100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
Previously searched by you
[SAMENVATTING] F.G. Naerebout & H.W. Singor, De Oudheid. Grieken en Romeinen in de context van de wereldgeschiedenis (Amsterdam 2008). $4.28
Add to cart
Samenvatting van het boek De Oudheid. Grieken en Romeinen in de context van de wereldgeschiedenis. De samenvatting volgt de indeling van het boek en bevat een inhoudsopgave. Op de laatste pagina's (85 - 103) is bovendien een handige tijdlijn te vinden.
SAMENVATTING VAN F.G. NAEREBOUT
& H.W. SINGOR, DE OUDHEID. GRIEKEN
EN ROMEINEN IN DE CONTEXT VAN DE
WERELDGESCHIEDENIS (AMSTERDAM
2008).
2015 – 2016, Semester I
BACHELOR JAAR I
Lisa Jurrjens
,Samenvatting De Oudheid (2008)
Inhoudsopgave
Deel I Inleiding................................................................................................................2
Hoofdstuk 1 Bronnen en chronologie....................................................................................2
Hoofdstuk 2 De materiële grondslagen.................................................................................4
Deel II Vóór de 10de eeuw v.C........................................................................................7
Hoofdstuk 1 De prehistorie....................................................................................................7
Hoofdstuk 2 De vroege Euraziatsche eschavingen............................................................10
Deel III Van de 10de tot de 5de eeuw v.C.......................................................................16
Hoofdstuk 1 Historisch overzicht.........................................................................................16
Hoofdstuk 2 De grote maatschappelijke structuren............................................................26
Deel IV De 5de en 4de eeuw v.C.....................................................................................31
Hoofdstuk 1 Historisch overzicht.........................................................................................31
Hoofdstuk 2 De grote maatschappelijke structuren............................................................38
Deel V Van de 4de eeuw v.C. tot de 1ste eeuw n.C.........................................................44
Hoofdstuk 1 Historisch overzicht.........................................................................................44
Hoofdstuk 2 De grote maatschappelijke structuren............................................................56
Deel VI Van de 1ste tot de 6de eeuw...............................................................................66
Hoofdstuk 1 Historisch overzicht.........................................................................................66
Hoofdstuk 2 De grote maatschappelijke structuren............................................................72
Deel VII De 6de eeuw en later........................................................................................79
Bijlage: Tijdlijn.............................................................................................................85
Lisa Jurrjens 1
,Samenvatting De Oudheid (2008)
Deel I Inleiding
Hoofdstuk 1 Bronnen en chronologie
Bronnen
Praktisch alles kan als bron dienstdoen, of het nu als bron bedoeld is of niet.
Geschreven bronnen
Geschreven bronnen zijn de producten van alle menselijke schriftsystemen. Deze categorie
kan worden onderverdeeld in primaire bronnen, dat zijn bronnen die een directe neerslag van
het verleden vormen (‘documenten’), en in secundaire bronnen, dat zijn bronnen die bij wijze
van spreken reeds door een filter zijn gegaan (‘literaire bronnen’). De tweedeling primair-
secundair is niet absoluut, maar relatief: in welke categorie een bron wordt ingedeeld, hangt af
van de gestelde vragen. Voor de Oudheid beschikken we over een keur aan geschreven
bronnen. Inscripties, ofwel het zogenaamde epigrafisch materiaal, vormen een zeer rijke bron:
er zijn tienduizenden teksten van allerlei aard bekend. Geschreven bronnen van andere aard
dan inscripties zijn voor de wereld van de Oudheid zeer zeldzaam: papyrus, perkament en
papier of ander vergankelijk schrijfmateriaal, zoals hout, bamboe en zijde, zijn slechts zelden
bewaard gebleven. De enige uitzondering vormen de vele papyrusteksten die geconserveerd
zijn in woestijncondities in Egypte. Maar er zijn ook talrijke geschreven bronnen die niet
rechtstreeks, maar door overlevering tot ons zijn gekomen: de werken van dichters, filosofen,
historici, redenaars, enzovoort zijn voor het nageslacht bewaard gebleven door, vaak vele
malen opnieuw, overgeschreven te zijn.
Ongeschreven bronnen
De categorie van de ongeschreven bronnen is eveneens verder onder te verdelen, en wel in
twee subgroepen. Ten eerste zijn er de ‘voorwerpen’: alle zaken die uit het verleden zijn
overgebleven, van complete bouwwerken tot de kleinste bodemvondsten. Het gaat hierbij om
zowel dor mensen vervaardigde objecten (werktuigen, sieraden) als biologisch materiaal
(skeletresten, fossiele stuifmeelkorrels). Ten tweede zijn er door mensen vervaardigde
afbeeldingen. Let wel: kennis van de psychologische en cultureel-historische achtergronden
van de wijze van ‘verbeelden’ of ‘representeren’ in een bepaalde periode is een vereiste om
afbeeldingen uit die periode op een enigszins betrouwbare wijze te kunnen ‘lezen’.
