Drie domeinen ontwikkelingspsychologie
• Fysiologische ontwikkeling
• Cognitieve ontwikkeling
• Sociale en emotionele ontwikkeling
Stappen ontwikkelingspsychologisch onderzoek
1. Beschrijven ontwikkeling: systematisch stabiliteit en verandering over tijd beschrijven.
● Bijv. impulsiviteit neemt af gedurende de adolescentie en sensatie zoeken piekt rond
14 jaar en neemt dan ook (langzamer) geleidelijk af.
2. Begrijpen ontwikkeling: aantonen ontwikkelingsmechanismen/oorzaken
● Onderzoek naar ontwikkelingscascade; opeenvolging van gebeurtenissen die
verklaren waarom antecedent leidt tot uitkomst.
- Ontwikkelen zelfbewustzijn (2 jaar) →zelfevaluatie →trots, schaamte etc.
→kan leiden tot bijv. opscheppen
- Externaliserende problemen in kindertijd (e.g. agressief gedrag) →
academische problemen in adolescentie (i.e. slecht presteren op school)
→internaliserende problemen in volwassenheid (e.g. ontevreden over werk)
(Masten et al. 2005).
3. Optimaliseren ontwikkeling: hoe ondersteunen voor algemene en klinische populatie
Delay of Gratification: Marshmallow Test; exp. waarin kinderen de optie krijgen om direct een
marshmallow te eten of te wachten tot de begeleider terug is om er vervolgens een extra te
krijgen.
● Predictor voor volwassen functioneren
Deviancy training onderzoek: agressieve jongeren naar een soort militaire kamp te sturen om ze
manieren bij te brengen →averechts; jongeren werden agressiever, omdat ze elkaars gedrag juist
versterken op zo’n kamp.
Veel psychologische kennis is verkregen in WEIRD landen; Western, Educated, Industrialized, Rich
and Democratic.
● Dit wordt vaak ook onterecht gegeneraliseerd naar mensen uit andere landen.
Nature: Ontwikkeling bepaald door genetische aanleg (nativisme). Thomas Hobbes “bij
geboorte zijn er ‘predisposities’ bijv. egoïsme”. Rousseau: “mens is van nature goed”
Nurture: Ontwikkeling bepaald door omgeving (empirisme). John Locke “menselijke
geest is onbeschreven bij geboorte (Tabula rasa theorie), alle kennis is gevolg van
ervaring”.
Continue ontwikkeling: Ontwikkeling vindt geleidelijk plaats, zonder abrupte
veranderingen (e.g. ontwikkeling van een boom)
● Bijv. herkennen van gezichtsexpressies
● Dit is meestal het geval, maar wordt soms onderbroken door discontinuïteit (e.g.
groeispurt).
Discontinue ontwikkeling: Ontwikkeling is een opeenvolging van abrupte
veranderingen/stadia (e.g. ontwikkeling van een vlinder)
● Bijv. zelfherkenning (15-20 maanden); kinderen hebben pas na minimaal 15 maanden
ineens door dat er verf op hun neus zit door te kijken naar eigen spiegelbeeld
(rouge test).
, Belangrijkste principes van Baltes’ lifespan benadering
Ontwikkeling….
- Gedurende de hele levensloop
- Multidirectioneel en -dimensioneel
- Omvat vooruitgang (gains), maar ook stagnatie of achteruitgang (losses)
- Wordt gekenmerkt door plasticiteit (aanpassingsvermogen)
- Ingebed in sociale context
- Meerdere determinanten (nature vs. nurture)
- Multi-disciplinair
=====================================================================================
Hoorcollege 1b: Theorie en Methode (Sander Thomaes)
Beknopte geschiedenis van de (ontwikkelings)psychologie
Psychodynamische theorie (Freud): hoe kunnen we interne drijfveren en persoonlijkheid van
mensen begrijpen?
- ID, Ego en Superego theorie (achterhaald, maar wel baanbrekend!):
ID: driften en instincten (aangeboren; e.g. overlevingsdrang, seksuele drang etc.)
