Samenvatting financial accounting
H12: instandhoudingsdoelstellingen en waarderingsgrondslagen
Een winstbepalingsstel is opgebouwd uit twee elementen: de instandhoudingsdoelstelling en
waarderingsgrondslag.
Om de winst te kunnen bepalen, moet dus gedefinieerd worden welk bedrag aan het einde van de
periode in de onderneming dient te blijven om haar in dezelfde positie te houden als waarin zij zich
aan het begin van de periode bevond. Dit bedrag is afhankelijk van de gekozen instandhoudings- of
handhavingsdoelstelling van de onderneming.
1. De nominalistische winstopvatting houdt in dat de onderneming weer in dezelfde positie is,
als in geld gemeten de beginsituatie hersteld is. Het nominalisme houdt bij de winstbepaling
geen rekening met de gevolgen van prijswijzigingen van de voorraad productiemiddelen.
2. Het substantialisme stelt dat de onderneming in hoeveelheid productiemiddelen (de
substantie) gemeten weer in de beginsituatie dient te zijn, alvorens er sprake is van winst. De
instandhoudingsdoelstelling is het complex van de materiële activa van de onderneming. Bij
substantialisme is niet ieder overschot boven het begin eigen vermogen winst; een gedeelte
van dat overschot is gebonden aan de onderneming om vervanging van het complex van
materiële activa tegen gestegen prijzen te waarborgen.
Het verschil tussen beide winstbedragen is het bedrag waarmee de inkoopprijs is gestegen tussen
het moment van inkoop en dat van verkoop. Deze inkoopprijsstijging wordt het in de betreffende
periode gerealiseerde voorraadresultaat genoemd.
3. Instandhoudingsdoelstelling de handhaving van de koopkracht van het eigen vermogen =
met welk bedrag dient het eigen vermogen toe te nemen om de stijging van het prijspeil
(inflatie) te compenseren. Uitgangspunt = eigenaren ipv onderneming. Als maatstaf hiervoor
zou een algemeen prijsindexcijfer (bijvoorbeeld dat voor de gezinsconsumptie) genomen
kunnen worden, dat de prijsontwikkeling van een pakket goederen of diensten weergeeft.
Het historischekostenstelsel baseert zich op werkelijke betaalde prijzen en is zodanig vrij van
schattingen. De waardering geschiedt tegen de oorspronkelijk betaalde prijs verminderd met de
reeds gedane afschrijvingen, die gebaseerde zijn op de oorspronkelijke aanschafprijs.
Fifo (voorbeeld blz. 263)
Bij de fifo-methode geldt de boekhoudkundige veronderstelling dat de eerst ingekochte goederen
ook weer het eerst worden verkocht. De gerealiseerde voorraadresultaten worden tot de winst
gerekend; er is dan ook sprake van een nominalistische winstbepaling.
Gemiddelde inkoopprijs (voorbeeld blz. 264)
Bij de gemiddelde-inkoopprijsmethode wordt als basis voor de waardering en winstbepaling de
gewogen gemiddelde inkoopprijs van de voorraad genomen. Deze wordt dus na iedere inkoop
aangepast. (overwegend nominalistisch)
, Lifo (voorbeeld blz. 265 en 266)
Bij de lifo-methode wordt uitgegaan van de boekhoudkundige veronderstelling dat de laatst
ingekochte goederen het eerst worden verkocht.
Individueel Lifo:
Bij individueel lifo wordt per transactie bekeken welke voorraad op het moment van verkoop het
meest recent is ingekocht; deze voorraad wordt dan geacht te zijn verkocht. (overwegend
substantialistisch)
Collectief lifo: bij collectief lifo wordt aangenomen dat de laatst in de betreffende periode
ingekochte voorraden in die periode zijn verkocht, ongeacht de volgorde van in- en verkopen.
Tegenovergestelde van FIFO. (grotendeels substantialistisch)
Ijzerenvoorraadstelsel
De ijzeren voorraad is de voorraad die noodzakelijk is om de
normale bedrijfsactiviteiten te kunnen uitoefenen. Ten aanzien
van deze voorraad worden de voorraadresultaten geheel
geëlimineerd door deze voor een vast prijs in de balans op te
nemen. Als vast prijs wordt de voor de ijzeren voorraad
betaalde inkoopprijs genomen. Bij oplopend prijspeil wordt er op
de ijzeren voorraad dan ook geen winst geconstateerd.
(substantialistisch)
Indien de werkelijke voorraad groter is dan de ijzeren voorraad,
spreken we van een surplus. Is de werkelijke voorraad kleiner
dan de ijzeren voorraad, dan is er sprake van een manco.
In tijden van prijsstijging schuilen er bij toepassing van historische kosten stille reserves in de
materiële activa : ze staan in de balans voor een lager bedrag dan de op dat moment geldende
inkoopprijs.
Minimumwaarderingsregel vast activa
Voor de vaste activa moet bekeken worden of de realiseerbare waarde (de hoogste van de directe en
de indirecte opbrengstwaarde) lager is dan de boekwaarde op historische kostenbasis.
- Kostprijs
- Lagere realiseerbare waarde: directe opbrengstwaarde, indirecte opbrengst
(bedrijfswaarde), realiseerbare waarde
Bij het historische kostenstelsel wordt in tijden van prijsstijging de rentabiliteit dan ook te hoog
voorgesteld: de winst wordt te hoog weergegeven en het eigen vermogen te laag.
Voorraadresultaten worden tot de winst gerekend en in het vermogen schuilen stille reserves. De
winst wordt te hoog voorgesteld en het vermogen te laag. De oplossing hiervoor is het
vervangingswaardestelsel.
Het vervangingswaardestelsel slaagt erin om zowel de voorraadresultaten uit de winst te elimineren,
als de stille reserves uit de waardering te halen. Zowel voor de waardering als voor de winstbepaling
wordt uitgegaan van de vervangingswaarde: dit is de actuele prijs op de inkoopmarkt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bregjesloots224. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.42. You're not tied to anything after your purchase.