In het algemeen moet worden opgemerkt dat het ongeschreven bronnenmateriaal
alleen de hoofdrol speelt, wanneer (leesbare) teksten ontbreken. De geschreven bronnen,
primair of secundair, blijven fundamenteel.
Chronologie
Relatieve en absolute datering
Alvorens bronnen gebruikt kunnen worden voor geschiedschrijving moeten ze gedateerd
worden. Bij het dateren wordt een onderscheid gemaakt tussen relatieve en absolute datering.
Relatieve datering geeft de ouderdom van feiten of objecten aan ten opzichte van andere
feiten en objecten, absolute datering ten opzichte van een vast punt in de tijd. Bij het gebruik
van absolute chronologie met, met als uitgangspunt het traditionele jaar van Christus’
Lisa Jurrjens 2
,Samenvatting De Oudheid (2008)
geboorte, dient men te beseffen dat in het verleden vele dateringssystemen gangbaar zijn
geweest die vanuit andere principes werkten.
Natuurwetenschappelijke dateringsmethoden
In het geval van objecten is in veel gevallen een absolute datering te bereiken met
natuurwetenschappelijke middelen die dienen om de leeftijd van die objecten vast te stellen.
Het bekendste procedé is de radiokoolstofdatering, de C14-methode. In organisch materiaal is
de resterende hoeveelheid C14 te meten, waar na enkele correcties een leeftijd resulteert die
wordt uitgedrukt in jaren BP. De C14-datering moet worden aangevuld met andere methoden,
waarvan de belangrijkste de dendrochronologie is: de studie van jaarringen in hout. De
dateringen zijn absoluut én van maximale precisie, maar is niet overal hetzelfde toepasbaar
door de verschillende klimatologische omstandigheden.
Lisa Jurrjens 3
,Samenvatting De Oudheid (2008)
Hoofdstuk 2 De materiële grondslagen
Fysische geografie
Klimatologische en geologische verandering
Er zijn enkele materiële factoren die van evident belang zijn voor de loop van de
geschiedenis. Deze factoren worden ook wel de ‘grondslagen’ van de geschiedenis genoemd.
De paleoklimatologie bestudeert het klimaat in het verleden: het klimaat is namelijk geen
onveranderlijk gegeven. Velerlei methoden maken het mogelijk klimaatsveranderingen op het
spoor te komen. Voor de geologie geldt hetzelfde als voor het klimaat. Belangrijke
geologische verschijnselen zijn aardbevingen en vulkanisme. Het betreft vaak rampen op een
dusdanige schaal dat we er in geologische, archeologische en historische bronnen vele sporen
van terugvinden.
Natuurlijke vegetatiezones en klimaatzones
In de afgelopen 5000 jaar is in Eurazië en het Middellandse Zeegebied van noord naar zuid
een drietal natuurlijke vegetatiezones te onderscheiden. Op veel plaatsen is de natuurlijke
vegetatie in verregaande mate vervangen door cultuurgewassen of anderszins aangetast: de
mens heeft door het bedrijven van landbouw het aanzien van het landschap ingrijpend
gewijzigd, en dat proces is al in de oudheid begonnen.
Landbouw en de pre-industriële economie
Carrying capacity
Landbouw is het door de mens manipuleren van andere levende organismen, zowel planten
als dieren, om in de eigen voedselvoorziening te kunnen voorzien. Belangrijk hierbij is het
concept van de carrying capacity, het draagvermogen van een bepaald milieu, dat wil zeggen:
de maximale bevolkingsdichtheid waarbij het natuurlijk evenwicht tussen milieu en
menselijke bevolking in stand blijft.
Ontstaan en verbreiding van de landbouw
Er bestaan verschillende hypotheses over het ontstaan van de landbouw. Eén hypothese gaat
uit van schaarste, dat wil zeggen: de bevolkingsdichtheid neemt toe of de natuurlijke
hulpbronnen nemen af. Landbouw is een manier om de schaarste het hoofd te bieden. Een
andere hypothese zoekt het in de wens een surplus te produceren: neemt vervolgens de
bevolkingsdichtheid toe zonder dat er expansiemogelijkheden zijn, dan is er geen weg terug.
Niet overal is het gebied en klimaat even gunstig voor de overgang naar landbouw. In eerste
instantie bloeit de landbouw op in het gebied dat bekend staat als ‘de Vruchtbare Halvemaan’.