Ego: ratio (i.e. conventies en sociale regels)
Superego: geweten (i.e. geïnternaliseerde conventies en sociale regels
● Vroege ervaringen kunnen impact hebben op lange termijn ontwikkelingen
Behaviorisme: niet geïnteresseerd in diepste mentale processen en onbewustzijn, zoals Freud,
maar juist exclusief in gedrag dat objectief is te meten
- Pavloviaanse conditionering, Skinner’s bekrachtiging etc.
- Little Albert studies van John Watson: illustreert dmv klassieke conditionering dat angst kan
worden aangeleerd en afgeleerd
● Baby speelt met rat →Watson speelt gelijktijdig onprettig geluid af →naarmate tijd
speelt baby niet meer met de rat, want is bang voor geluid →generaliseerde ook naar
andere dieren).
Ethologische theorie: naast aangeleerd gedrag (behaviorisme) ook kijken naar aangeboren
gedrag. Oftewel, gedrag dat een bepaalde overlevingswaarde heeft.
● Konrad Lorenz’ imprinting; kuikens hechten zich in de kritieke periode (eerste 20 uur) aan
meest opvallende grote levende wezen dat in de buurt is. Dat kan dus ook een mens zijn!
● Harry Harlow: in een exp. scheidde hij resusaapjes van de moeder na de geboorte en
creëerde hij twee ouderachtige constructies; een met kippengaas en melk & een met
kippengaas en een warm dekentje. Welke kiezen ze? → vaakst constructie met dekentje →ze
zoeken eerder geborgenheid dan voeding. Daarnaast constateerde Harlow obv dit exp. dat
ouder-kind contact (dus niet bij je moeder worden weggehaald) essentieel is om later zelf
een goede ouder te worden en goed sociaal functioneren
- Behavioristen zouden zeggen constructie met melk, omdat voeding primair is en zorgt
voor nabijheid.
Gehechtheidstheorie (Johb Bowlby): gebrek aan ouderlijke liefde eerste levensjaren
→sociale/emotionele problematiek in latere levensjaren.
● Kinderen hebben aangeboren behoefte zich te binden, want dit heeft overlevingswaarde.
Sociaal leren theorie (Albert Bandura): kinderen leren niet alleen door belonen of straf, maar
ook door observeren en imiteren van anderen (aangeboren).
- Bobo doll experiment: kinderen imiteren hoe volwassenen omgaan met een bobo doll
Informatieverwerkingstheorie: net als een computer zijn mensen beperkt in informatie die ze
gelijktijdig aandacht kunnen geven en de snelheid hiervan. Input →Verwerking →Output.
- Voorbeeld onderzoek: onthouden stimuli: woorden vs. foto’s (input) → gemaakte fouten
(output) →informatieverwerkingsproces achterhalen adhv categorisatie van stimuli.
- Informatieverwerking is aangeboren en ontwikkelt zich geleidelijk door maturatie en ervaring
, itt bijv. Piaget’s stadia
- Zelf-modificatie: trail and error benadering, waardoor kinderen hun strategieën
optimaliseren.
Zelf-Determinatie theorie (Deci & Ryan): organismische ontwikkelingstheorie; kinderen zijn van
nature gedreven om te leren en zich te ontwikkelen obv drie centrale behoeften:
- Competentie: graag effectief willen kunnen handelen
- Autonomie: onafhankelijkheid
- Verbondenheid: hechte relaties hebben
→nurture beïnvloedt deze behoeften en kan problematiek veroorzaken.
METHODE
Hoe is wetenschappelijke kennis anders dan ‘een mening’?
- Systematiek in dataverzameling (grootte, representativiteit sample etc.)
- Objectiviteit vs. subjectiviteit
- Safeguard: peer review
Betrouwbaarheid = de mate waarin een meetprocedure consistente resultaten geeft
Validiteit = mate waarin een meetprocedure meet wat het beoogt te meten
Zelfrapportage:
- + Meten van subjectieve variabelen (meningen, gevoelens etc.)
