overzichtelijke en duidelijke samenvatting. alles wat je moet weten staat hierin aangezien het is gebaseerd op de toetsmatrijs. informatie uit lessen, hoorcolleges en boeken gecombineerd tot de beste samenvatting om dit blok te halen.
Screenen/ therapeutische indicatie
De screening is ervoor om te kijken of een patiënt op de juiste plek is. Een screening is klaar
wanneer je een besluit pluis/ niet-pluis kan maken. Je blijft na de screening ook alert op
eventuele rode vlaggen. De stappen van een screeningsgesprek zijn als volgt:
- Toelichting van de werkwijze en de reden van screening.
- Reden van komst, ontstaan van nieuwe of oude klachten, hulpvraag en de
verwachting uitvragen.
- Screening op relevante rode vlaggen
- Het resultaat van de screening meedelen (niet-pluis). Anders pas na het lichamelijk
onderzoek.
- Toestemming vragen voor rapportage naar de huisarts.
Wanneer 1 of meerdere symptomen niet verklaarbaar zijn, is alertheid geboden.
Wanneer de screening pluis is: de fysiotherapeut kan helpen. Eventueel patiënt
doorverwijzen naar een collega omdat dat zijn of haar specialisatie is.
Wanneer de screening niet-pluis is: u bent hier niet op de juiste plek. Iemand anders kan u
beter helpen. Hierbij volgt een slecht nieuw gesprek:
- Klap uitdelen, slecht nieuws brengen
- Patiënt laten reageren
- Klap/reactie
CEGS en hulpvraag
Tijdens de anamnese kan je gebruik maken van de ezelsbruggetjes LOFTIG en CEGS. Zo kun
je de hulvraag goed in kaart krijgen.
LOFTIG staat voor:
Lokalisatie: waar heeft u last van?
Ontstaanswijze: hoe is het ontstaan?
Functiestoornissen: welke beweging(en) gaat nu niet meer?
Tijdsverloop: sinds hoelang heeft u last?
Intensiteit: hoeveel pijn op schaal van 1 tot 10?
Geschiedenis: heeft u eerder last gehad van deze klacht?
CGES staat voor:
Cognitief: hoe denkt u zelf over de klacht?
Emoties: hoe voel je je erbij?
Gedrag: vermijd u activiteiten of gaat u over grenzen heen?
Sociaal: ervaart u steun van de mensen om u heen?
Risico factoren voor het ontwikkelen van klachten in de nek-, schouder- en armgebied, dit
noemen we ook wel KANS, we kijken altijd naar de 5W’s:
1. Werkdruk: wanneer de werkdruk hoog is worden er onvoldoende pauzes genomen,
waardoor de spieren en pezen geen kans krijgen om zich te herstellen.
2. Werkorganisatie: werk waarbij je eenzijdige belasting hebt voor spieren en pezen.
Deze factor lijkt versterkt te worden in situaties waarin mensen weinig of geen
invloed hebben op de indeling van hun werk en de werksfeer.
, 3. Werktijden: bij lange werkdagen, lang achter elkaar dezelfde beweging in eenzelfde
houding neemt de kans op klachten toe.
4. Werkplek: een slecht ingestelde werkplek, opstelling beeldscherm, toetsenbord en
muis, stoelen die niet in hoogte verstelbaar zijn, geen steun geven of armsteunen
missen, verkeerde hoogte van tafel en een koude werkomgeving vormen allemaal
factoren die klachten kunnen veroorzaken.
5. Werkwijze/werktechniek: slechte houding bij het zitten, slechte techniek bij typen of
bedienen van de muis, onvoldoende rustpauzes nemen, onjuist gebruik stoel,
onvoldoende afwisseling binnen het werk vormen een risico voor klachten.
Nociceptieve pijn en nociplastische pijn
Pijn is een sensorische prikkel. Het is dimensionaal, meerdere factoren spelen een rol bij
pijn. Pijn is verdeeld onder 2 soorten:
- Acute pijn: komt snel en gaat naar verloop van tijd weer weg.
- Chronische pijn: langdurige aanhoudende pijn. Het kan ontstaan door nociceptieve
pijn (weefselschade), neuroplastische pijn (zenuwweefsel) of nociplastische pijn
(centrale sensitisatie), neuroplastische pijn bestaat uit centrale en perifere pijn.
Emoties, cognities en gedrag hebben invloed op pijn.
Weefselschade is een mechanische, thermische of chemische prikkel, noxische prikkel.
Nociceptie zorgt voor acute of secundaire pijn. Primaire pijn is een noxische prikkel, het is
een scherpe gelokaliseerde prikkel die info geeft over de plaats en de ernst (A-delta vezel).
Secundaire pijn is een ontstekingsreactie die diffuus en emotioneel is (C-vezel). Secundaire
pijn, bij weefselschade komen stoffen vrij in het weefsel, waardoor de C-vezel vrij komt en
een signaal stuurt naar het ruggenmerg en vervolgens terug naar de vezel. De stof die hierbij
vrijkomt heet substance P, ontstekingsreactie wordt hierdoor groter, maar de
prikkeldrempel lager. Dit noemen we perifere sensitisatie. Een verhoogde gevoeligheid voor
nociceptieve prikkels noemen we hyperalgesie.
