100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Democratie en vertegenwoordiging in EU-VUB $5.89   Add to cart

Summary

Samenvatting Democratie en vertegenwoordiging in EU-VUB

1 review
 283 views  4 purchases
  • Course
  • Institution

Beste studenten, Deze samenvatting werd gemaakt tijdens het tweede semester van 2016. Deze samenvatting is een combinatie van slides en leerstof vanuit het boek. Deze samenvatting bevat ook illustraties om bepaalde begrippen visueel duidelijk te maken. Dankzij deze samenvatting behaalde ik een res...

[Show more]

Preview 5 out of 52  pages

  • July 26, 2016
  • 52
  • 2015/2016
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: mathildetison • 7 year ago

avatar-seller
Democratie en vertegenwoordiging in Europa: Samenvatting

Hoofdstuk 1: Inleiding tot de vergelijkende politicologie




- Politieke theorie (theoretisch = nagaan hoe consistent een theorie is)
- Vergelijkende politicologie (empirisch = gegrond in feiten; waardeneutraal; interactie binnen
politieke systemen (media, belangengroepen,…)
- Internationale relaties (interacties tussen verschillende landen)
 Verschil tussen de drie disciplines is niet meer zo duidelijk: globalisering,
interdependentie tussen landen en diffusieprocessen tussen landen

Tradities in de vergelijkende politicologie:

- Landenstudies: beschrijving van de politieke systemen van bepaalde landen (VS : een studie
van een land tegen Am. Standaard)
 wat bestuderen, structuren
- Methodologische discipline: vastleggen van regels en standaarden voor vergelijkende analyse
 hoe kunnen we op methodologische manier vergelijken
 causale inferentie: hoofdzakelijke veralgemening
 hoe cases selecteren, data verzamelen,…
- Analytische traditie: combinatie van empirie en methode: hoe kunnen we gelijkenissen en
verschillen tussen landen/ politieke systemen beschrijven en verklaren

Wat doet de vergelijkende polticologie?
- Beschrijven: opstellen van classificaties en typologieën (VK: meerderheidssysteem)
- Verklaren: hypotheses testen en formuleren ter verklaring van verschillen en gelijkenissen
(wel extreem-Rechts in Vlaanderen en niet in Wallonië = in Vl. was er een voedingsbodem)
- Voorspellen: verwachtingen formuleren over de impact van bepaalde veranderingen (Noord-
Ierland een religieus conflict (pacificatiedemocratie) maar werkte niet zo goed)
 goed verklaren maar niet goed in voorspellen (context zeer moeilijk)
 Bel: sterk sociaal-overleg = als je middenveld niet meekrijgt  stakingen


Voorbeeld: Waarom werkt democratie goed in Noord-Italië en minder goed in Zuid-Italië
- Regio‟s in de jaren 80: regionale bevoegdheden gekregen
- Bepaalde regio‟s doen het beter dan andere

1

, - Institutionele verklaring houden geen steek
- Aanwezigheid van bepaalde politiek cultuur en sociaal kapitaal
 Normen en wederkerigheid
 Banden van vertrouwen
 Sociaal netwerk
 N: mate van sociaal kapitaal aanwezig is en niet in het zuiden (meer vertrouwen)
 uitgebouwd netwerk van mensen in het N
 Napels: maffia wilt netwerk uitbouwen

Arend Lijphart: Waarom hebben sommige verdeelde landen een stabiel politie systeem en andere niet?
- Diep verdeelde landen heel diepe breuklijnen maar zeer stabiel zijn? = consensusdemocratie
- Culturele verschillen houden geen steek
- Aanwezigheid van bepaalde institutionele mechanisme
 Grand coalition: gelijk aantal Vl. en Wl. ministers
 Proportionaliteit: vast aantal Franse en Vlaamse leden in het parlement (bijzondere
financieringswet/ topmandaten)
 Wallonië: oppervlakte
 Vlaanderen: bevolking
 Veto rights: alarmbelprocedures
 Segmental autonomy: conflict door de conflicterende partijen worden opgelost

Voorwaarden:

- Doel: verklaren
- Middel: vergelijken
 vergelijking moet expliciet zijn
 vergelijking houdt geen normatief oordeel in
 Machiavelli: De Prins
 Tocqville: Amerikaanse democratie bestudeert
 Lipset: uitzonderlijkheid van Amerika

Van institutionalisme naar functionalisme:

- Voor WOII: institutioneel legalisme (analyse van formele staatsinstellingen voornamelijk
Grondwet)
 Parlement heeft in werkelijkheid weinig in de pap te brokken
- Na WOII:
 nieuwe theorieën: behaviorisme
 Politieke praktijk: partijen, belangengroepen, media, politiek gedrag
 Politieke cultuur

 nieuwe cases: niet meer louter westerse focus
 Opkomst van nieuwe tendensen: communisme, opkomst dictaturen in Portugal en
Spanje,…
 nieuwe methoden: large N (veel landen in één onderzoek vb. 90), statistiek, systematische
dataverzameling
 nieuwe taal: systeemtheorie (Easton), functionalisme (Deutsch)  functie achterhalen
 Verkiezingen = mensen een stem laten uitbrengen


