100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Fysiologie $7.03
Add to cart

Summary

Samenvatting Fysiologie

 5 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van de colleges Fysiologie. Onderwerpen: Homeostase, cardiovasculair stelsel, verteringsstelsel, zenuwstelsel, immuunstelsel, hormoonstelsel, urinestelsel en ademhalingsstelsel.

Preview 4 out of 62  pages

  • March 20, 2023
  • 62
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Hoorcollege 1: Homeostase
Homeostase = het verschijnsel dat allerlei factoren
in het inwendige milieu m.b.v. feedbacksystemen
op een bepaalde normwaarde gehouden worden.

De enige barrière van de cel naar de buitenwereld
is het celmembraan, opgebouwd uit fosfolipiden.
Het membraan is semipermeabel = deels
doorlaatbaar.

• De homeostase in een cel wordt gereguleerd m.b.v. de fosfolipidenbilaag, diffusie,
endocytose, exocytose en specifieke transporteiwitten.
• Een stabiel inwendig milieu voorkomt denaturatie van eiwitten en zorgt ervoor dat
cellen onder optimale conditie worden behouden.
• Homeostase is een dynamische conditie waarin alles fluctueert rondom een setpoint
binnen bepaalde marges. Voorbeeld: glucose level tussen de 70 en 110 mg glucose/dL.

Regulatie glucosehomeostase:
1. Bij hoge glucoseconcentratie in het bloed produceert de
pancreas het hormoon insuline -> opname van glucose
door spiercellen + opslag in lever na omzetting in
glycogeen
2. Bij lage glucoseconcentratie in het bloed produceert de
pancreas het hormoon glucagon -> omzetting glycogeen
in glucose -> uitscheiding in de bloedcirculatie

• De setpoint in de hypothalamus kan veranderen door een
pyrogeen (bijv. t.g.v. hyperpyrexia). Verder blijft de
setpoint in principe altijd hetzelfde
• De homeostase kan gecontroleerd worden door
metingen te doen aan het bloed, de bloeddruk, de
hartslag of de urine.

Regulatie cel – en lichaamshomeostase: De vloeistof invoer en uitvoer moeten met elkaar
overeenkomen om de vochtbalans in stand te houden.
1. Bij een overschot aan vloeistof wordt de osmolariteit van het plasma verlaagd, dat leidt
tot een verhoogde urineproductie
2. Bij een tekort aan vloeistof wordt de osmolariteit van het plasma verhoogd, dat leidt tot
een verlaagde urineproductie en een dorstreactie

Er zijn 2 typen lichaamsvloeistof:
1. Intracellulaire vloeistof (ICF) = een vloeistof die zich in de cellen bevindt -> hoog K+-
gehalte (2/3 van de lichaamsvloeistoffen)
2. Extracellulaire vloeistof (ECF) = een vloeistof die de cellen omgeeft -> hoog Na+-gehalte
(1/3 van de lichaamsvloeistoffen)



1

, • De extracellulaire vloeistof bestaat uit
plasma en de interstitiële vloeistof (tussen
cellen en weefsels).
• De interstitiële vloeistof (ISF) is een
uitwisselingsmilieu voor de cel die constant
in beweging is en wordt afgevoerd in het
lymfesysteem.
• De samenstelling wordt bepaald door het
plasma en geeft de cel zijn functie. Het
plasma is belangrijk voor de aan- en afvoer
van verschillende componenten.

• Vrouwen hebben meer vetweefsel (vaster) en mannen meer spierweefsel (meer
vloeistof). Daarom bevat een mannelijk lichaam meer vloeistof.

Verstoring van het homeostatische proces kan ontstaan door:
1. Fysische effecten (enorme hitte, zuurstofgebrek).
2. Veranderingen in het interne milieu (daling van glucoseconcentratie in het bloed t.g.v.
te weinig voedsel).
3. Fysiologische stress (te veel druk met school/ werk).

