Structuur en financiering Nederlandse Gezondheidszorg
Week 1 leerdoelen
1. Drie belangrijke fasen in de ontwikkeling van zorgstelsels onderscheiden en interpreteren;
2. De verschillen tussen zorgstelsels met een Bismarck- en Beveridge-systeem uitleggen en de
invloed van deze systemen op de organisatie en financiering van zorg verklaren;
3. De verschillen tussen particuliere en sociale zorgverzekeringen uitleggen;
4. De verschillende kenmerken van een sociale zorgverzekering onderscheiden en hun
onderlinge samenhang verklaren;
5. De veranderende rol van particuliere en sociale verzekeringen binnen het Nederlandse
zorgstelsel gedurende de 20e eeuw uitleggen en verklaren.
6. Op hoofdlijnen de ontwikkeling van het overheidsingrijpen in het Nederlandse zorgstelsel in
de 20e eeuw uitleggen en de logica daarvan verklaren.
Week 2 leerdoelen
1. Het onderscheid tussen collectieve en private financiering van gezondheidszorg uitleggen;
2. Het belang van uitgavenbeheersing in de gezondheidszorg uitleggen; en
3. De ontwikkeling van de zorguitgaven alsmede de bijbehorende beleidsmatige uitdagingen
benoemen en uitleggen.
Week 3 leerdoelen
1. De aanleiding, doelstelling en hoofdlijnen van de hervorming van het stelsel van curatieve
zorg beschrijven en interpreteren;
2. Het hoe en waarom van de beoogde rol van de zorgverzekeraar in het zorgstelsel uitleggen;
3. Het belang van het systeem van risicoverevening voor het functioneren van het zorgstelsel
verklaren;
4. De belangrijkste spelregels van het curatieve zorgstelsel uiteenzetten en hun logica en
onderlinge samenhang uitleggen.
Week 4
1. De rol van gereguleerde marktwerking in de curatieve zorg uitleggen;
2. De voor de curatieve zorgsector relevante prikkels voor doelmatigheid en
kwaliteitsverbetering analyseren; en
3. De belangrijkste uitdagingen voor de ordening van de curatieve zorg benoemen.
Week 5
1. De langdurige zorg in Nederland plaatsen in internationaal perspectief;
2. De historische ontwikkeling van het stelsel van langdurige zorg op hoofdlijnen beschrijven;
3. Een beargumenteerd oordeel geven over de houdbaarheid van het stelsel van langdurige
zorg in het licht van de vergrijzing;
4. De problemen met de voormalige Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) benoemen
en verklaren;
5. De doelstellingen en hoofdlijnen van de hervorming van de langdurige zorg in 2015 uitleggen;
6. De prikkels voor doelmatigheid en kwaliteitsverbetering in het huidige stelsel voor langdurige
zorg analyseren.
,Week 1 – Historische ontwikkeling van het Nederlandse
zorgstelsel
Video 1: Drie fasen in de ontwikkeling van zorgstelsels
Cutler (2002) omschrijft in zijn artikel over overheidsingrijpen die een zelfde patroon vertonen. Dit
gaat in drie golven.
1. Fase 1: De overheid wil er voor zorgen dat universele en gelijke toegang tot belangrijke
zorgvoorzieningen voor iedereen gerealiseerd worden. (Lijkt vanzelfsprekend, maar is het
lange tijd niet geweest. Er waren veel overheidsingrijpen nodig om deze zorgvoorzieningen
voor iedereen te regelen)
2. Fase 2: Gericht op kostenbeheersing. -> Logisch voortvloeiend uit fase 1. Door de kosten van
goede zorg zo laag te houden in de eerste fase, nadeel dat de prikkel voor kostenbewust
gedrag voor zowel zorgvragers als zorgaanbieders wegvielen. De kosten namen door fase 1
heel erg toe. De vraag was of we deze kosten met z’n allen konden dragen en of de toegang
wel voor iedereen gerealiseerd kon blijven. -> Overheid gaat ingrijpen om de kosten te
beheersen en de groei hiervan in de hand te houden.
3. Fase 3: Verbeteren van de efficiëntie van het zorgstelsel door versterking van de prikkels
voor kwaliteit en kostenbewust gedrag bij zorgvragers, zorgaanbieders en betalers van zorg.
(Als alleen de overheid die kostenbeheersing moet realiseren is niet haalbaar. De overheid
kan moeilijk die zorgkosten beïnvloeden en sturen in zijn eentje van bovenaf. Er ontstaat een
discussie op gang van hoe maak je alle partijen meer kostenbewust en meer prikkels geven
voor doelmatigheid.)
Fases in Nederland (komen overeen met de fases van Cutler):
1. Invoering en uitbouw sociale ziektekostenverzekering (toegang tot zorg voor iedereen)
(1941-1970).
2. Kostenbeheersing (1971-2005): aanbodregulering en budgettering.
3. Gereguleerde concurrentie (2006-heden): Hoe kunnen we met marktprikkels het systeem
efficiënter maken. Hoe zorg je dat partijen geprikkeld blijven. Begonnen met invoering van de
zorgverzekeringswet.
