100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Duidelijke samenvatting bedrijfseconomie $5.98   Add to cart

Summary

Duidelijke samenvatting bedrijfseconomie

 12 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting met informatie uit de kennisclips, het boek en uit de lessen. Afgerond met een 6,8

Preview 2 out of 8  pages

  • No
  • H1, h2, h4, h5, h12 tm h14
  • March 14, 2023
  • 8
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 1
 Eenmanszaak  box 1
 VOF en commanditaire vennootschap  box 1
 Maatschap  box 1
 Bv en nv  box 2
 Coöperatie  box 1

 Privéstorting  eigen vermogen

 Opbrengsten maar geen ontvangsten  stockdividend, de onderneming ontvang geen geld
alleen aandelen
 Ontvangsten maar geen opbrengsten  btw
 Kosten maar geen uitgaven  afschrijvingen (vaste activa is wel een uitgave)
 Uitgaven maar geen kosten  aflossen van een lening

 Efficiëntie  als een gegeven hoeveelheid produceren met zo min mogelijk kosten
 Effectiviteit  als klanten graag voor een product willen betalen, het voldoet dan aan hun eisen

 Overheidssector  nationale, staat-/provinciale en lokale overheden. Ze leveren collectieve
goederen en diensten (zoals wegen en bescherming tegen het water en veiligheid)
 Marktmechanisme  bestaat uit het vrije spel van vraag naar en aanbod van goederen of
diensten
 Budgetmechanisme  de overheid heft gedwongen bijdragen (belastingen) en stelt een budget
beschikbaar waarmee de productie van de collectieve goederen kan worden gefinancierd.
 Privatisering  activiteiten worden losgemaakt van de overheid en moeten zich op de markt
bewijzen (zoals openbaar vervoer, postbezorging)

 Particuliere non-profitinstellingen  amateursportverenigingen, goededoelenorganisaties, ze
hebben als doel bepaalde voorzieningen tot stand te brengen, ze zijn economisch niet zelfstandig
(ze zijn namelijk afhankelijk van donaties, subsidies etc.)

 Primaire sector: land en bosbouw, visserij en mijnbouw
 Secundaire sector: industrie
 Tertiaire sector: handel
 Quartaire sector: dienstverlening

 Stukproductie  elk product is afgestemd op de wensen van de klant, eerst wordt de verkoop
verricht en daarna de productie, er doet zich hier dus geen voorraadvorming voor
 Massaproductie  wordt een soort product gemaakt in grote hoeveelheden, er wordt geen
rekening gehouden met klantwensen en dus wordt er op voorraad geproduceerd
 Serie-stukproductie  houdt men vast aan de gedachte dat de klant zijn eigen individueel
bepaalde product krijgt, maar probeert men kosten te besparen door de componenten van het
product in grotere aantallen (en dus goedkoper) te produceren
 Serie-massaproductie  worden er varianten of modellen van het standaardproduct
geproduceerd, waarbij eens in de zoveel tijd de machines omgesteld dienen te worden naar de
betreffende variant

 Bedrijfskolom  vormt de totale keten van bedrijven die betrokken zijn bij de voortbrenging van
een product of dienst (van producent naar consument)
 Bedrijfstak  gezamenlijke bedrijven in een schakel van een bedrijfskolom (alle supermarkten)

,  Integratie  een onderneming neemt een schakel in de voortbrenging in eigen beheer die
vroeger door een afzonderlijke onderneming werd verricht (doen meerdere taken) (bijv. een
incassobedrijf wat zelf haar post gaat bezorgen)
 Parallellisatie  een verbreding van assortiment (bijv. tankstation verkoopt ook snoepgoed)
 Conglomeraten  (bijv. een speelgoed fabrikant gaat ook ijsjes verkopen)

Samenwerkingsvormen tussen ondernemingen
 Fusie en overname  een ander bedrijf overnemen, of samen met een bedrijf samensmelten
 Joint venture  samenwerkingsverband tussen twee bedrijven waarbij zij samen een nieuw
bedrijf opzetten
 Franchising  Bij franchising sluit een zelfstandige ondernemer zich aan bij een keten en maakt
daardoor gebruik van bepaalde faciliteiten, zoals inkoop, marketing en winkelinrichting. Ook wel
zelfstandige ondernemers die gebruikmaken van dezelfde formule en daarvoor betalen.
 Kartelvorming  zelfstandige bedrijven die onderlinge afspraken maken om de concurrentie te
beperken

 Volledige mededinging  veel ondernemingen en veel klanten in de bedrijfstak en is sprake van
een gestandaardiseerd product (scherpe concurrentie)
 Monopolie  er is slechts een aanbieder en dus geen concurrentie
 Oligopolie  relatief gering aantal aanbieders

Tentamen:
1: verschil parallellisatie, integratie en conglomeratie
2: accountantskantoor heeft meeste kosten (meeste werknemers)


Hoofdstuk 2
Plaatje boek pagina 52
 Eenmanszaak  eigenaar en leider zelfde persoon, de ondernemer betaalt over de winst die behaald word inkomstenbelasting, geen
publicatieplicht
 VOF  bestemd voor handels- of productieactiviteiten, hoofdelijk aansprakelijk, geen publicatieplicht. Over hun winstaandeel wordt
inkomstenbelasting geheven. Commanditaire vennoten kunnen niet met hun privévermogen aansprakelijk worden gesteld.
 Maatschap  wordt toegepast bij samenwerkingsverbanden van beoefenaren van ‘vrije beroepen’ (artsen, advocaten), voor gelijke
delen aansprakelijk. Geen publicatieplicht.
 Coöperatie  leden betalen inkomstenbelasting over de winstuitkering en de coöperatie zelf betaalt vennootschapsbelasting over de
winst. Leden zijn eigenaar. Valt onder wettelijke publicatieplicht
 Nv en bv  eigen vermogen is verdeeld in aandelen. Leiding is in handen van directie. Aandeelhouders zijn beperkt aansprakelijk
 Vereniging en stichting  leden zijn eigenaar. Leden zijn niet aansprakelijk voor schulden. Ze betalen geen winstbelasting alleen moet
er vennootschapsbelasting worden betaald over de winst. Geen publicatieplicht


 Corporate governance  goed besturen van een onderneming en het aantoonbaar maken dat
dit ook gebeurt.

Inkomstenbelasting voor de ondernemer
 Box 1: arbeidsinkomen (premiebedrag voor de volksverzekeringen)
 Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
 Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

 Ondernemersaftrek bestaat uit zelfstandigenaftrek (bedrag dat ondernemers in mindering
mogen brengen op de winst) en de startersaftrek. Voor de winst die nog overblijft geldt dat 14%
is vrijgesteld van belasting  de mkb-winstvrijstelling
(de algemene heffingskorting is afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen)

Winstbelasting bij ondernemingen met rechtspersoonlijkheid

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fmcnaus1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.98
  • (0)
  Add to cart