Dit zijn de aantekeningen van de 14 colleges bij het vak Personen met Beperkingen: diagnostiek. Ook het mini-college van het ICF model is hier in opgenomen. De aantekeningen zijn uitgebreid en zijn voorzien van aanvullende informatie en afbeeldingen om sommige onderwerpen beter te duiden.
Personen met beperkingen: Diagnostiek (PABA5235)
All documents for this subject (10)
1
review
By: mickreeders • 6 months ago
Seller
Follow
babettekuiper
Reviews received
Content preview
Aantekeningen ALLE colleges Personen met Beperkingen: Diagnostiek PABA 5235
Inhoud
College 1 → Het jonge kind met ontwikkelingsproblematiek................................................................. 2
College 2 → Het jonge kind en kinderen met motorische beperkingen ................................................. 6
College 2.0 – Minicollege het ICF-model ............................................................................................... 14
College 3 → Kinderen met motorische beperkingen ............................................................................ 16
College 4 → Kinderen met motorische beperkingen ............................................................................ 22
College 5 → Mensen met een verstandelijke beperking ...................................................................... 31
College 6 → Leefstijl – samenwerken aan een gezond leven ............................................................... 39
College 7 → Genetische aandoeningen: oorzaak, lichamelijke kenmerken en gedrag ........................ 42
College 8 → Het perspectief van ouders en naasten ............................................................................ 49
College 9 → Gedragsproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking ................................. 54
College 10 → Diagnostiek VB: instrumenten en diagnostiek, gezondheidsproblemen, pijn ............... 59
College 11 → Diagnostiek, gezondheidsproblemen, pijn, sociaal-emotionele ontwikkeling ............... 65
College 12 → Visuele beperkingen ....................................................................................................... 72
College 13 → Auditieve beperkingen .................................................................................................... 78
College 14 → Doofblindheid ................................................................................................................. 85
1
,College 1 → Het jonge kind met ontwikkelingsproblematiek
08/02/2023
In dit vak staat de orthopedagogische handelingscyclus centraal
Ontwikkeling bestaat uit verschillende factoren:
- Verandering: multi-directioneel: positieve of negatieve veranderen, het leren of verliezen van
vaardigheden
- Proces: geen momentopname maar speelt zich af ‘in de tijd’
- Multi-dimensioneel: vindt plaats op verschillende domeinen
- Multi-gedetermineerd: vindt plaats door interactie met verschillende factoren in het kind en buiten
het kind. Biologische omgevingsfactoren.
Gedrag = elke bewuste of onbewuste handeling (actie), die als dan niet waarneembaar is. Dus bijv.
arm bewegen, woord zeggen, maar ook innerlijke gedragingen zoals onzichtbare emotie.
Alles wat je kan zien/interpreteren is de primaire focus bij het ontwikkelingsonderzoek naar jonge
kinderen.
Vertraagde ontwikkeling: wanneer een kind op een bepaalde leeftijd vaardigheden laat zien die
kenmerkend zijn voor jongere kinderen / wanneer een kind bepaalde vaardigheden nog niet onder
de knie heeft op een bepaalde leeftijd. Bijv. wanneer een 4 jarige alleen nog ma 2-woords zinnen
spreekt.
Ontwikkelingsachterstand: het niet bereiken van één of meerdere ontwikkelingsmijlpalen binnen en
te verwachten leeftijdsrange. Onderscheiden in specifiek (ontwikkelingsachterstand op één specifiek
gebied) en globaal (ontwikkelingsachterstand op twee of meer ontwikkelingsdomeinen).
→ Ontwikkelingsdomeinen: grove/fijne motoriek, spraak/taal, cognitie, sociaal/persoonlijk en
dagelijkse activiteiten
Asynchrone ontwikkeling (dissociation): ontwikkeling op verschillende gebieden loopt niet gelijk aan
elkaar.
Afwijkende ontwikkeling: wanneer een kind gedrag laat zien dat niet in een bepaalde
ontwikkelingsfase thuishoort en dat geen samenhangend beeld vormt. Bijv. echolalie (dat hoort geen
enkel kind te doen)
Regressie in ontwikkeling: terugval in normaal ontwikkelingsverloop. Dit is altijd een reden om aan
de bel te trekken.
Lichte ontwikkelingsproblemen komen pas vaak tot uiting wanneer de omgeving complexer wordt.