Feedbacksysteem:
Een variabele die afwijkt t.o.v. de setpoint wordt gedetecteerd door
een receptor. Vervolgens wordt er een signaal afgegeven aan de
hersenen (controlecentrum), die een standaard programmeren en
ervoor zorgen dat neuronen/ hormonen worden uitgescheiden. De
signalen worden opgevangen door een effector die correctie laat
plaatsvinden via negatieve feedback.
• Negatieve feedback = een proces waarbij een toename van het
resultaat een remming van het proces veroorzaakt
• Positieve feedback = een proces waarbij een toename van het
resultaat een bevordering van het proces veroorzaakt
(zwangerschap/ bevalling) -> uiteindelijk wordt de setpoint weer
bereikt d.m.v. negatieve terugkoppeling


Belangrijke termen:
• Variabele = alles dat veranderd en gemeten kan worden.
(bijv. temp., pH, BP, plasma glucose ect.)
• Set-point = optimale waarde
• Deviatie = afwijking van het set-point
• Effector = correctie/compensatie




2

, Zenuwstelsel Endocriene stelsel
Via neuronen en neurotransmitters Via klieren en hormonen
Elektrische impulsen en Blootstelling door gehele lichaam
neurotransmitter
Synapsen op specifieke doelcel Algemeen of specifiek effect
Lokaal effect
Snel (1-10 milliseconden) Langzaam (seconden-dagen)
Effect stopt snel wanneer de Effect gaat lang door nadat de
stimulus stopt stimulus stopt

Lichaamstemperatuur (Poikilotherms vs Homeotherms)
Afhankelijk van:
• Tijd van de dag
• Fysieke activiteit
• Menstruatiecyclus
• Leeftijd

Temperatuur effectoren:
1. Temperatuurdaling: vasoconstrictie (= belemmering warmteafgifte aan de huid) en
verhoogde warmteproductie (rillen, ‘foetus positie’).
2. Temperatuurstijging: vasodilatie (= warmteafgifte aan de huid), zweten, verlaagde
warmteproductie.

• Hyperthermia wordt veroorzaakt door langdurige blootstelling aan hitte en hoge
luchtvochtigheid en hypothermia wordt veroorzaakt door langdurige onderdompeling in
kou.


Wat homeostase met zich meedraagt:
1. Het kost enorm veel energie
2. Een feedback is niet geïsoleerd en kan ook effect hebben op andere systemen
3. Feedbacksystemen kunnen elkaar helpen of tegenwerken
4. Overmaat/ overtolligheid (andere systemen kunnen overnemen)




3

, Hoorcollege 2: Cardiovasculair stelsel
Het hart is het centrale orgaan voor de circulatie van het bloed
o De linkerventrikel (= linkerkamer) heeft een dikke, gepierde wand omdat het
betrokken is bij de grote bloedsomloop.
o De rechterventrikel heeft een dunnere wand omdat het alleen betrokken is bij de
kleine bloedsomloop.
o De hartkleppen voorkomen terugstroming van het bloed naar het hart. Vanaf de
aortaboog stroomt het bloed naar de orgaansystemen

Bloedsomloop: onderste holle ader -> rechteratrium -> rechterventrikel -> longen (bloed
wordt voorzien van zuurstof) -> linkeratrium -> linkerventrikel -> hart zelf + aortaboog ->
aorta -> arteriën -> arteriolen -> capillairen -> venulen -> venen.

Arteriën (= slagaders) en venen (= aders) zijn op dezelfde manier opgebouwd:




Er zijn een paar verschillen:
1. In arteriën zitten geen kleppen – in venen zitten kleppen, om te zorgen dat het bloed
niet terugstroomt.
2. Arteriën hebben een dikke wand vanwege de grote druk – venen hebben een dunne
wand vanwege de lage druk.

Arteriolen hebben een dunnere wand en zijn bekleed met een endotheellaag + gladde
spiercellaagjes (voor samentrekking). Capillairen bestaan alleen uit endotheelcellen.

De bloeddruk = de druk in de bloedvaten die nodig is om het bloed rond te pompen.
• Het bestaat uit de systolische druk/ bovendruk (= de druk waarmee het bloed in de
arteriën gepompt wordt, 120 mmHg) en de diastolische druk/ onderdruk (= de druk in
rust, 80 mmHg). In kleine bloedsomloop is de bloeddruk 25/10.
• De werking van de hartspier en de druk die daarbij ontstaat, is afhankelijk van het
slagvolume, de uitstotingssnelheid van het bloed en de compliance (= de rekbaarheid
van de arteriën).
• Hoe rekbaarder de arteriën, des te lager is de systolische druk
• Atherosclerose (= slagader verkalking) leidt tot bloeddrukverhoging, omdat de arteriën
stugger zijn en moeilijker kunnen uitrekken.



4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller roosbrink. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.03. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.03  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added