Video 2: Zorg van privilege naar recht (1900-1940)
De verandering van zorg als privilege naar zorg als recht had vooral te maken met een belangrijke
ontwikkeling in de geneeskunde. Begin van de 20 ste eeuw:
Nemen de medische prestaties toe (steriele operaties, die mensen daadwerkelijk beter maken).
Focus verandert van huisarts naar ziekenhuis. Hierdoor nemen kosten van medische
behandeling toe.
Werd steeds meer gezien als een recht dat mensen zorg moesten krijgen. Een gevolg van de twee
punten hierboven: Gezondheidszorg wordt in toenemende mate beschouwd als “recht” ipv een
privilege voor degene die het kan betalen (marktgoed: je betaalt de prijs op de markt)
Overheid was grotendeels nog afzijdig in de zorg in het begin van 1900.
Tot 1940: particulier initiatief dominant
Begin 1900 betaalden de meeste mensen de zorg grotendeels uit hun eigen zak.
Armenzorg was al wel geregeld (Armenwet van 1854 en herzien in 1912). Dit werd geregeld
door gemeenten en kerkelijke- en liefdadigheidsinstellingen. Wel hele basis gezondheidszorg.
, Vanaf 1900 kwamen er steeds meer ziekenfondsen op de markt vooral voor mensen met lagere
inkomensgroepen (doktersfondsen, arbeidersfondsen, coöperaties). De fondsen hadden
huisartsen in loondienst of hadden een abonnement met de huisartsen.
Vanaf 1910 ook particuliere ziektekostenverzekering voor middenstand en hogere
inkomensgroepen. Was aantrekkelijker om te verzekeren naarmate de zorgkosten toenamen.
Waarom was er een onderscheid tussen ziektefonds en particuliere verzekering? (1907-2006)
De scheiding werd afgedwongen door artsen. De KNMG heeft de scheiding afgedwongen in 1912
door een welstandsgrens (bindend besluit). Dus boven een bepaalde welstandsgrens moest men
zich verzekeren via een ziekenfonds en anders via een particuliere verzekering.
Onderscheid was belangrijk voor artsen vanwege de vergoeding. Bij particulier werd er namelijk
betaald per bezoek/handeling, vandaar dat huisartsen hier meer aan ontvingen dan aan mensen
die via ziekenfonds kwamen. Dus aantrekkelijker als huisarts om particuliere patiënten te
hebben. Ook omdat ze zelf als arts zijnde geen risico liepen.
Positie van de arts was ook anders:
o Naturavergoeding = Je hebt recht op zorg, omdat je bent aangesloten. Vereist dat er een
contract is tussen huisarts en ziekenfondsen.
o Restitutievergoeding = de verzekering vergoede alleen de kosten en gaf niet zo zeer recht
op de zorg zelf. Vereist geen contractuele relatie. Particuliere stonden onafhankelijk van de
artsen. En kleinere maten van risico, vanwege het verrichtingentarief.
Ziekenfondsen waren aantrekkelijk voor artsen, omdat ze op die manier toch geld kregen voor de
mensen met een laag inkomen. Als deze fondsen er niet waren, hadden ze namelijk helemaal geen
inkomsten vanuit deze groep.
Beide verzekeringen waren vrijwillige verzekeringen. Dus was niet verplicht.
1900-1940 – geen universele en gelijke toegang tot zorg
De omvang en financiële draagkracht van ziekenfondsen was vaak te klein om grotere risico’s
(ziekenhuisopname) te dekken.
Ongelijke toegang door premiedifferentiatie en selectieve acceptatie door verzekeraars.
Verzekeraars mochten mensen weigeren. Mensen met een hoog risico kregen juist vaak geen
toegang tot zorgverzekeringen.
Grote lokale/regionale verschillen in de prijs en beschikbaarheid van zorg. Sommige plekken
juist weinig huisartsen andere juist weer veel. Geen gelijke toegang afhankelijk van hun
woonplaats en geen gelijke toegang voor mensen met ongelijke risico’s.
Toenemende mate ontstond er druk om de universele toegang wel te verlenen. -> moet er geen
sociale verzekering komen, waarbij iedereen recht heeft op zorg. Vanaf 1904 hier al eerste
wetsvoorstel voor.
Pogingen om een verplichte sociale ziektekostenverzekering in te voeren mislukken keer op
keer. De ene keer vonden de artsen dat ze te weinig invloed hadden, de andere keer vonden
werkgevers dat ze teveel moesten bijbetalen en derde keer was er een crisis of kwam het
doordat het kabinet viel.
Duitsers hebben in 1941 uiteindelijk een sociale ziektekostenverzekering in Nederland afgedwongen.
Video 3: Sociale ziektekostenverzekering (1941-1970)
Hoe hebben landen de universele toegang tot zorg weten te garanderen?
1. Bismarck -> systeem voor mensen met een laag inkomen. Deze vorm is gevolgd door Nederland
a. Sociale verzekering (speciale verzekering voor mensen onder een bepaalde loongrens)
b. Zorg werd een verzekerd recht
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hanouk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.