Bijvoorbeeld in schoolcontext. Dan worden pas de problemen zichtbaar.
Als een kind bepaalde gedragsproblematiek laat zien, moet je je afvragen of deze problematiek bij de
leeftijd hoort of dat het daadwerkelijk ontwikkelingsproblematiek is en het vertoonde gedrag niet bij
de leeftijd hoort. Je moet dus kennis hebben over welk gedrag bij welke ontwikkelingsfase hoort.
Bijv scheidingsangst: treed op van 8 maanden tot uiterlijk 6 jaar. Als een kind van 10 jaar
scheidingsangst laat zien, zou dat op problematiek kunnen duiden. Afwezigheid van scheidingsangst
bij een kind van 2 jaar, kan duiden op problematiek.
Kijk ook na of er factoren in de omgeving zijn die voor tijdelijk gedrag zorgen of dat het gedrag al een
lange tijd zich af speelt. Kijk dus naar de context om het gedrag.
2
,Ontwikkelingstaak: thema’s die karakteristiek zijn voor een bepaalde levensfase en die bepaalde
vaardigheden vragen. Bij iedere leeftijdsperiode horen per ontwikkelingsdomein unieke
ontwikkelingstaken met bijhorende ontwikkelingsmijlpalen. Bijv. zelf een beker vastpakken binnen
domein motorische ontwikkeling.
Het is belangrijk om kennis te hebben van die ontwikkelingstaken en -mijlpalen. LET OP: er zijn
individuele verschillen. Deze zijn vooral in de eerste twee levensjaren verschillen groot. De mijlpalen
zijn een houvast van wat je kan verwachten, maar weet dat er veel variatie is.
Voorbeeld: een kind heeft veel last van middenoorontsteking. Het hoort minder goed, dus blijft
achter op de taalontwikkeling. Wees bewust dat deze ontsteking tijdelijk van invloed is op de
ontwikkeling’. Houdt in de gaten of dit tijdelijk blijft (voordat je aan de bel trekt) of een
ontwikkelingsachterstand wordt/is.
In dia 13 staat alle theorieën binnen de ontwikkelingspsychologie. Geen enkele theorie kan alle
vragen beantwoorden, maar het is belangrijk om kennis te hebben van de verschillende theorieën.
Psychodynamisch → Gedrag wordt ons hele leven gemotiveerd door innerlijke, onbewuste krachten
die uit onze kindertijd stammen en waarover we weinig controle hebben (Freud, Erikson).
Behavioristisch → Ontwikkeling kan worden begrepen door waarneembaar gedrag en
omgevingsstimuli te bestuderen (John B. Watson, B.F. Skinner, Albert Bandura).
Cognitief → Nadruk op de invloed die ons gedrag ondergaat door verandering in de manier waarop
mensen weten, begrijpen en denken (Jean Piaget).
Systemisch → Gedrag wordt bepaald door de relatie tussen individuen en hun fysieke, cognitieve,
persoonlijkheids-, sociale en fysieke werelden (Lev Vygotsky, Urie Bronfenbrenner).
Evolutionair → Gedrag is het resultaat van de genetische erfenis van onze voorouders; gedrag en
eigenschappen die kunnen worden aangepast om de overlevingskansen van onze soort te
bevorderen worden doorgegeven via natuurlijke selectie (Konrad Lorenz, Charles Darwin)
Ontwikkeling is een samenspel van invloeden. Door de tijd heen wordt de invloed van verschillende
factoren kleiner of groter. Dit verandert dus over tijd, want het kind verandert en de omgeving
verandert. Bijv. ouderlijk gedrag kan een in stand houder van de problematiek zijn of juist er voor
zorgen dat de problematiek verdwijnt (voorbeeld kind gebeten door een hond, wat doet een ouder
daarmee? Angst van het kind verergeren of wegnemen).
DUS: kijk naar ontwikkelingspatronen, dus door de tijd heen. NIET kijken naar een momentopname.
