hij zijn
werknemers niet meer uitbetalen.
↳ Kwaliteit van de productiefactoren arbeid en kapitaal. Arbeid → scholing, ervaring
en specialisatie. (APT) Kapitaal → technologische ontwikkelingen. Stijging
productiecapaciteit.
↳ Het aantal producenten bepalen het aanbod van alle producenten.
Economen maken gebruik van een model om het verband tussen de prijs van een
product en het aanbod van een product weer te geven. De collectieve aanbodlijn
geeft het verband weer tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid.
Collectief → we bekijken het aanbod van het product van alle producenten.
Ceteris paribus → voor de aanbodlijn worden alle andere factoren dan de prijs van
het product constant verondersteld.
Bij zo’n model hoort een formule waarbij → ‘P’ prijs in euro’s & ‘Qa’ de aangeboden
hoeveelheid in stuks. 𝑄𝑎 = 0. 1𝑝 − 20
Er is sprake van een positief verband tussen de prijs en het aanbod. → Een hoge
prijs betekent een hogere winst per product en dus meer aanbod. Hoe hoger de prijs
hoe meer ze kunnen verdienen want meer aanbod.
De leveringsbereidheid → is de prijs die de producent minimaal wil ontvangen om
bereid te zijn te gaan produceren. (dat kan de kostprijs zijn maar dat hoeft niet)
2 varianten van de collectieve aanbodlijn →
↳ De standaard aanbodlijn → een positief verband, “een hoge verkoopprijs ↔ een
hogere winst per product en dus meer aanbod. Snijpunt met de y-as geeft de
minimale leveringsbereidheid aan.
↳ De verticale aanbodlijn → De aangeboden hoeveelheid staat vast en is
onafhankelijk van de prijs. Bijvoorbeeld een visser die zijn vangst meteen aangeeft.
Geen invloed op hoeveel aanbod.
Verandering van de aanbodlijn kan op 2 manieren →
↳ Verschuiving op of langs de aanbodlijn → Als de prijs van het product verandert,
verandert het aanbod. De lijn veranderd niet alleen het punt op de lijn.
↳ Verschuiving van de aanbodlijn → Hij verschuift als iets anders dan de prijs
verandert. Bijvoorbeeld het aanbod per gekozen prijs wordt groter door APT of door
een daling van grondstofkosten, hierdoor dalen de kosten per product. Verschuiven
is als die overige factoren gaan wijzigen dan verschuift de hele lijn. Minder is
omhoog & meer is omlaag.
, Marktmechanisme
Marktevenwicht → De vraaglijn en aanbodlijn kunnen ook samen in een grafiek
worden weergegeven. Op het punt waar de lijnen elkaar snijden, komen vraag en
aanbod samen. Er is dan geen overschot of tekort op de markt maar een
marktevenwicht.
Door de vraagfunctie (Qv) en aanbodfunctie (Qa) aan elkaar gelijk te stellen,
bereken je de → Evenwichtsprijs (P*) & Evenwichtshoeveelheid (Q*)
In deze grafiek kunnen 2 situaties voorkomen →
1) De prijs ligt boven het marktevenwicht → Aanbod > Vraag, er is een
aanbodoverschot. → Producenten verlagen de prijzen om van het overschot af te
komen. Door de lage prijzen neemt de vraag toe, maar gaan sommige producenten
failliet. → Marktevenwicht is terug.
2) De prijs ligt onder het marktevenwicht → Vraag > Aanbod, er is een
vraagoverschot. → Omdat producenten de vraag niet aankunnen verhogen ze de
prijzen zodat de vraag afneemt. → Marktevenwicht is terug.
Kenmerken waaraan een ‘volkomen concurrentie’ ‘volledige mededinging’ moet
voldoen →
↳ Veel vragers en aanbieders → Een vrager of aanbieder heeft geen invloed op de
prijs
↳ Homogene goederen → Consumenten ervaren geen verschil tussen goederen.
Het maakt niet uit wat voor goederen het zijn. koffie is koffie, rijst is rijst etc. Daarom
hebben zij geen voorkeur voor het ene of andere goed.
↳ Transparante markt → vragers en aanbieders zijn op de hoogte van prijzen en
verhandelde hoeveelheden. Je kan precies zien wat er gebeurd.
↳ Vrije toe- en uittreding → Iedereen kan de markt betreden, niks houd je tegen als je
wilt handelen mag je handelen. Denk aan al die insta accounts met dezelfde
producten.
Volkomen concurrentie (of volledige mededinging) wordt ook wel de perfecte
marktvorm genoemd en bestaat eigenlijk alleen in theorie. Sommige markten, zoals
de aandelenmarkt en de valutamarkt, komen enigszins in de buurt van volkomen
concurrentie.
Om de werkelijkheid beter te begrijpen, maken economen toch gebruik van dit
theoretische model dat een (grote) vereenvoudiging van de werkelijkheid is.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mauddekkers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.34. You're not tied to anything after your purchase.