Wetenschap= het geheel van kennis dat voorkomt uit de menselijke activiteit om de wereld te onderzoeken
en betrouwbare kennis te vergaren.
-> Menselijke activiteit
-> Geheel van kennis
-> Disciplines
Descriptief= wetenschap is beschrijvend bijv. wat is een molecuul en wat
doet het?
Normatief= wetenschap is voorschrijvend: wat je met wetenschap zou moeten doen en hoe je het hoort te
gebruiken, waar het zich mee bezig moet houden. (Volgens Hume moet wetenschap alleen descriptief zijn.
De mens is een alles eter, maar dat betekent niet dat we alles moeten eten).
Er zijn meerdere indelingen van de wetenschap, dit is een indeling:
1. Natuurwetenschappen
2. Levenswetenschappen
3. Menswetenschappen
4. Formele wetenschappen
Reductie= verklaren van verschijnselen door te verwijzen naar onderliggende structuren
Unificatie= een verklaring die meerdere verschijnselen kan verklaren
Wetenschappelijke methode - klassieke oudheid
Welke kenmerken moet een wetenschappelijke methode hebben?
Deductieve methode (Aristoteles)
Algemene regel waar je een observatie aan toets en daar een conclusie op baseert.
Algemeen: water kookt bij 100 graden.
Specifiek: het water in dit pannetje is 100 graden.
Conclusie: het water kookt.
- Axioma’s: algemeen, altijd geldende regel waarvan iedereen vindt dat dat het geval is. Bijv. water kookt
op 100 graden.
- Conclusie moet noodzakelijk volgen uit premissen en de axioma, dan is het geldig en waar (bij geldigheid
doet de inhoud er niet toe, alleen de vorm).
- Kritiek: absoluut zeker, maar zeer beperkte methode: te weinig axioma’s.
- Kritisch ten opzichte van premissen: te weinig algemene regels die ook toe te passen zijn om het leven:
elke cirkel is rond, maar niet elke stoel heeft 4 poten. Veel is onderuit te halen.
,Wetenschappelijke methode - begin wetenschappelijke revolutie
Welke kenmerken moet een wetenschappelijke methode hebben?
Inductieve methode (Bacon)
Vanuit waarneming/experimenten een conclusie trekken:
individuele gevallen en daaruit conclusie trekken (van iets
specifieks naar iets algemeens).
Specifiek: die eens is blauw
Algemeen: deze een is ook blauw, en deze eend ook.
Conclusie: alle eenden zijn blauw.
- Probleem van inductieve generalisaties (inductieprobleem Hume): Inductie houdt geen rekening met de
toekomst en we kunnen niet alle gevallen bij langs (niet universeel): het is geen garantie op een per
definitie ware uitspraak.
Positivisme - Auguste Comte (1798-1857)
- Drie stadia van menselijke kennis: belangrijkste stadium in onze huidige samenleving is het
wetenschappelijke stadium.
- Religieuze stadium: op basis van goden, iets bovennatuurlijks (goden gebruikt om iets wat wij
waarnemen te verklaren).
- Metafysisch stadium: op basis van natuurkundige krachten, door abstracte begrippen worden onze
waarnemingen verklaard.
- Wetenschappelijk stadium: wetenschap verklaart wat wij waarnemen: empiristisch.
Wiener Kreis - Logisch positivisten
- Er zijn drie verschillende aspecten om te bepalen of iets wetenschap is. Hoe kunnen we nagaan dat iets
waar is? Hoe kunnen we dit bevestigen? Methode om iets bewijsbaar te maken.
- Confirmatie: bevestigen door middel van een waarneming dat iets zo is (het is maar 1 waarneming).
Kritiek: te makkelijk, je hoeft het maar 1x te bevestigen.
- Verificatie: Iets moet toetsbaar zijn. Je geeft stappen en omstandigheden aan, zodat iemand anders
diezelfde stappen kan nemen en zo op dezelfde conclusie kan komen.
Kritiek: je kunt nooit alles bevestigen: te moeilijk.
- Logisch + positivisme: Logica: Iets moet met logisch beredeneerbaar moeten zijn.
Positivisme: Iets moet waarneembaar zijn: empirisch zijn.
Karl Popper (oplossing inductieprobleem)
,- Falsificatie: elke uitspraak is waar totdat het tegendeel bewezen is + daarvoor moet een uitspraak dus
wel onderuit te halen zijn en te toetsen zijn. Stel: ik geef aan dat alle zwanen wit zijn, dat is een
wetenschappelijke uitspraak totdat iemand een zwarte zwaan tegenkomt.