Kijk nooit allen naar het kind an sich, maar kijk altijd naar de kind in de context. Dit geven de
volgende modellen aan:
- Bio-ecologisch model Bronfenbrenner: microsysteem (dagelijkse ,directe omgeving waarin
kinderen leven), mesosysteem (zorgt voor connecties tussen de verschillende onderdelen van het
microsysteem), Exosysteem (heeft niet direct invloed op het kind, maar algemene invloed (bijv.
invloed op werk ouders → ouders invloed op kind)), macrosysteem (overkoepelende culturele
invloeden waaraan een individu blootstaat), chronosysteem (invloed van het verstrijken van de tijd
op de ontwikkeling van individuen).
- Transactioneel model Sameroff: de ontwikkeling van het kind wordt gezien als het product van de
voortdurende transacties tussen het kind en zijn omgeving, die geboden wordt door de opvoeders en
de sociale context. Er is sprake van een continu dynamisch elkaar beïnvloed proces. Het kind
beïnvloed de omgeving dus zelf ook. Voorbeeld met instabiele moeder die haar onzekerheden,
emotionele uitbarstingen, frustratie uit in bijzijn van haar kind. Daardoor gaat het kind ook probleem
3
, gedrag vertonen denk aan slecht slapen, slecht ritme, wat weer de moeders instabiliteit versterkt
ect.
Watervaleffect (developmental cascades)
CONCLUSIE: DE ontwikkeling bestaat niet, want:
- Multifinaliteit: (meerde uitkomsten) kinderen kunnen vanuit eenzelfde beginsituatie tot
verschillende ontwikkelingsuitkomsten komen
- Equifinaliteit: (eenzelfde uitkomst) kinderen kunnen vanuit verschillende beginsituaties tot een
zelfde uitkomst komen.
Elk kind ontwikkelt zich op zijn eigen manier, maar toch is ontwikkeling in enige mate voorspelbaar
door ontwikkelingsmijlpalen.
Vroegsignalering / vroegherkenning: herkennen van vroege signalen die kunnen duiden op
ontwikkelingsproblematiek
Screening: systematisch uitvragen van kenmerken van ontwikkeling en het gedrag die passen bij een
bepaald klinisch beeld.
Diagnostiek: de sterkere en zwakkere kanten van het functioneren van een kind zo goed mogelijk in
kaart brengen om zicht te krijgen op de achtergrond van de problemen en om een behandelplan (of
interventie) op maat te kunnen maken.
Waarom is vroegsignalering/diagnostiek zo belangrijk!
- Hoe jonger je ingrijpt hoe groter de kans is dat je problemen verkleint of kan voorkomen (let op is
wel redelijk generaliserend)
- Je krijgt duidelijkheid of er sprake is van een achterstand of een ontwikkelingsstoornis
- Je kunt stoornissen tijdig opsporen om vroeg behandeling en/of begeleiding op te starten:
- je kunt secundaire problematiek voorkomen
- je kunt ouders zo vroeg mogelijk ondersteunen in het opvoedingsproces: faciliteren interactie met
ouders en realiseren veilige hechtingsrelatie, voorkomen secundaire gevolgen, stimuleren
ontwikkelingspotentieel, adaptief functioneren: zelf leren verzorgen en leren omgaan met
leeftijdsgenootjes, emotionele verwerking.
- je kunt de kennis en vaardigheden van ouders vergroten wat betreft verschillen in het
ontwikkelingstraject van kinderen.
- Bij diagnose: ouders hebben een houvast, minder frustraties, hebben meer begrip en stellen hun
eisen bij. Dit straalt vaak uit naar het kind omdat er een betere relatie is tussen ouder en kind en
komt er in de omgeving meer begrip.
- als de ontwikkelingsproblematiek een genetische basis hebben is het voor ouders goed om het na
te gaan bij broertjes/zusjes en eventuele kinderwens.
Oftewel: vroegdiagnostiek (en -behandeling) is een startpunt om ontwikkelingskansen optimaal te
benutten.
→ Er is de vraag of bepaalde diagnoses bij jonge kinderen wel gesteld kunnen worden. Gaat de
problematiek om een stoornis of om een normale range? Er zijn namelijk:
- grote verschillen in de verloop van de ontwikkeling tussen en binnen kinderen
- verwevenheid in de ontwikkelingsdomeinen. Je moet altijd multidisciplinair kijken. Je moet je nooit
alleen kijken naar één gebied. Kijk of er andere gebieden ook problematisch zijn die onderliggend zijn
aan andere gedragsproblemen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller babettekuiper. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.66. You're not tied to anything after your purchase.