Ongeveer 8.000 v.C. is daar het langdurige domesticatieproces van een aantal planten en
dieren voltooid. Vanaf 6.500 v.C. krijgt de landbouw vaste voet in Europa en Azië. Bij dit
alles gaat het niet om eenmalige gebeurtenissen, maar om een voortgaand proces. Nieuwe
gedomesticeerde dieren en gewassen blijven zich verspreiden. Bij de secondary products
revolution, die in feite geen revolutie was maar een langdurig proces, werden steeds meer
secundaire producten gewonnen uit de gedomesticeerde veestapel en uit gedomesticeerde
planten. Sedentaire beschavingen kwamen tot ontwikkeling aan de randen van het grote
Euraziatische continent. Er groeien twee economische stelsels: dat van veeteeltnomaden
Lisa Jurrjens 4
,Samenvatting De Oudheid (2008)
waarbij de natuurlijke hulpbronnen hoofdzakelijk geëxploiteerd worden, en dat van de
sedentaire landbouwers waarbij geïnvesteerd wordt. Beide stelsels leven veelal in symbiose.
Desalniettemin was er sprake van endemische conflicten tussen de haves van de periferie en
de have-nots uit het centrum van Eurazië.
Landbouwopbrengsten
Een door de landbouw vergrote carrying capacity betekende nog geen overvloed. Dat is
enerzijds een kwestie van demografische groei en anderzijds een gevolg van de vrij beperkte
mogelijkheden van de landbouw in het verleden. De opbrengsten lagen veel lager dan heden
het geval is. Dit kan liggen aan de opbrengst per plant: verschillende soorten planten hebben
een verschillend aantal korrels per aar. Het kan ook liggen aan de opbrengst per grondstuk:
productiviteit van de bodem kan verschillen, zo ook de omvang van de braak. Cruciaal is
verder de hoeveelheid zaaizaad per hectare. Er was natuurlijk niet overal sprake van lagere
opbrengsten: irrigatiegebieden als Mesopotamië en Egypte hadden veel grotere opbrengsten.
Nadelige gevolgen voor het milieu
Landbouw mag dan leiden tot vergroting van de carrying capacity, maar daardoor moet wel
een prijs worden betaald. In het algemeen geldt dat – met name het dankzij irrigatie en
bemesting in cultuur brengen van immense stukken steppe en woestijn – het Euraziatisch
landschap sterk getekend is door menselijk ingrijpen. Het gaat hier zo goed als altijd om door
de mens veroorzaakte verslechtering van het leefmilieu. In het algemeen geldt dat afnemende
complexiteit van het ecosysteem leidt tot afnemende stabiliteit van het systeem. Niet alleen
bodemkwaliteit en het aanzien van het landschap zijn door menselijk ingrijpen veranderd, ook
heeft de mens altijd al vervuilende stoffen in het milieu gebracht.
Uitwisseling
Voor de Oudheid moet men zich meestal een zogenaamde peasant-samenleving voorstellen:
boeren die zichzelf voeden én een surplus produceren. Uitwisseling in een peasant-
samenleving betekent dat het surplus wordt afgezet op een markt of toevloeit aan een
machtscentrum van waaruit redistributie plaatsvindt. Uitwisseling betekent ook interactie: er
worden niet alleen objecten of levende wezens verplaatst, maar er worden ook ideeën
overgedragen en invloeden uitgeoefend. Deze verplaatsing van organismen, goederen en
informatie, ofwel diffusie, is één van de belangrijkere exogene stimuli die tot
maatschappelijke verandering aanzetten.
De aard van de economie in de Oudheid
Elke algemene kenschets van de pre-industriële economie moet beginnen met de constatering
dat de landbouw de belangrijkste sector van de economie was. Ambacht, handel en
dienstverlening bleven altijd relatief marginaal. In het premoderne economisch denken
ontbreken elementaire begrippen uit de moderne economie als afschrijving, diepte-investering
of winstmaximalisatie. Men handelde er niet naar. Het was zeker niet een al te primitieve
economie: de agrarische sector kende wel degelijk voorbeelden van marktgerichtheid, en de
ambachten en handel waren essentieel voor de zich ontwikkelende geldeconomieën. In elke
premoderne economie is de koopkracht gering. De vraag blijft dus algauw achter bij het
Lisa Jurrjens 5
,Samenvatting De Oudheid (2008)
aanbod. Ook de bereidheid tot investeren is gering (‘money not spent is money earned’). Maar
ook het inkomen van de rijken wordt grotendeels consumptief besteed, in de vorm van
conspicuous consumption. Niet-consumptieve bestedingen worden veelal gestoken in
vergroting van het grondbezit: welvaart wordt namelijk meestal uitgedrukt in grond. Zeer
belemmerend voor de handel is de totale of vrijwel totale afwezigheid van giraal verkeer,
schuldbekentenissen, wissels, cheques en dergelijke. De geringe omvang van de
geldhoeveelheid (geld stond gelijk aan edelmetaal) vormde een grote rem op economische
groei. Bovendien probeerden de overheden zelden de economie te sturen. Agrarische normen
en waarden bleven dominant: het ideaal was (veel) grondbezit. Top van de maatschappelijke
piramide is een grond bezittende leisure class. Onder deze klasse bevinden zich zelfstandige
boeren, levend van eigen grond, en daaronder boeren in allerlei vormen van afhankelijkheid.