2

, - Voorbeeld politieke praktijk: stemgedrag van burgers in Westerse democratieën (Lipset en
Rokkan)
 niet formele instituties
 breuklijnenmodel
 Arbeid/ Kapitaal
 Centrum/ Periferie
 Kerk/ Staat
 Stad/ Platteland
- Voorbeeld politieke cultuur: wat verbindt individuen aan democratie?
 niet structuren en instituties
 Participant
 Subject
 Parochial
- Voorbeeld: nieuwe taal
 politieke systemen functioneren

Terug naar institutionalisme:
- New institutionalism: terug focus op staten en hun instellingen (+ informele regels)
- Grounded theory: van universele naar middle-range theorieën (specifieke cases)
- Small-N: kleinere gevalsstudies (4 à 5 landen)
- Rational choice theory: politieke actoren als rationeel en nutsmaximaliserend, maar getemperd
door institutionele beperkingen




Vergelijkende methode:
- Quasi-experimenteel onderzoek (achtergrondvariabelen opsporen)
- Methoden verschillen
 aantal cases
 Small N  veel variabele
 Large N  weinig variabele




3

,  vergelijkende dimensies
 Ruimtelijke vergelijking (cross-sectioneel): vergelijkingen tussen landen, gebieden,
groepen of politieke processen
 Functioneel vergelijking (cross-organisationeel): vergelijken van liberale en
nationalistische ideologieën in Europa
 Longitudinaal (cross-temporeel): vergelijken van instituties, actoren en processen in
de tijd in plaats van doorheen de ruimte
 eenheid van analyse
 Micro (individuele actoren)
 Meso (organisaties)
 Macro (instituties)
 focus op gelijkenissen of verschillen
 Most similar systems design
 Most different systems design

Niveau van de data:

- Geaggregeerde of ecologische data
 beschikbaar op een bepaald territoriaal of organisatieniveau
 oppassen voor “ecological fallacy”
- Individuele data
 informatie over specifieke politieke actoren

Hoofdstuk 2: Theorie in de vergelijkende politicologie

- Vergelijkende politicologie
 Beschrijft diversiteit in politieke systemen
 Verklaart verschillen en gelijkenissen
 Voorspelt mogelijke effecten
- Om dit te doen is er theorie nodig
 Weten wat relevant is om te beschrijven
 Weten wat mogelijke interpretaties zijn
 Linken micro- en macroniveau
 macroniveau andere vragen stellen (vetorechten, bijzondere meerderheden,…)
 Theorie beperkt gezichtsveld: theorie is nodig om bevindingen te interpreteren alsook
het verstrekken van vragen dat nieuw onderzoek motiveert. MAAR  eens een
theoretische aanpak is gekozen en een onderzoek is gestart op basis van een theorie
(conservatief = niet openstaan voor nieuwe visies)

Soorten theorieën

- Positivistische:
 “feiten” zijn echt en observeerbaar
 Feiten worden niet gekleurd door de waarden van de onderzoeker
 Theorieën zijn objectief verifieerbaar
 Sociale wereld // natuurlijke wereld




4

, - Constructivistische:
 “feiten” zijn sociaal ingebed en worden sociaal geconstrueerd
 Onze blik wordt gekleurd door onze verwachtingen
 We passen theorieën toe op feiten
 We leggen onze eigen sociale en culturele begrippen op aan geobserveerde fenomenen

Reikwijdte van theorieën

- Grand theories:
 Alomvattende focus
 Theorie beschrijft alle cases
 Weinig verklarende kracht
 Vb. David Easton (input en output)
 Vb. Rising Tide (grotere gelijkheid tussen mannen en vrouwen = op globaalniveau)
- Middle range theories: (grounded theories)
 Toepasselijk op cases in een beperkte geografische, politieke, sociale of historische
context
 Capital Thomas Piketty (VS, UK, FR = Westers georiënteerd)

Enkele theoretische strekkingen

- Structureel functionalisme: welke functies moeten uitgeoefend worden door de instituties 
nagaan wat de belangrijkste functies van politieke systemen zijn en deze gaan vergelijken
- Systeemtheorie: beschouwen structuren van het openbare sector als een open systeem dat
veel input en output heeft
- Marxisme: landen die uitgebuit worden en landen die uitbuiten  klassenconflict is op
belangen gebaseerde verklaring voor verschillen in politieke systemen
- Corporatisme: benadering benadrukt de centrale rol in de interactie van de staat en de
samenleving, in het bijzonder de legitieme rol van sociale belangen in beleidsbeïnvloeding
- Institutionalisme: focussen allemaal op de centrale rol van de structuren in het vormgeven
van politiek en het vormgeven van individueel gedrag
- Governance : bepaalde taken moeten uitgevoerd worden om de samenleving te kunnen
regeren en poneert dat deze op verschillende manieren kunnen worden uitgevoerd.

De 5 of 6 I‟s

- Instituties:
 Politieke actoren handelen zoals ze handelen omdat de institutionele setting hen
daartoe dwingt of beperkt
 vb. waarom telkens compromis in BE
 Zeer sterke institutionele wortels in VP
 New Instutionalism
 minder focus op formele regels maar meer op empirische praktijken (vb. vorming
van een nieuwe Belgische regering  regeringsvorming regels staan nergens
opgeschreven)
 nieuwe instituties duiken op
 Normative/ sociological institutionalism: bepaalde normen in de samenleving
die niet zijn neergeschreven (vb. corruptie: informele praktijk die veel meer
verklaard dan formele regels)


5

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mathiasvansighem1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.89  4x  sold
  • (1)
  Add to cart