Kritiek: In hoeverre kun je spreken van een ware theorie als je die alleen maar onderuit probeert te
halen?
- Corroboratie: een uitspraak voor voorlopig als waarheid aannemen. Eisen: moet een wetenschappelijke
uitspraak zijn + moet onderuit gehaald kunnen worden
Demarcatie: afbakening/ grenzen
Demarcatieprobleem: hoe onderscheiden we echte en valse wetenschap van elkaar?
*Carl Gustav Hempel (1905-1997)
Perfect wetenschappelijke onderzoek:
1. waarneming en vastlegging van alle feiten
2. analyse en classificatie van deze feiten
3. inductieve afleiding van generaliseringen daaruit
4. verdere toetsing van generaliseringen
Geen realistische methode, je kan door ‘ongeluk’ ook ergens achterkomen
Verschil ‘eng inductivistische opvatting’ en ruim inductivistische opvatting’
- Naast logica en empirie ook plek voor creatief denken
Deductie= van een algemene regel naar waarnemingen (Kritiek: geen algemene regel, Aristoteles)
Inductie= van waarnemingen naar een algemene regel (Kritiek: probleem Hume, we weten niet wat in de
toekomst gebeurt/wat de volgende observatie stelt).
Verschillende fasen in de wetenschap
Context van ontdekking: je hebt een idee (stel: je hebt het idee dat de gemiddelde levensduur van een
vlinder 5 dagen is) - Ontdekking van inzichten
- De manier waarop een wetenschapper de hypothese opstelt
, - Toeval/inzicht/experiment
Context van rechtvaardigen: proberen te onderbouwen waarom je vindt wat je vindt
- Methode van wetenschap
- Inductie/deductie
- Confirmatie/verificatie/falsificatie
Paul Feyerabend
Er is niet bij elk onderzoek dezelfde methode gebruikt, maar toch zijn er goede resultaten behaald. We
moeten dus niet 1 vaste methode gebruiken.
- ‘Anything goes’ -> het maakt niet uit welke methode je gebruikt voor zowel de ontdekking als
rechtvaardiging van wetenschap . Elke methode is oké: against method: alle methodes zijn gelijk aan
elkaar
- De gevestigde methode zorgt niet altijd voor de beste resultaten. Grote doorbraken door de ‘gevestigde
methode’ opgeven .
- Methodes evolueren: je komt tot andere resultaten, door andere methodes te gebruiken. De meeste
uitvindingen komen doordat je juist niet de wetenschappelijke methode volgt.
Thomas Kuhn
- Pradigma’s: denkkader waarbinnen de wetenschap plaatsvindt met bepaalde begrippen, methodes,
proefjes enz. Er zijn bepaalde kaders waardoor wij naar de wereld kijken. Deze denkkaders veranderen
(per tijdperk) en kunnen niet tegelijk bestaan.
- Anomalieën: afwijking, iets wat niet binnen het paradigma pas (stel; er is een onderzoeksresultaat dat
niet binnen de hypothese past, dit is een anomalie).
- Wetenschappelijke revoluties (radicale verandering): Als er heel veel anomalieën/uitzonderingen zijn,
kan dit het paradigma veranderen omdat de uitzonderingen moeten meegenomen worden in het
nieuwe denkkader waarbinnen de anomalieën normaal zijn. (stel; je hebt een bril op waardoor jij de
wereld ziet, maar er gebeuren zoveel andere dingen buiten deze bril dat je een nieuwe nodig hebt (een
nieuwe manier van kijken accepteren)).
- Incommensurabel: onverenigbaar. Denkkaders kunnen niet tegelijk bestaan en zijn niet samen te
voegen. (stel; je kan een eend zien en je kan een haas zien maar je ziet het niet tegelijk, denkkaders
‘bestaan’ niet op hetzelfde moment)
- Probleemoplossend vermogen binnen paradigma: problemen kunnen we alleen oplossen binnen het
paradigma. De vooruitgang binnen de wetenschap vindt zich plaats binnen de paradigma, binnen een
paradigma kunnen we steeds meer kennis opdoen/verfijnen als je wisselt van paradigma kan je niet
zeggen dat de kennis over de ene paradigma beter is dan de andere paradigma want het is een ander
tijdperk/andere bril en dit kan je niet met elkaar vergelijken Waarheid en kennis is niet absoluut, het
hangt af van de paradigma.
Wilhelm Dithley*
- Erklären: natuurwetenschappen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bofleurbruins. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.67. You're not tied to anything after your purchase.