De moderne notie van industrie en handel als motoren van economische groei ontbreekt, de
idee van economische groei zelf is afwezig; wat een acquisitive mentality is genoemd
(tegenover een moderne productive mentality), prevaleert. Was de mentaliteit anders geweest,
dan nog was een aantal van de bovengenoemde hindernissen onneembaar gebleven. Er was
namelijk op het terrein van transport, maar ook op agrarisch vlak sprake van een
‘technologisch plafond’: (materiaal)kennis schoot te kort, en aldus bleven bepaalde dingen
onmogelijk.
Demografie
Grenzen aan groei
De beperkingen waaraan de voedselproductie onderhevig was, stelden strikte grenzen aan de
mogelijke bevolkingsgroei. Ook de ziekten die onder elke menselijke groep voorkomen, maar
vooral onder landbouwers, stonden een grote bevolkingsgroei in de weg. De mens kon weinig
uitrichten en had geen weet van besmettingsgevaar. Voedselgebrek en ziekte bewerkstelligden
dat het ‘demografisch plafond’ in zijn algemeenheid niet kon worden doorbroken.
Lisa Jurrjens 6
, Samenvatting De Oudheid (2008)
Deel II Vóór de 10de eeuw v.C.
Hoofdstuk 1 De prehistorie
Het Paleolithicum
De oorsprong van de mens
De oorsprong van de mens ligt in Afrika. Vier tot vijf miljoen jaar geleden leefde er de
Australopithecus (‘de aapmens van het zuiden’), bijna twee miljoen jaar geleden verscheen de
Homo habilis (‘de handige mens’) en rond 1,7 miljoen jaar geleden was er de Homo erectus
(‘de rechtopgaande mens’).
De moderne mens of Homo sapiens is sinds ca. 200.000 jaar geleden via één of meer
afstammingslijnen uit het type van Homo erectus voortgekomen. Het is onduidelijk of die
ontwikkeling in afzonderlijke, min of meer parallelle evoluties in Afrika, Azië en Europa
verliep, of dat de Homo sapiens alleen in Afrika tot ontwikkeling kwam en de oudere
menstypen verdrong. Hoe dan ook, rond 10.000 v.C. met het einde van de vierde ijstijd, was
de huidige vorm van de moderne mens overal op aarde doorgedrongen, met uitzondering van
de poolstreken, de grote woestijnen en Polynesië.
Economie en maatschappij
In de hele periode van het Paleolithicum leefde de mens in bands: egalitaire groepen van
hoogstens enkele tientallen mensen, zeker niet meer dan honderd. Immers, de carrying
capacity is in een economie van jagers-verzamelaars uiterst beperkt. Er moet sprake geweest
zijn van uitgekiende strategieën om te overleven: men probeerde met minimale inspanning en
minimale risico’s te voorzien in de behoeften aan voedsel, kleding, werktuigen, enzovoort.
Mobiliteit is in de economieën van jagers-verzamelaars een levensvoorwaarde. Naast
dat men erop uit trekt om in de voedselbehoeften te voorzien, trekt men er ook op uit om
contact te maken met andere bands om huwelijkspartners uit te wisselen: men spreekt dan van
een sociaal territorium.
Religie en kunst
Over de immateriële cultuur van de paleolithische mens is strikt genomen niets te bewijzen.
Men mag wel concluderen dat er zorg werd besteed aan de doden en dat deze misschien
belangrijkste overgang in een mensenleven ook in het Paleolithicum al met een zeker ritueel
omgeven was en daarmee het karakter van een zogenaamde rite de passage had.
Vanaf ongeveer 30.000 jaar geleden heeft de mens aantoonbaar kunstwerken (of
‘representaties’) voortgebracht. Het gaat bij deze representaties vooral om schilderingen in
grotten. Een religieuze betekenis ligt hier overal voor de hand. Bij bepaalde grotschilderingen
die zijn aangebracht diep in de rotsen, en dus niet op plaatsen die voor bewoning dienden,
denkt men aan jachtmagie.
Het einde van het Paleolithicum
De tijd tot ongeveer 9000 jaar geleden vormt een overgangsperiode waarin de bevolking
toenam en groepen jagers-verzamelaars sedentaire trekken gingen vertonen. Het terugwijken
van de ijskappen schiep de voorwaarden voor een gedeeltelijk vernieuwde flora en fauna: de
Lisa Jurrjens 7
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Annalisa21. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.