De plek van de schade noemen we ook wel perifeer, dit wordt via je zenuwbanen
doorgegeven aan je ruggenmerg, in je ruggenmerg is de pijnverwerking. Dit gaat vervolgens
door naar je hersenstam en het eindigt allemaal in je hersenen. De pijnprikkel kunnen
worden gewijzigd, te vergelijken met een poort die open en dicht gaat. Wanneer de poort
van een onschadelijke prikkel opengaat, dan gaat de poort van de pijnlijke prikkel dicht
hierdoor gaat deze prikkel niet meer naar de hersenen en wordt de pijn niet gevoeld -->
poorttheorie. Enkafine is een pijn remmende stof.
A-vezels geven aan waar de schade is en die komen aan in je gewaarwording. Je C-vezels
schakelen zich vaak over en gaan naar je emotionele systeem in je hersenen. Op je C-vezels
heb je meer invloed. Het pijn dempende systeem noemen we diffuse noxische inhiberende
controle.
Je kan denken dat iets pijn doet en het doet ook pijn, maar je kan ook denken dat iets pijn
doet terwijl dat geen pijn doet. Je hersenen laten je soms dingen geloven die niet altijd waar
zijn, omdat ze altijd met prikkels bezig zijn.
,Hygiëne, afweer en infecties
Een besmetting is het in contact komen met een micro-organisme. Er zijn verschillende
manieren hoe een organisme je kan besmetten:
- Enteraal: via het maag en darmstelsel.
-Faecaal-oraal, organisme komt vanuit ontlasting in de mond.
- Parenteraal: anders dan via het maag en darmstelsel.
-Aerogeen, via de lucht
-Cutaan, via huidcontact
-hematogeen, via bloed
-genitaal, via de slijmvliezen van de geslachtsorganen.
Pathogenen zijn ziekteverwekkers die zich in het lichaam kunnen vermenigvuldigen, een
ontstekingsreactie kunnen geven, en symptomen kunnen veroorzaken die horen bij de
betreffende infectieziekte. Niet elke besmetting van een pathogeen leidt tot een infectie.
Een infectie is een besmetting met bacteriën of virussen die kan leiden tot een ziekte of een
ontsteking. Een ontsteking die van binnenuit ontstaat noem je een steriele ontsteking. Een
bacterie is een eencellig micro-organisme, het is een levende cel, dit geld niet voor een virus.
Ons afweersysteem kan je verdelen in aangeboren afweer en verworven afweer. De
aangeboren afweer is aspecifiek, reageert op meerdere soorten ziekteverwekkers, deze
komt snel op gang. De verworven afweer is specifiek, reageert op 1 type ziekteverwekker.
Komt langzaam op gang. De verworven afweer heeft 2 systemen:
- Cellulaire afweer: richt zich voornamelijk op cel gebonden antigenen. De T-
lymfocyten spelen voornamelijk een rol. De t-helper cel zet andere cellen aan om op
te starten, en deelt zich in T-helpercellen en T-geheugen cellen voor een betere
reactie bij een volgende besmetting. De T-cytotoxische T-lymfocyt vernietigen
geïnfecteerde cellen. De T-supressor cel sust de boel wanneer dit weer nodig is.
- Humorale afweer: richt zich op ‘vrije’ antigenen, bewegen vrij door bloed, vocht. Hier
spelen voornamelijk de B-lymfocyten een rol. Na het eerste contact van antigen met
B-lymfocyten vermenigvuldigt deze zich in plasmacellen (produceren antilichamen)
en in geheugencellen (voor een snellere reactie bij een volgende infectie).
Vormen van immuniteit:
- Natuurlijk actieve: je loopt een ziekte op, je maakt geheugencellen/ antistoffen.
- Natuurlijk passieve: moedermelk
- Kunstmatig actieve: vaccinatie
- Kunstmatig passieve: serum
Hepetites A: een virus dat vooral invloed heeft op de lever. Kan geel zucht veroorzaken.
Hepetites B: een infectie die invloed heeft op de lever, kan ook chronische ziekte
veroorzaken. Kan zorgen voor geelzucht, donkere urine, vermoeidheid, misselijkheid en
overgeven, buikpijn. Je kan hepatitis B via hematogeen, genitaal en perinataal oplopen.
, Specifieke tests van schoudergordel/ elleboog/
onderbeen/ enkel/ voet
Regio elleboog:
De elleboog is een complex “scharnier”-gewricht dat bestaat uit drie verschillende
individuele articulatios, namelijk het:
- Art. humero-ulnaris
- Art. humeroradialis
- Art. radio-ulnares proximales
In het elleboog gewricht is een flexie-extensie en pro-supinatie beweging mogelijk. De 4
voornaamste spiergroepen zijn de elleboog-flexoren, de elleboog-extensoren, de
pols-extensoren en de pols- flexoren/pronatoren.
Varuss stress test: testen van de integriteit van het laterale collateraalbandapparaat
van art. cubiti.
Uitvoering:
- De ellenboog van de client wordt in 10 graden flexie gebracht, waarbij de
bovenarm geendoroteerd is en de onderarm is geponeerd.
- De elleboog wordt manueel onder varustress gebogen.
De test is positief bij toename van de bewegingsuitslag t.o.v. de andere elleboog.
Valgus stress test: testen van de integriteit mediale collatoraalband van de art. cubiti
Uitvoering:
- De hand van de therapeut omvat de onderarm t.h.v. de pols.
- De andere hand geeft constante druk naar ventraal.
- De arm van de client wordt in maximale exorotatie gehouden.
- Je voert onder constante druk een extensie uit.
De test is positief bij pijn of herkenbare klachten in traject 80-120 graden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FYSIO030. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.23. You're not tied to anything after your purchase.