- - Niet geschikt voor jonge kinderen
- - Gevoelig voor sociale wenselijkheid
- - Mensen zijn zich maar beperkt bewust van hun subjectieve ervaringen
Ouder/leerkracht/peer rapportage
- + Meten van gedrag in specifieke context (e.g. in de klas)
- - Ook gevoelig voor vertekening
Veel gebruikte onderzoeksdesigns:
Cross-sectionele methode; vergelijkt groepen proefpersonen van verschillende leeftijd:
- + makkelijk en snel uit te voeren
- - Moeilijk om onderzoeksgroepen te vinden die goed vergelijkbaar zijn en alleen verschillen
in leeftijd
- - Geeft geen inzicht in individuele ontwikkeling
Longitudinale methode; dezelfde proefpersonen worden herhaaldelijk gemeten
- + Kan individuele ontwikkeling in kaart brengen
- + Geeft inzicht in richting van associaties tussen variabelen (e.g. zorgt sociale acceptatie
voor zelfwaardering of andersom? Cross-sectionele methode kan geen richting geven en geeft
alleen de associate weer).
- - Duurt lang
Oorzakelijkheid
- Psychologen stellen vaak oorzakelijke (causale) vragen
- Correlaties geven geen inzicht in oorzakelijkheid (e.g. Krantenkop: ‘Kinderen die veel tv
kijken hebben later vaker een strafblad.´ Dit is een correlatie, maar niet
causaal/oorzakelijk)
Experimentele designs; voor het achterhalen van oorzakelijk verband (causaliteit)
- Participanten worden random toegewezen aan 2 of meer ‘condities’
, - Condities zijn identiek, behalve onafhankelijke variabele
- Leveren condities verschillende uitkomsten op? → oorzakelijk verband
=======================================================================================
Hoorcollege 2a (Anneloes van Baar)
Factoren die ontwikkeling beïnvloeden:
- Nature
- Nurture (context)
- Psychologische factoren (representaties): denk aan betekenisgeving, waarneming,
hechtingsstijl, eigenschappen, innerlijk etc.
Ontwikkelingsprocessen:
- Rijpen; biologische processen
- Leren; habituatie, conditioneren, observatie
- Kiezen; zelfregulatie (e.g. baby stopt met zuigen aan borst, omdat die genoeg
voeding heeft gehad)
Bewustzijnstoestand: de basis van reactiemogelijkheden (Wolff, Prechtl, Brazelton)
1. Diepe slaap; regelmatige ademhaling, geen (oog)-beweging (NREM), alleen
misschien af en toe een schrikreactie
2. Lichte slaap; wat onregelmatige ademhaling soms zuigbewegingen, vaak
oogbewegingen (REM) af en toe rustige bewegingen van armen en benen
3. Slaperig (Brazelton); ogen kunnen (half)-open of dicht zijn, als ze open zijn kijkt
het kind ook slaperig wat rustige bewegingen (deze toestand wordt niet door
Prechtl beschouwd als op zichzelf staande toestand die het andere gedrag van het
kind beïnvloedt).
4. Alert; wakker met heldere blik, weinig motorische activiteit
5. Mopperig; wakker met veel motorische activiteit, af en toe wat mopperige
vocalisatie
6. Huilen; intensief, echt huilen, vaak veel motorische activiteit
● Huilbaby: 3*3*3 = 3 weken, 3 dagen en 3 uur per dag huilen
● Huilen kan verschillende behoeftes en gevoelens duidelijk maken
● Huilen neemt meestal af na 3 a 4 maanden
Reflexen baby:
- Opstap, sta en loop reflex
- Zuigen
- Grijpreflex (wanneer je vinger in hand ligt)
- Babinski reflex; tenen buigen bij kietelen voet
- Moro reflex; komt door schrik van geluid of beweging
Zintuiglijke waarnemingsvormen eerste jaar:
- Visus
● Gezichtsscherpte neemt toe
● Diepte herkenning
● Patroonherkenning (voorkeur voor gezichten)
- Auditief; stem van moeder en eigen taal
- Tactiel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller literatuurlijstmanguy. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.54. You're not tied to anything after your purchase.