100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Belangrijkste informatie voor tentamen vastgoedeconomie, afgerond met een 7,4! $6.04   Add to cart

Summary

Samenvatting Belangrijkste informatie voor tentamen vastgoedeconomie, afgerond met een 7,4!

 7 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is in het kort alles wat je moet kennen voor het tentamen. Dit is verteld door leraren. Ik heb dit vak afgerond met een 7,4

Preview 2 out of 7  pages

  • No
  • Alleen de belangrijke punten uit h1 tm h5.1, h6, h8, h9, h12 en h13
  • March 14, 2023
  • 7
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Investeringen: diepte, breedte
Hoofdstuk 1:
 Economie = de wetenschap die zich bezighoudt met de mens in zijn streven naar welvaart.
 Welvaart = het beschikken over schaarse goederen en diensten voor de bevrediging van
behoeften.
Hoe meten we dat?
Bbp: het totaal aan waarde die is toegevoegd in een periode (=geproduceerde goederen en
diensten)
Ook: het totaal verdiende inkomen in een periode
Ook: de totale bestedingen in een periode
 Schaarste = spanning tussen beperkte middelen en oneindige behoeften. (leidt tot economisch
handelen en leidt tot prijsstijgingen)
 Economisch handelen = het streven naar maximale welvaart met behulp van schaarste middelen
noemen we economisch handelen.

 Meso- en micro-economie = bestuderen de kenmerken van markten en bedrijfstakken waarmee
de ondernemingen te maken hebben, de vraag naar goederen en het aanbod ervan, en de
veranderingen die plaatsvinden in vraag en aanbod als de prijzen veranderen.
 Macro-economie = geeft een beschrijving en analyse van allerlei verschijnselen voor een heel
land. Het gaat bijv. over de totale consumptie, de investeringen van alle bedrijven,
werkgelegenheid, inflatie en de import en export van de bedrijven en de overheid van dat land.
 Monetaire economie = houdt zich bezig met het verschijnsel geld en de rol van banken in de
economie. De omvang van de kredietverlening en de hoogte van de rente zijn variabelen die men
vanuit de monetaire economie tracht te verklaren. Verder komt de taak van de monetaire
autoriteiten aan de orde.
 Internationaal economische betrekkingen = bestudeert de buitenlandse handel van landen, de
internationale kapitaalstromen en de monetaire betrekkingen tussen landen.

 Bedrijfsomgeving = alle ontwikkelingen in de omgeving van een onderneming die invloed hebben
op de resultaten van een bedrijf.
 Directe omgeving = bestaat uit de marktpartijen van de onderneming op haar in- en
verkoopmarkten, zoals toeleveranciers, distributieschakels en de uiteindelijke afnemers.
Ondernemers staan voortdurend in contact met deze partijen.
 Indirecte omgeving = bestaat uit werknemers- en werkgeversorganisaties, de overheid en
culturele omgevingsfactoren, zoals de publieke opinie en de media. De onderneming heeft
geringe invloed op de indirecte omgeving, maar omgekeerd kan de invloed van de indirecte
omgeving op de onderneming heel groot zijn.
(hoort ook sociale omgeving, technologie en publieke opinie bij blz. 16)
 Macro-omgeving = bestaat uit conjuncturele ontwikkeling, de ontwikkeling van de wisselkoersen
en prijzen van belangrijke grondstoffen, en demografische ontwikkelingen. Deze factoren kunnen
op individuele ondernemingen grote invloed uitoefenen, terwijl individuele ondernemingen er
op hun beurt geen enkele invloed op uit kunnen oefenen.
 Blz. 17 !!

 Absolute gegevens (in getallen) : Afzet x prijs = omzet
Bijv. 300 x 2 = 600
 Relatieve gegevens (procentuele veranderingen) : mutaties, veranderingen: 10% stijging word
330 + 0% stijging 300 = 660
 Nominale stijging = waardestijging van een variabele (nominale verandering is gelijk aan de reële
verandering + prijsstijging)
 Reële stijging = volumeverandering
- Het nominale bbp: totale waarde in $/€…….

, - Het reele bbp: gecorrigeerd voor prijsverschillen

 Productie van een onderneming
Is gelijk aan
Aantal werknemers x productie per werknemer (arbeidsproductiviteit)
 Bbp = aantal werknemers x arbeidsproductiviteit
Gbbp = Gav + Gap
 L = Lwn x Av
Totale loonsom = loonsom per werknemer x hoeveelheid werknemers
GL = Glwn + Gav
 LKp.e.p. = Lwn : ap
Loonkosten per eenheid product = loon per werknemer : arbeidsproductiviteit
GLk p.e.p. = Glwn - Gap

Hoofdstuk 2:
Wat zijn de 4 productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal, ondernemerschap (productie levert tot
bbp)
 3 factoren die bijdrage
1. het bbp per hoofd van de bevolking bepalen
2. Uitrekenen in zelfde valuta
3. Prijspeilen Amerika en Europa (inflatie) (corrigeren voor de verschillen in koopkracht van de
munt per land) Dan kun je pas vergelijken of in Europa of Amerika het hoogste bbp is.
Participatiegraad
Productiviteit per uur
Bbp is de belangrijkste maatstaf om de welvaart van landen te vergelijken. En is afkomstig van
productiefactoren die binnen de grenzen van een land produceren.
Het nationaal inkomen = het inkomen dat voortvloeit uit de productiefactoren die in het bezit zijn
van ingezetenen. Een buitenlandse onderneming heeft bijv. een vestiging in NL. De productie van
deze vestiging hoort bij het bbp. Als deze vestiging de winst naar het moederbedrijf in het buitenland
overmaakt, moet dat bedrag van het bbp worden afgetrokken om het bni te kunnen bepalen.

Vergelijken driestaps methode
Verklaren  hoeveel mensen, hoeveel uren?
 Beloningen productiefactoren: pacht, rente etc.
 Natuur
Welzijn = duidt meer op het welbevinden en de geluksbeleving van mensen in een samenleving
Human develop index = geeft aan hoeveel het welzijn is op schaal van 0 tot 1. Hij is samengesteld
uit de volgende gegevens:
- Een lang en gezond leven – de levensverwachting bij de geboorte
- Kennis, gemeten als de deelname aan het lager, voortgezet en hoger onderwijs
- Een redelijke levensstandaard – het inkomen per hoofd van de bevolking

 Keynes  Y = C + I + O + (E -M)
 Marginale consumptiequote (altijd in tentamen) bij wie is de quote het grootst = stel je krijgt 1
euro meer hoeveel gaat dan meer naar consumptie. Hoe lager je inkomen hoe hoger de quote
 Soorten investeringen. Hoe hoger de rente hoe lager de investeringen
 Overheid  tekortnorm, inkomsten uitgaven. Mag niet meer zijn dan 3% van bbp. Bbp is 800
miljard. Staatsschuld
 Ondernemerschap = winst

 Bbpmp = de som van loon, winst, rente, pacht, afschrijvingen en het verschil tussen indirecte
belastingen en kostprijsverlagende subsidies

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fmcnaus1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.04. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

80796 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.04
  • (0)
  Add to cart